Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan door Louis Couperus

Beoordeling 6
Foto van een scholier
Boekcover Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 6239 woorden
  • 5 oktober 2003
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 6
38 keer beoordeeld

Boekcover Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan
Shadow

Een groot geheim verbindt de families Takma en Steyn de Weert. Lang geleden, toen zij nog in Indië woonden, is er een mysterieuze moord gepleegd, waar niemand over wil praten. Met zijn dagelijkse bezoeken aan de moeder van Ottilie bezegelt de stokoude heer Takma hun stilzwijgen. Ze hopen hun geheim in het graf mee te nemen, maar als de zoon van Ottilie wil trou…

Een groot geheim verbindt de families Takma en Steyn de Weert. Lang geleden, toen zij nog in Indië woonden, is er een mysterieuze moord gepleegd, waar niemand over wil prate…

Een groot geheim verbindt de families Takma en Steyn de Weert. Lang geleden, toen zij nog in Indië woonden, is er een mysterieuze moord gepleegd, waar niemand over wil praten. Met zijn dagelijkse bezoeken aan de moeder van Ottilie bezegelt de stokoude heer Takma hun stilzwijgen. Ze hopen hun geheim in het graf mee te nemen, maar als de zoon van Ottilie wil trouwen kan het niet langer verborgen blijven. Dan pas wordt duidelijk hoezeer de vreselijke gebeurtenis uit het verleden nog altijd mensen met elkaar verbindt en dat de dingen van vroeger nog niet voorbij zijn gegaan. 

Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan door Louis Couperus
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Onderdeel 1 Analyseverslag Het onderwerp (Thema) Achter het thema van het boek kom je redelijk snel. De titel van het boek helpt hier ook een handje bij. Uit de titel kun je namelijk al afleiden dat het iets te maken heeft met oud zijn/worden en ‘de dingen die voorbij gaan’. Als benaming voor het thema zou ik dus kiezen voor ‘de voorbijgaande tijd’. Hoewel het thema nogal negatief klinkt, vind ik het toch uitermate boeiend. De voorbijgaande tijd is dan ook een prachtige aanleiding voor verschillende filosofische denkbeelden. Wat is bijvoorbeeld ‘tijd’? Wat bepaald de snelheid waarmee het aan je voorbij gaat? En natuurlijk: “Is de tijd te beïnvloeden?”. Vele van de personages in het boek zouden graag willen dat ze de tijd konden beïnvloeden, hoewel dit uiteraard (nog steeds) niet mogelijk is. Een kleine teleurstelling is uiteraard dat het boek geen antwoord biedt op de zojuist genoemde vragen, maar dit had ik dan ook niet verwacht. Wel komt het voorbij gaan van de tijd als thema vaak in het boek voor. Lot die weer eens klaagt over ouder worden en de drie bejaarden (grootmoeder Ottilie, dokter Roelofsz en meneer Takma) die toch liever dood zijn. De gedachten van de personages (over het thema) komen uitgebreid aan bod en het boek is dan ook een psychologische roman. En juist dit stuk psychologie aan het boek vind ik erg boeiend. Weten wat er in het hoofd van een ander omgaat is iets wat mij enorm fascineert. In een zekere zin ligt dit onderwerp buiten mijn belevingswereld, omdat ik me nog maar weinig bezig houdt met ouder worden en eigenlijk al helemaal niet met de voorbijgaande tijd. Ik, als jongere, richt mij meer op het heden en de toekomst. Hoewel ik toch ook al wel iets verneem van het ouder worden en het voorbij gaan van de tijd. Maar in plaats van ‘ouder worden’ spreek ik op mijn leeftijd liever van ‘volwassen worden’. Met het voorbij gaan van verjaardagen, merk je dat je ouder wordt en steeds dichter bij een volgende fase in het leven komt. Op mijn leeftijd is dat nog iets om naar uit te kijken, maar Lot (Charles) ziet er erg tegenop. Hij is al ouder en haat het voorbij gaan van de tijd, het maakt hem alleen maar ouder en versleten, iets wat ik ook zeker in mijn vader herken. Hij is dan ook van middelbare leeftijd en beseft dat het leven al voor de helft voorbij is. Maar het willen sterven om niet meer achtervolgd te worden door ‘fouten’ uit het verleden, zoals dat bijvoorbeeld bij grootmoeder Ottilie aanwezig is, herken ik bij niemand uit mijn naaste omgeving. De enige persoon waarmee ik grootmoeder Ottilie kan vergelijken is mijn eigen grootmoeder, maar deze kijkt niet vaak terug op het verleden. En wanneer ze dat wel doet, gaat het veelal over positieve of leuke dingen en niet over gemaakte fouten. Niet tijdens het lezen, maar nadat ik het boek had uitgelezen dacht ik wel degelijk na over het onderwerp van het boek. Vragen die in mij opkwamen waren bijvoorbeeld: “Wat nu als ik een grote fout maak? Zou het me dan ook mijn hele leven achtervolgen? En zo ja, zou ik er dan mee om kunnen gaan?”