Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 6: Basisstof 4 + 5

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1445 woorden
  • 16 maart 2015
  • 191 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
191 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Opdracht 11

1. Welk deel van de hersenen kan als voortzetting van het ruggenmerg worden beschouwd? 

- De Hersenstam

2. Hoe komt het dat je je van een prikkel bewust wordt?

- Doordat de impulsen van deze prikkel in de grote hersenen worden verwerkt. 

3. Waardoor worden de impulsen verwerkt die tot een bewuste gewaarwording leiden, in de schors of in het merg van de grote hersenen? Leg je antwoord uit. 

- In de schors, want daar liggen de cellichamen van de schakelcellen van de grote hersenen. 

4. Ik welk spraakcentrum heeft Lisanne een beschadiging opgelopen? En in welk spraakcentrum heeft Anet een beschadiging opgelopen?

- Sensorisch Spraakcentrum: Anet

- Motorisch Spraakcentrum: Lisanne

5. Liggen de gezichtscentra aan de voorkant of aan de achterkant van de grote hersenen?

- Aan de achterkant. 

6. Er zijn mensen blind geworden nadat ze bij een val op hun achterhoofd terechtkwamen. Leg dat uit. 

- Bij een val op het achterhoofd kunnen de gezichtscentra worden beschadigd. Als daardoor in de gezichtscentra geen impulsen meer kunnen worden verwerkt, is de persoon blind geworden. 

7. In afbeelding 13 is een rechterhersenhelft schematisch getekend. In welk van de aangegeven delen ontstaan de impulsen voor een gewilde beweging?

- In deel 1 (de schors van de hersenen).

8. Wat is de functie van de kleine hersenen?

- De kleine hersenen zorgen voor de coördinatie van alle bewegingen van je lichaam. 

9. Bij een man zijn de kleine hersenen aangetast door een gezwel. Als deze persoon een kopje wil pakken, schiet zijn hand te ver door. Leg uit hoe dit wordt veroorzaakt. 

- Door het gezwel werken de kleine hersenen niet goed meer. De bewegingen van deze persoon worden dan niet goed meer gecoördineerd, waardoor zijn hand bij het pakken van een kopje te ver kan doorschieten. 

10. Tijdens een volleybalwedstrijd maakt speler A een smashbeweging naar rechts en tikt op het laatste moment de bal naar links. Speler B van de tegenpartij doorziet de schijnbeweging, duikt naar de juiste plek en speelt de bal naar een teamgenoot. Worden tijdens deze actie bij speler A impulsen via de hersenstam voortgeleid? En via de kleine hersenen?

- Bij speler A worden zowel via de hersenstam als via de kleine hersenen impulsen voortgeleid. 

11. Worden bij speler B tijdens het spelen van de bal naar een teamgenoot impulsen via de gevoelscentra van de grote hersenen voortgeleid? En via bewegingscentra?

- Bij speler B worden zowel via gevoelscentra als via bewegingscentra van de grote hersenen impulsen voortgeleid. 

Opdracht 12:

1. Noem drie soorten stoffen die de werking van de hersenen beïnvloeden.

- Medicijnen, alcohol en drugs. 

2. Op welke manier kan morfine pijn bestrijden? 

- Morfine zorgt ervoor dar in de hersenen geen pijngewaarwording plaatsvindt. 

3. Bij het gebruik van bepaalde medicijnen wordt afgeraden aan het verkeer deel te nemen. Leg uit waarom. 

- Door het gebruik van bepaalde medicijnen nemen je waarnemingsvermogen en je reactievermogen af. Je merkt dingen niet op, of je merkt ze te laat op. Zeker in het verkeer is dit levensgevaarlijk. 

4. Leg uit met behulp van afbeelding 15 waarom de regels voor beginnende bestuurders van motorvoertuigen strenger zijn. 

- De bevolking bestaat voor 4% uit jonge mannen.  Het aandeel jonge mannen (beginnende bestuurders) dat betrokken is bij alcoholverkeersslachoffers is veel groter (76%). Daarom mogen beginnende bestuurders minder alcohol in hun bloed hebben. 

5. Blijkt uit de tekst dat alcohol invloed heeft op de grote hersenen? Leg je antwoord uit. 

Ja, want in de tekst staat dat Hans alles minder goed zag en hoorde, en dat hij traag reageerde. Bij het waarnemen en het reageren zijn de grote hersenen betrokken. 

6. Blijkt uit de tekst dat alcohol invloed heeft op de kleine hersenen? Leg je antwoord uit. 

- Ja, want in de tekst staat dat het vermogen om spieren te coördineren door de alcohol is verminderd. De kleine hersenen coördineren de bewegingen. 

Opdracht 13: 

Lees de artikelen van afbeelding 18 en 19 van je handboek en maak de zinnen af. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 17.

Jongeren die vroeg beginnen met alcohol lopen meer risico's dan volwassenen die alcohol drinken. Alcohol heeft een slechte invloed op je schoolresultaten, wat voor je verdere leven gevolgen kan hebben. Jongeren gaan vaker uit dan volwassenen. Daardoor lopen zij ook meer risico's op onveilige seks en agressie. Onder invloed van alcohol komt dit nog vaker voor. Alcohol in combinatie met onervarenheid is ook een extra groot risico voor de verkeersveiligheid. Door op jonge leeftijd te drinken, lopen jongeren ook meer kans om verslaafd te raken dan volwassenen. Andere lichamelijke effecten van alcohol zijn: een geremde botontwikkeling en een verstoorde seksualiteit. Je hersenen zijn tot je 24e jaar in ontwikkeling. Door overmatig drankgebruik (5 of meer glazen per keer) kan op jongere leeftijd blijvende hersenschade ontstaan waardoor je later bijvoorbeeld geheugenstoornissen kunt krijgen. Het lichaam van een jongere is ook gevoeliger oor een black-out en een alcoholvergiftiging. Ben je jonger dan 16 jaar, drink dan geen alcoholhoudende dranken. Ben je 16 jaar of ouder, drink dan als jongen niet meer dan twee glazen alcoholhoudende drank per keer en als meisje niet meer dan één glas per keer. 

Basisstof 5: De weg die impulsen afleggen

Opdracht 15:

Je schrijft een opstel. Je ziet plotseling dat je pen vlekt en pakt snel een andere pen. Beantwoord de volgende vragen.

1. Is deze handeling een bewuste reactie of een reflex? Leg je antwoord uit. 

De antwoorden gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

1. Is deze handeling een bewuste reactie of een reflex? Leg je antwoord uit. 

- Een bewuste reactie. Deze handeling treedt op nadat je hebt gezien dat de eerste pen vlekt. Deze handeling is geen vaste reactie op het zien van vlekken.

2. Beschrijf in ten minste zes stappen de weg waarlangs impulsen worden voortgeleid bij deze handeling.

- Zintuigcellen in de ogen -> gevoelszenuwcellen -> schakelcellen in de hersenstam -> gevoelscentra in de grote hersenen -> bewegingscentra in de grote hersenen -> schakelcentra in de kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg -> bewegingszenuwcellen -> armspieren.

3. Noem twee functies van de grote hersenstam bij deze handeling. 

- Impulsen verwerken die afkomstig zijn van zintuigcellen in de ogen.

- Impulsen laten ontstaan die leiden tot het samentrekken van de armspieren

4. Wat is de functie van de kleine hersenen bij deze handeling?

- Alle bewegingen coördineren.

5. Wat is de functie van de hersenstam bij deze handeling? 

- Impulsen geleiden naar de grote hersenen en van de grote hersenen weg. 

Opdracht 16:

1. Wat is een reflex? 

- Een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. 

2. Wat is een reflexboog? 

- De weg die impulsen afleggen bij een reflex.

3. Iemand trapt op een punaise. Tijdens de reflex die daarop volgt, wordt het been omhooggetrokken. Beschrijf de reflexboog waarlangs de impulsen worden voortgeleid bij deze reflex. 

- Zintuigcellen in de voet -> gevoelszenuwcellen -> schakelcellen in het ruggenmerg -> bewegingszenuwcellen -> beenspieren.

4. Het knipperen met de ogen wordt ooglidreflex genoemd. Deze reflex kan bijvoorbeeld optreden als iemand een slaande beweging naar je ogen maakt. Wat is in dit geval de functie van het ooglidreflex. 

- De ogen beschermen tegen beschadiging. 

5. De ooglidreflex kan ook optreden als de buitenste laag van de ogen te droog wordt. De zenuwuiteinden in de buitenste laag van het oog worden dan geprikkeld. Van welk type zenuwcellen maken deze zenuwuiteinden deel uit? 

- Van gevoelszenuwcellen

6. De impulsen die de ooglidreflex laten optreden, worden door een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel geleid. Welk deel van het centrale zenuwstelsel is dit? 

- De hersenstam

7. Vier delen van het zenuwstelsel zijn: bewegingszenuwcellen - gevoelszenuwcellen - grote hersenen - ruggenmerg. Door welke drie van deze delen worden de impulsen geleid die de omkeerreflex veroorzaken? En in welke volgorde? 

- Gevoelszenuwcellen -> Ruggenmerg -> Bewegingszenuwcellen.

8. Is het mogelijk dat een patiënt tijdens de behandeling deze hand in een reflex terugtrekt? Leg je antwoord uit. 

- Nee, want er kunnen geen impulsen via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg worden geleid/.

9. Is het mogelijk dat de patiënt tijdens de behandeling deze hand bewust terugtrekt? 

- Ja, want er kunnen wel impulsen vanuit de grote hersenen via het ruggenmerg en de bewegingszenuwcellen naar de armspieren worden geleid. (De bewegingszenuwcellen zijn niet uitgeschakeld.)

Opdracht 17: 

Streep de foute antwoorden door.

De arm die links is getekend.   De arm die rechts is getekend

Q R S

P Q R S

Ja     Nee

 

REACTIES

A.

A.

Dankzij dit heb ik altijd de antwoordenvoor mijn huiswerk, bedankt ??

8 jaar geleden

S.

S.

Dankjjjj vo dittt mrr hbj ni van hormonenstelsel ???

7 jaar geleden

R.

R.

Dit is echt geniaal, thanks man!

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.