. Iets wat ik mij ook afvroeg was waarom grootmoeder Ottilie niet op het idee was gekomen zelfmoord te plegen. Misschien vond ze dit niet meer de moeite waard op haar leeftijd of iets dergelijks. Maar waarom klaagt ze dan toch nog over het zeer traag voorbij gaan van de tijd. En wat nu als ik over een aantal jaar in de veertig ben, kan ik dan met een tevreden gevoel terugkijken op het leven dat ik tot dan toe heb geleid? Ik zou het namelijk zeer spijtig vinden als het antwoord op deze vraag ‘nee’ zou zijn. Dan zou ik nog heel wat in te halen hebben, iets wat op die leeftijd moeilijker is dan het lijkt. Ik vind het altijd wel aangenaam als boeken, televisie of andere vormen van media mij aan het denken zetten. Op die manier heeft het dan namelijk een dusdanige invloed op mij gehad dat ik vragen ga stellen. En vragen stellen bevordert de kennis van de mens, hetgeen voor mij erg van belang is. Een boek met een thema zoals dat in ‘Van oude mens(ch)en … de dingen die voorbij gaan’ ben ik nooit eerder tegengekomen, hoewel ik over het onderwerp zelf al wel eens heb nagedacht. Het voorbij gaan van de tijd en hier ook de gevolgen daarvan ondervinden is een fascinerend onderwerp waarover iedereen toch wel minstens eenmaal in zijn of haar leven nadenkt. Zal ik namelijk wel gelukkig oud worden en met trots op mijn leven terugkijken, of zal ik een oude eenzame wrek worden die nooit door iemand geliefd is geweest of zelf lief heeft gehad. Op een bepaalde manier ben ik door het boek ook mijn mening over het onderwerp gaan nuanceren. Oud worden is iets waar ik me nou ook niet bepaald op verheug, maar die mening had ik voor het lezen van het boek al. Wat is veranderd, is dat ik het oud worden op zichzelf niet vrees, maar het oud worden met een grote fout uit het verleden. Naar mijn idee is vooral grootmoeder Ottilie niet bepaald een gelukkig persoon noch trots op haar leven. Hierdoor wordt de dood iets waarnaar je verlangt, hetgeen ik in het geheel niet doe. Ook heb ik meer begrip gekregen voor mensen die zelfmoord plegen. In het verhaal is er niemand die dit doet, maar soms hoop je toch dat grootmoeder Ottilie zichzelf uit haar lijden verlost. Het leven is haar toch alleen maar tot last. Het onderwerp is behoorlijk diepgaand behandeld en wordt soms zelfs letterlijk aan je voorgelegd. Zo eindigt het boek bijvoorbeeld met een scène van Lot die zegt dat het maar beter is dat hij veel werkt, zodat hij niet aan de toekomst zal denken. Verschrikkelijk vindt hij het om oud te worden, maar hij ziet zijn haar al langzaamaan grijs worden… Dit is slechts een voorbeeld, maar in het boek zijn nog tal van deze ‘hints’ die naar het thema verwijzen te vinden. Vooral het feit dat de gedachtes van personages sterk naar voren worden gebracht, telt mee in het diepgaand behandelen van het thema door de schrijver. Hierdoor kan hij namelijk heel veel duidelijk onderbouwde visies van personen tonen. Het zal dan ook niet puur toeval zijn dat twee van de belangrijkste (zoniet de belangrijkste) personages een totaal uiteenlopende mening over het thema hebben. Deze twee zijn uiteraard Lot en grootmoeder Ottilie (de moeder van Lot), die sterk van mening verschillen over de almaar voorbij tikkende tijd. Voor Lot kan het niet traag genoeg gaan, terwijl Ottilie liever zou hebben dat er maar tien minuten in een uur gingen. De gebeurtenissen De verhaallijn van het boek is niet geheel strak en helder te noemen. Bepaalde gebeurtenissen zijn namelijk nogal overbodig en hebben niet direct een duidelijke aanleiding. Zo is het boek bijvoorbeeld overspoeld met bezoeken van het ene familielid aan het andere en dit komt de helderheid van de verhaallijn naar mijn mening niet ten goede. Een voorbeeld hiervan is het begin van het tweede deel van het boek (blz. 137 – 141). Hierin wordt uitgebreid verteld over het bezoek van Oom Anton en Tante Stefanie aan hun petekinderen, echter is het belang van deze scène voor de verhaallijn mij niet geheel duidelijk. Toch is het thema toch steeds weer de bindende factor die zorgt voor het bijeenhouden van het verhaal. Veelal zijn de gebeurtenissen in het boek dramatisch of somber te noemen. Eerder is al gezegd dat deze somberheid typerend is voor de tijd van het naturalisme. Maar dat wil niet zeggen dat het boek één en al ellende is, zeker niet. De laatste scène van het eerste deel van het boek (blz. 126 – 132) is hiervoor misschien wel een typerend. Hierin gaan Lot en zijn toekomstige vrouw Elly (zij is door een buitenechtelijke relatie van Lots moeder eigenlijk de nicht van Lot, maar beide weten hier niets vanaf) namelijk op bezoek bij Ottilie (Lots zus) en haar Italiaanse man Aldo. Tijdens dit bezoek raken Elly en Lot zo onder de indruk van het geluk van Lots zus dat ze er zelf ook helemaal gelukkig van worden. Lot zegt dan ook tegen Elly: “Dit is prachtig, Elly, die weelde van leven, van liefde, van levenskleur, die zich zoo purper dempt”. Toch overheerst de treurnis die soms ook evengoed als iets positiefs gezien kan worden. De moord van Ottilie en meneer Takma op meneer Dercksz bijvoorbeeld heeft tot gevolg gehad dat beiden gelukkig met elkaar konden zijn. Een ander voorbeeld is het sterven van de drie mensen die betrokken waren bij de moord (grootmoeder Ottilie, meneer Takma en dokter Roelofsz). Hun dood is dan wel betreurenswaardig, maar allen hoopten op een spoedige dood om niet meer door de gebeurtenis achtervolgd te worden. Vooral deze dubbelzijdigheid heeft me aan het denken gezet. Is het namelijk toeval dat de mensen die willen sterven ook daadwerkelijk sterven of heeft de schrijver dit soms zo gewild? En zouden de drie personages nu dan wel gelukkig kunnen zijn? Het feit dat de vele sombere scènes afgewisseld worden door enkele lichtpunten, vind ik erg apart. Hierdoor is het namelijk geen boek waar je een lang gezicht van krijgt. Dit was bij mij in ieder geval niet zo. Integendeel, de gebeurtenissen stemden mij niet droevig, maar lieten me beter nadenken over het verhaal en de gebeurtenis zelf. Op het eerste gezicht lijkt het einde heel droevig: drie mensen sterven en de man die een hekel heeft aan oud worde, wordt oud. Toch vind ik het einde allerminst onbevredigend, omdat deze gebeurtenissen eigenlijk als iets positiefs opgevat moeten worden. De drie bejaarden zijn namelijk, zoals zij wilden, uit hun lijden verlost en Lot merkt dat ook hij niet de eeuwige jeugd heeft. En dit oud worden is niet iets ergs, maar gewoon onderdeel van de levenscyclus. Op het einde zal Lot dit dan ook moeten aanvaarden en met trots op zijn leven terugkijken (anders dan zijn moeder). De gebeurtenissen spelen zich veelal af in een rustige sombere doch beladen sfeer. De omgevingen zijn vaak rustig (een tuin, een woonkamer etc.), maar de omstandigheden en het onderwerp van gesprek zijn meestal wat meer beladen. Bij de meeste gebeurtenissen denk je dan ook dat het doodnormale zijn, maar je voelt toch een ietwat gespannen ondertoon. De meeste gebeurtenissen zijn overigens in de vorm van een dialoog. Dat gegeven zorgt ervoor dat je niet direct midden in de actie zit, maar dat het je verteld wordt. Op zichzelf is dat niet storend, maar het heeft wel een negatieve invloed op je inlevingsvermogen. Toch heb ik bij het lezen nooit echt moeite met het inleven in een verhaal en bij ‘Van oude mens(ch)en ... de dingen die voorbij gaan’ was dit dan ook zeker het geval. Zoals later op duidelijk zal worden, kenmerkt het naturalisme zich door een wat sombere vertelsfeer, die de werkelijkheid in al zijn hardheid toont. Onaangename gebeurtenissen zijn in het naturalistische boek dan ook verre van ongewoon. Een moord, drie overledenen, tal van scheidingen en het vele afscheid dat wordt genomen zijn slechts enkele van het legio onaangename gebeurtenissen waarmee het boek overstelpt is. Toch is het boek niet één en al ellende en kent het ook aardig wat vrolijke gelukkige momenten. En juist deze combinatie van een keiharde omschrijving van de sombere werkelijkheid, afgewisseld met momenten van geluk maakt het boek tot een boeiend geheel dat een lange tijd blijft boeien.
Het taalgebruik Wat betreft het woordgebruik kan natuurlijk de ‘ouderwetse’ manier van schrijven niet ontkend worden. Het boek is geschreven in het jaar 1906, toen de moderne taal in de vorm zoals wij hem nu kennen nog niet bekend was. Toch is het boek niet zo moeilijk te lezen als soortgelijke boeken uit zijn tijd. Bij het kiezen van een boek was de eenvoud van het taalgebruik een belangrijk aspect voor mij. En van alle boeken die ik doorgebladerd heb was ‘Van oude menschen (mensen)… de dingen die voorbij gaan’ toch wel het boek met het eenvoudigste taalgebruik. Ondanks dat is de eenvoud niet echt in de zinslengte terug te vinden. De zinnen zijn namelijk vaak behoorlijk lang, hetgeen het leesgemak niet echt bevordert. Maar vaak kun je over bepaalde stukken die je niet kunt begrijpen wel heen lezen. Ouderwetse woorden komen opvallend genoeg ook niet echt veel voor. Dit tot totale tevredenheid van mij. Bij vrijwel alle boeken kan ik me behoorlijk goed inleven in het verhaal. Dit boek was wat dat betreft dan ook niet anders dan de boeken die ik hiervoor heb gelezen. Ik kon de gebeurtenissen eigenlijk wel goed voor me zien. Het aantal dialogen is behoorlijk groot en de reden hiervan is nogal eenvoudig. Om inzage te krijgen in het gedachtepatroon van personages zijn dialogen een must. Ze verstrekken namelijk informatie over bijvoorbeeld het reageren van de persoon op bepaalde reacties en ze tonen zijn/haar gevoelens. Het begrijpen van een personage is iets wat de periode waarin het boek is geschreven karakteriseert. Men wil zo veel mogelijk begrijpen van de somberheid van een persoon en zijn leven. Ikzelf ben in de somberheid niet zo geïnteresseerd, maar in de algemene gedachtegang wel en dit omschrijft Couperus erg goed. Vooral in de dialogen. Mijn mening Over het algemeen ben ik behoorlijk tevreden over het boek. Behoorlijk, omdat geen enkel boek voor mij perfect is. Waar ik me aan stoorde was het thema van het boek. Het lijkt namelijk soms net alsof Couperus bij elke paar pagina’s die hij schrijft weer herinnerd wordt aan zijn thema en de daarbijbehorende titel, waardoor de lezer hier ook steeds aan herinnerd wordt (Structureel argument). Je krijgt als lezer dan ook al snel het idee dat je het boek niet als verhaal mag lezen, maar dat je verplicht bent rekening te houden met het thema en daar je lessen uit moet trekken. Ook is de zeer uitgebreide familie een hindernis die overwonnen moet worden, voordat het boek goed te begrijpen is. Het heeft me enige tijd gekost voordat ik de vertakkingen helemaal door had, maar toen dit eenmaal het geval was, werd het lezen wel eenvoudiger. Maar naast deze negatieve kritiek zijn er ook uiteraard ook zeer positieve dingen over het boek te vermelden. Zo leest het boek verrassend goed weg. Verrassend, omdat zoals eerder gezegd boeken uit de periode waarin ‘Van oude mens(ch)en … de dingen die voorbij gaan’ geschreven is, veelal in een erg ouderwetse taal zijn geschreven. Dit is bij het boek van Couperus in het geheel niet zo (Stilistisch argument). Of hij dit in al zijn werken doet, weet ik niet, omdat ik nooit eerder een boek van hem heb gelezen. Maar het lijkt me wel zo vanzelfsprekend. Door het zojuist genoemde ‘willen herinneren aan het thema’ ontstaat er ook een bepaalde sympathie voor de (hoofd)personen (Emotioneel argument). Bijvoorbeeld voor de drie oude mensen uit het verhaal: grootmoeder Ottilie, meneer Takma en dokter Roelofsz. Hoewel ze een moord hebben gepleegd leef je toch met hun treurnis en somberheid mee. Dit heeft Louis Couperus opmerkelijk goed tot stand gebracht. Het laten meevoelen van de lezer met moordenaars is iets dat niet elke schrijver voor elkaar kan krijgen. Maar er is een personage met wie ik als lezer nog meer meevoel: Harold. Hij heeft als kind namelijk in het bloed van zijn vader gestaan, nadat hij zijn moeder en meneer Takma het lijk had zien verslepen. Deze gebeurtenis is als rode draad door het hele verloop van zijn leven gevlochten. Hij wordt dan ook al vroeg een lijdende oude zieke man die al zestig jaar lang ‘het ding’ met zich meedraagt. De grote sympathie voor de man is bij mij ontstaan toen zijn haatgevoelens jegens meneer Takma ombogen in medelijden. Als je namelijk medelijden kan hebben met de moordenaar van je vader, dan is dat naar mijn mening erg speciaal. Ondanks het ontbreken van werkelijke spanning en climaxen was het boek toch niet echt saai. Dit komt mede doordat Couperus zich meer vestigt op het omschrijven van de sfeer (Structureel argument). Dit doet hij dan ook zo goed, dat dit het gebrek van climaxen mooi compenseert. Het verhaal is verre van ‘standaard’ en is dan ook moeilijk te voorspellen. Dit zorgt ervoor dat je toch graag wilt weten hoe het boek verder gaat en ben je sneller geneigd verder te lezen. Ik dat dit dan ook de bedoeling was van Couperus (Intentioneel argument) Het lezen van een naturalistisch boek is me behoorlijk goed bevallen, ondanks dat het wel even wennen was. Eerlijkheidshalve moet ik toch toegeven dat ik niet snel meer naar een dergelijk ‘ouderwets’ boek zal grijpen om het te gaan lezen. Dit, omdat het veel moeilijker is je in te leven in de tijd waarin de personages leven. Onderdeel 2 Biografie (bronnen: - www.louiscouperus.nl/index.htm - www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/Index/bwn1/couperus) Louis Marie Anne Couperus wordt op 10 juni 1863 geboren op de Mauritskade nummer 11 (nu nr. 43) in het toenmalige ’s-Gravenhage (nu Den Haag). Hij is dan de jongste van elf kinderen van Mr. John Ricus Couperus, gepensioneerd raadsheer in het toenmalige Nederlands-Indië, en jonkvrouwe Catharina Geertruida Reynst. De jonge Louis Couperus start in 1869 zijn schoolcarrière door zich aan te melden bij de lagere school aam het Buitenhof te Den Haag. Na twaalf jaar onsuccesvol opleidingen in zowel Nederland als in Nederlands-Indië te hebben gevolgd wil Louis Couperus de brui aan het onderwijs geven. Maar op advies van zijn ex-leraar besluit de tiener Nederlands te gaan studeren. In deze vorm van onderwijs heeft hij wel succes want hij behaalt de akte Nederlands MO (1886) en al binnen twee jaar maakt hij zijn debuut als dichter in ‘De Nieuwe Gids’ (hiervan wordt hij later zelfs redacteur). Later werd de Nederlandse ‘dandy’ uiteraard ook nog bekend als schrijver van boeken. Hoewel velen van zijn werken pas erkenning kregen nadat Couperus al heen was gegaan. Vele reizen naar landen als Frankrijk, Italië, Engeland, Duitsland en Nederlands-Indië domineren zijn levensverhaal. Hetgeen ook als een rode draad door het leven van de in het boek beschreven familie loopt. Vooral bij het leven van Lot (Charles Pauwes), die sowieso enige trekjes van zijn schrijver bezit. Zo wordt Lot namelijk omschreven als ‘iemand met veel vrouwelijks’ en dat is ook een omschrijving van Louis Couperus (zie het woord ‘dandy’). Zijn reis naar Nederlands-Indië en de vestiging in het buitenland markeren een belangrijke wijziging in het patroon van Couperus’ manier van schrijven. Zijn aandacht is meer naar buiten gericht, door een psychische ontwikkeling (zelfbevrijding van de obsessie die zijn homoseksualiteit voor hem betekende) en een ondernemender en interessanter leven. De Italiaanse kunst zal hem jaren boeien. De reis naar het voormalige Indië bracht het belangwekkende ‘De stille kracht (1900) voort, het eerste van een reeks meesterlijke romans. De pessimistische kijk op de Nederlandse positie in Indië werkte ertoe mee dat zowel het publiek als de recensenten dit boek afwezen. Deze reactie was belangrijk, omdat die niet alleen Couperus in financieel opzicht uitermate hinderde, maar bovendien een bevooroordeeldheid aankweekte, waardoor de grootheid van ‘Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan’ (1906) vrijwel niet werd opgemerkt. Toch was in dit boek geen verwilderende, gezochte taalschoonheid, en werd decadentie er in erkend. Deze ietwat soberdere manier van schrijven heeft tot gevolg gehad dat het boek zelfs nu nog eenvoudig te lezen is. Het taalgebruik is (in tegenstelling tot vele andere boeken uit de periode) eenvoudig gehouden. De boeken werden tijdens het leven van de schrijver niet herdrukt en pas ontdekt door de Couperus-renaissance van omstreeks 1955 (verschijning van de 12 delen Verzamelde Werken 1952-1957). Zijn leven eindigt namelijk wanneer hij zich inmiddels weer in Nederland in De Steeg (gemeente Rheden) heeft gevestigd. Na het behalen van de benoeming tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw overlijdt Louis Couperus namelijk op 16 juli ten gevolge van longvliesontsteking en bloedvergiftiging. Onderdeel 3 Zoals ook in de boekenlijst staat vermeldt is het boek geschreven in de stijl van het naturalisme. Om duidelijkheid te krijgen over wat deze kunststroming nu precies inhoudt volgt hier een beknopte omschrijving. ‘Het naturalisme was een kunststroming die aan het einde van de 19de eeuw haar bloeitijd beleefde. Net als bij de romantiek stond een bepaald onbereikbaar verlangen naar een andere (vaak betere) situatie vaak centraal. Echter verweten de naturalisten de romantici dat zij slechts de aangename kanten van het leven belichtten. Dit, terwijl het leven destijds vaak verre van aangenaam was. De naturalisten wilden daarentegen in hun kunst dan ook aandacht besteden aan de ware werkelijkheid en de hardheid van het bestaan. Onbarmhartig wilden zij de werkelijkheid weergeven, zowel in woord als in beeld. De wereld was dan ook vaak verre van plezierig. De periode kenmerkte zich bijvoorbeeld door een vaste bepaling van je lot. Deze lag vast door bijvoorbeeld je opvoeding (onderwijs) en het milieu waaruit je kwam. De ‘sombere’ verhaallijn was dan ook een keiharde blik op de werkelijkheid die voor sommigen misschien zelfs uitzichtloos genoemd kan worden. Deze werkelijkheid diende in boeken en andere vormen van kunst dan ook zo expliciet mogelijk naar voren te komen en/of te worden beschreven. Het besteden van veel aandacht aan het omschrijven van gedachtes en gevoelens van personen speelde hierbij dan ook een belangrijke rol. Overigens kenmerken naturalistische romans zich vaak ook doordat het familieromans zijn. Op die manier heeft de auteur de mogelijkheid de werking van de erfelijke en de omgevingsfactoren over een langere tijd in beeld te brengen.’ Het blijkt wel dat ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ een perfect voorbeeld is van de bovengenoemde beschrijving. Het vertelt namelijk inderdaad een het verlangen naar een betere situatie. In de romantiek is het meestal zo dat dit verlangen onbeantwoord blijft, maar schijnbaar is dit bij het naturalisme niet altijd het geval. Otilies (grootmoeder) verlangen naar een andere man/andere mannen wordt bijvoorbeeld namelijk wel beantwoord in de vorm van meneer Takma en de moord op meneer Dercksz. Toch is er wel een bepaalde vorm van zo’n ‘verlangen’: het verlangen naar het sneller voorbij tikken van de tijd. Zoals eerder verteld kan de tijd voor grootmoeder Ottilie en meneer Takma niet snel genoeg voorbij gaan door het verleden dat hen achtervolgt. Maar uiteraard gaat de tijd zo snel als hij gaat en zijn de twee personages gedoemd geduld te hebben. Een belangrijke dialoog uit het boek is dan ook die tussen Ottilie en meneer Takma op pagina 36: “ - Jij Ottilie? Je wordt honderd! Zijn stem deed een poging luidruchtig, te pochen; ze sloeg over, krijschend schel. - Ik word geen honderd, zei de oude vrouw. Neen. Ik sterf dezen winter! - Dezen winter? - Ja … Ik zie het voor me. Ik wacht. Maar ik ben wèl angstig. - Voor den dood? - Niet voor den dood. Maar … voor HEM. - Geloof je … dat je hem terug ziet? - Ja. Ik geloof aan God, aan terug-zien. Aan leven hierna. Aan vergelding. - Ik geloof niet aan vergelding hierna, omdat wij beiden al sedert ons leven zoò veel hebben geleden, Ottilie! Smeekte de oude man bijna. - Maar er is geen straf geweest. - Ons leed was straf. - Niet genoeg. Ik geloof, dat àls ik gestorven ben … hij, HIJ me zal aanklagen. - Ottilie, we zijn zoò oud geworden, kalm, kalm aan. Wij hebben alleen inwèndig moeten lijden. Maar dat is genoeg geweest, dat zal God straf genoeg vinden. Wees niet bang voor den dood. - Ik zoû niet bang zijn, als ik zijn gezicht had gezien, met een zachtere uitdrukking, met iets van vergeven. Hij heeft me altijd aangestaard … O, die ogen … - Stil Ottilie…” Haaks hierop staat het verlangen van Lot (Charles), voor hem kan de tijd namelijk niet langzaam genoeg gaan. Oud worden en langzaam wegslijten uit het leven zijn dingen die hij het liefst zo laat mogelijk meemaakt. Nee, laat hem maar lekker ‘jong’ blijven. Hierover is bijvoorbeeld op pagina 255 te lezen: “Toch was het wel iets VREESELIJKS … zoo oud te kunnen worden als grootmama was geworden, als meneer Takma was geworden.” Of op de bladzijdes 100 en 101, waarop Lot zegt: “- En eens zijn wij oud … Wij worden het al. - Jongen schei uit. Zoo lang je geen zeventig bent, heb je den tijd.” Ook het uitzichtloze aspect van het naturalisme komt in het boek terug. Zoals de titel al doet vermoeden is ouderdom en het steeds meer wegebben van het leven een belangrijk thema in het boek. De steeds meer wegtikkende tijd doet mensen oud worden en laat hun levenservaringen steeds verder in de geschiedenis liggen. Kenmerkend hiervoor is ‘het ding’ dat Harold al jaren achtervolgt sinds hij in het bloed van zijn vermoorde vader heeft gestaan. Hij antwoordt dan ook op zijn dochter Ina die hem vraagt waar hij aan denkt: “Aan niets, kind … aan dingen, dingen van vroeger. Ze gaan, ze gaan … maar zoo langzaam”. Een ander citaat uit het boek dat hiervan een voorbeeld is, is er één die meerdere malen in het boek voorkomt, bijvoorbeeld op pagina 176: “Lang zal het niet meer duren … Ze gaan voorbij, ze gaan voorbij, die dingen … Langzaam, maar ze gaan voorbij” Hier doet de sombere kant van het naturalisme van zich spreken. Het feit dat veel mensen een onbereikbaar verlangen hebben, maakt hen somber. Om deze somberheid te karakteriseren is de schrijver eigenlijk bijna verplicht dieper in te gaan om de gedachtes van personages en dan in het bijzonder die van de hoofdpersonen. Als voorbeeld kan één van de meest tragische gebeurtenissen uit het boek genoemd worden, het overlijden van grootmoeder Ottilie. In het volgende citaat spreekt Steyn (de laatste echtgenoot van Ottilie) zijn ‘zoon’ Charles toe (blz. 229): “ - Kom Lot, beste kerel … wees flink … - Arme mama … zei Lot. Zijn oogen stonden vol tranen, hij was hevig ontdaan”. Een ander voorbeeld is de ervaring van Harold, die zich weer herinnert hoe hij bemerkte dat zijn vader dood is (blz. 66-68): “ - Papa, o papa, o papa ! Hij stottert van angst ... radeloos, zonder papa’s bescherming. Hij opent papa’s deur … - Papa, o papa, o papa ! Hij nadert met zijn lampje het bed. Papa heeft er geslapen, maar hij is er niet meer …” Dat veel naturalistische boeken de hardheid van het leven zo natuurgetrouw mogelijk weer willen geven is in ‘Van oude mens(ch)en ... de dingen die voorbij gaan’ ook goed te merken. Zo is op pagina 18 bijvoorbeeld te lezen over het dilemma van grootmoeder Ottilie die niet erg rijk is. Ze spreekt hierover met haar laatste man Steyn: “ - Ik sprak zoo even met Lot. - Ja ... - Zoû je er op tegen hebben, als zij bij ons bleven, hij met Elly ... - Neen, integendeel ... Maar het scheen of Steyns kalme toestemming juist zijn vrouw tot tegenspraak prikkelde, misschien tegen haar eigen wensch in. - Ja, maar zoo gemakkelijk zoû het niet gaan! - Waarom niet ... - Het huis is te klein. - We kunnen verhuizen. - Een grooter huis kost meer geld. Heb jij er het geld voor?” Het volgende citaat is ook gebaseerd op de keiharde financiële werkelijkheid van de periode. Wie rijk wilde worden moest namelijk zuinig zijn (blz. 47): “Papa Derckz had weinig nagelaten, maar Stefanie De Laders was rijk, zij, het enige kind uit het eerste huwelijk, en dat oude mama niet veel meer had van dat fortuin van haar eersten man, was omdat ze nooit zuinig was geweest. Stefanie echter had gespaard en gepot”. Het feit dat vele boeken die in de stijl van het naturalisme zijn geschreven, familieromans zijn komt in ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ meer dan overduidelijk naar voren. Het boek draait dan weliswaar om één familie, maar dit is dan ook wel een erg grote met vele vertakkingen. Binnen de familie is er ook een arsenaal aan persoonlijkheden te bekennen met allen hun geheel eigen leefwijze. Op pagina 40 worden voor het gemak bijvoorbeeld een aantal familieleden geïntroduceerd: “Het was Anton Dercksz, de oudste zoon uit haar tweede huwelijk; uit haar eerste had de oude mevrouw alleen een dochter, Stefanie De Laders, ongetrouwd. Ook Anton was ongetrouwd gebleven”. Een ander voorbeeld hiervan is op pagina 57 te vinden: “Harold Dercksz, de tweede zoon, was twee jaar jonger dan Anton – hij was drie-en-zeventig, – en weduwnaar, woonde hij samen met zijn enige dochter Ina, die, getrouwd was met Jhr. D’Herbourg, drie kinderen had; Lili, een jong, zilverblondvrouwtje, getrouwd met Van Wely, officier der artillerie, en twee jongens, Pol en Gus, student en gymnaziast”.
Aanvullende informatie (bron: www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/Index/bwn1/couperus) Wroeging Hoe kwam hij nu aan het thema van de gruwelijke moord die Van Oude Menschen beheerst? Het is bekend dat de kern van De Stille Kracht op een waar gebeurde geschiedenis teruggaat. Couperus zou in Indië inzage hebben gehad in bepaalde archieven. Natuurlijk is het niet onmogelijk dat ook de moord in de pasangrahan boven Tegal een historische achtergrond heeft. Wij weten daar echter niets van en kunnen er alleen maar op wijzen dat Couperus die omgeving goed kende: in 1899 logeerde hij in Tegal bij zijn zuster en zwager Valette. De laatste was daar resident. Waarschijnlijk echter heeft hij het drama in de bergen verzonnen. Er lijkt hier eerder sprake te zijn van invloed uit vroegere lectuur. In Emile Zola's Thérese Raquin (1867) wordt ook een echtgenoot (Camille) vermoord door vrouw (Thérese) en medeminnaar (Laurent). Het lijk drijft weg in het water. Later ziet Thérese, die door schuldgevoelens achtervolgd wordt, haar dode man als een spookverschijning in haar kamer opdoemen. De Parallel is vooral interessant omdat Couperus een groot bewonderaar van deze roman was, waar hij nog in 1923 over schrijft: 'deze tragedie, is zij iets minder dan wat ook bedachten en dichtten Aischylos, Euripides en Sofokles, dan de liefde van Cleopatra en Marcus Antonius? of wat ook in Poëzie en Treurspel werd geschreven door de grootsten onder ons of in de Historie zelve het noodlot was van keizers, helden en vorstinnen? De Tragedie der Wroeging heeft men dit verschrikkelijke, prachtige boek genoemd, het is meer dan dit. Het is de Tragedie van ons aller Bloed en onze Zenuwen: het is de tragedie van alle de duistere, ons nauwelijks bekende, gewetene machten, die onze lichamen-en-ziel als een onscheidbare uniteit beheerschen, tyrannisch domineeren tot wij niets meer zijn dan de hijgende prooi in de klauwen van het verschrikkelijke Noodlot (etc.).' Een tirade die woord voor woord over Van Oude Menschen had kunnen gaan. Couperus legt ook nog de nadruk op het banale decor van het drama: 'O, dat garen-en-bandwinkeltje in die kille, vochtige "passage", het is in dit boek zoo grootsch geworden als maar zijn kan de paleisdecoratie van een antieke tragedie. (...) En dan de twee figuren van den man en de vrouw, zij zijn ontzettend van tragiek gegroeid'. Dit wekt sterk de indruk dat Couperus in Van Oude Menschen hetzelfde heeft willen bereiken. Even benauwd als het Parijse winkeltje is het deftige Haagse milieu dat stijf staat van burgerlijke conventies en gespeeld fatsoen. Hierdoor worden wij ook gewaar wat hem voor ogen stond: een klassiek drama, waarin het Noodlot overheerst. Het literaire noodlotsgegeven heeft Couperus, zoals zo dikwijls, ook nu weer ingekapseld in een netwerk van autobiografische elementen. De oude heer Takma woont op de Mauritskade, waar ook de oude heer Couperus zich aanvankelijk gevestigd had. In die ruime woning is Louis in 1863 geboren. De oude mevrouw Dercksz woont op de Nassaulaan en kijkt van haar raam dagelijks uit op de achtertuinen van de Sofialaan. In een van deze achtertuinen heeft Couperus in 1888 Eline Vere voorgelezen aan zijn nichtje en latere vrouw Elisabeth Baud. Zij woonde er op nr. 12 in het oude huis van haar grootouders en had er, zo heeft Couperus eens verteld, wat treurige meisjesjaren onder haar Calvinistische grootmoeder. Wij trouwden er uit...' Authentiek Maar ook achter de beschreven figuren gaan heel wat authentieke elementen schuil. Het uiterlijk portret dat hij tekent van de oude heer Takma heeft veel trekken meegekregen van papa Couperus. Wij kennen hem goed van een schilderij. Zoals de heer Takma verzorgd wordt door tante Adele, zo werd John Ricus Couperus dat door Marie Vlielander Hein. Ook bestaande namen heeft Couperus geadapteerd. Begin januari 1903 laat hij Veen een boek sturen aan een zekere Mélanie van Raders, duidelijk toch wel een alter ego van de literaire Stefanie de Laders. Zijn katholiek geworden tante Marie Taets van Amerongen, die in Nice een tijd bij hem logeerde, heeft vermoedelijk model gestaan voor de tot het Roomse geloof bekeerde tante Thérese. En zou de naam van deze laatste niet een heimelijke verwijzing naar de eveneens Parijse Thérese Raquin zijn? Maar zo zouden wij nog lang kunnen doorgaan. De duidelijkste portretten, waaraan hij zelfs maar heel weinig veranderd heeft, zijn die van Lot en Elly: Couperus en Elisabeth zelf. In de intieme familiekring werd Louis ook wel Loet genoemd. Van daar naar Lot is maar een stapje. Elisabeth heette Betty, maar Elly ligt even dichtbij. Lot verdient wat geld met het schrijven van artikelen en Elly heeft iets meegekregen van haar grootpapa (dat had Elisabeth ook!). Hartstochtelijk verliefd is Lot niet. Om haar geld trouwt hij Elly ook al niet: 'Waarom deed hij het dan - vroeg hij zich af.' Hier raakt Couperus aan zijn eigen noodlottige probleem, dat van zijn homoseksualiteit. Wat er werkelijk aan de hand is, wordt echter niet uitgesproken. Het volstrekt bloedeloze huwelijk wordt gesloten. In de loop van het verhaal zullen de twee ontdekken neef en nicht te zijn. Zoals Louis en Elisabeth dat waren. Maar zij wisten het. 'Lot was een beste jongen, een beetje week en vreemd en verwijfd, maar hij kon met zijn moeder overweg (. . .) - 'Lot, niet verliefd van complexie, vond het waarlijk prettig met Elly te zijn, liet zich aanporren, begon een roman, bleef steken ... In hem suggereerde zij, dat hij haar nodig had. En hij vroeg haar. Zij was gelukkig en hij ook, ook al waren zij kalm van liefde.' De passages hadden in het sterk autobiografische Metamorfoze kunnen staan. Het was geheel Couperus' eigen situatie. Op de langeren duur blijkt het volmaakte geluk voor Lot en Elly sàmen desondanks onbereikbaar te zijn. Geen wonder, daar Couperus' huwelijk niet werkelijk geconsumeerd is. In het boek legt Lot zich daar bij neer, Elly niet. Als de oude mensen kort na elkaar sterven, zien de twee zich ineens zonder omhaal geconfronteerd met de harde werkelijkheid van hun levensomstandigheden. Dit was tevens feitelijk waar het echtpaar voor stond na de dood van Couperus' vader. In de roman gaat Elly in haar eentje naar het hoge noorden, St. Petersburg. Lot wordt ziek en keert daarna terug naar het zuiden. Even eenzaam, zet hij zich in Napels aan zijn tafel om een artikel te schrijven. Wat dit betreft was de realiteit echter anders. Couperus en zijn vrouw zijn altijd bij elkaar gebleven. Na de dood van papa keerde Couperus terug naar Nice, vanwaar hij en Elisabeth zoals wij zagen half januari 1903 voor een vakantie van een week of zes naar Rome vertrokken zijn. Hij bezocht daar - men leze de Dionysische sonnetten waarmee de daarna te schrijven roman Dionyzos opent - het Vaticaan, het Capitool en het Thermenmuseum. De toon van de gedichten is bijna extatisch. Couperus had ook redenen om vrolijk te zijn: met hem in Rome was zijn Haagse vriend Jhr. Johan Ram, zo is door onderzoek van Paul Snijders onlangs gebleken. Hoewel uit niets mag worden afgeleid dat zij een verhouding hadden, staat het vast dat Ram dezelfde geaardheid had en zijn meest vertrouwde vriend was. Het moeten zes vreemde weken voor Elisabeth geweest zijn. Men spitst dan wel de oren als men in Van Oude Menschen over Elly leest: `Dat dwalen door Italiaansche steden, dat behagelijk ommedwalen tusschen de schoonheden der muzea voldeed haar niet, wie de daad een behoefte was. Tusschen de bladen van haar Baedeker hadden hare vingers een nerveuze trilling van doelloosheid. Zij kon niet altijd bewonderen, en peinzen, en zoo bestaan. Zij moest doen. Zij moest zich wijden. En zij verlangde naar een kind . . .' De breuk tussen haar en Lot die hier in de roman het gevolg van is mag dan niet aan de werkelijkheid beantwoorden, zelfs in de brieven aan uitgever Veen dringt iets door van wezenlijke huwelijksmoeilijkheden. Terug in Nice, als Ram weer naar Den Haag vertrokken is, gewaagt Couperus van 'een groot spleen, en melancholie Italië te hebben verlaten (...). Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het moment.' De Dionysische roes is voorbij. Eind april deelt hij mee: Dionyzos wordt heusch mooi: veel zon en vreugde is er in . . . na de donkere luchten der Kleine Zielen. De lucht van Italië, en de beelden van Rome doen dat voor een tijdje: Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel; een beetje melancholiek nu en dan: ze kan tot niets komen, ook niet tot brieven-schrijven (.. ). Ach, best kerel, ieder heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreugde en zon, als in Dionyzos!' Het is niet Elisabeths eerste crisis, noch ook haar laatste geweest. Maar altijd heeft zij zich weer geschikt. Wie overigens nog mocht twijfelen aan het sterk autobiografische karakter van Van Oude Menschen, leze de laatste bladzijde nog eens over. Lot overweegt daar deze roman te schrijven! Hij doet het niet. Daarmee stapt hij het boek uit. Louis Couperus heeft de taak van zijn andere ik overgenomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan door Louis Couperus"