Unit 2:
Grammar:
Plural and Singular forms:
Zelfstandig naamwoord + s
- One car / two cars
Zelfstandig naamwoord + es (na -s klank)
- one bus / two buses
Zelfstandig naamwoord + es (na medeklinker + o)
- one potato / two potatoes
Zelfstandig naamwoord + y = ies
- one city / two cities
* Een meervouds-s schrijf je altijd aan het woord vast in het Engels
Uitzonderingen:
f > ves |
a > e |
overige |
life - lives |
man - men |
child - children |
knife - knives |
woman - women |
foot - feet |
leaf - leaves |
Dutchman - Dutchmen |
goose - geese |
himself - themselves |
mouse - mice |
|
hief - thieves |
louse - lice |
|
loaf - loaves |
Let op!: In het Nederlands meervoud, kan enkelvoud zijn in het Engels
- Where can I get further information? = Waar kan ik verdere inlichtingen krijgen?
* een bewijs = a piece of evidence
** een advies = a piece of advice
Let op!: in het Engels meervoud, is in het Nederlands meervoud. (Police = politie, cattle = vee, wages = loon, surroundings = omgeving)
- The police are investigating the case = De politie doet onderzoek naar de zaak.
Voorwerpen met gelijke helften zijn meervoud: glasses, trousers
* Na a of een telwoord gebruik je pair(s)
- One pair of shorts
Sommige woorden hebben dezelfde vorm in het enkelvoud als in het meervoud:
Nationaliteiten:
- A Chinese / all the Chinese
- A Swiss / the Swiss
Sommige dieren:
- A sheep / lots of sheep
Sommige woorden die op -s eindigen
- a series / three series
Gerund:
Werkwoord + ing
Na de voorzetsels about, without, to, from, for, on, of
- I look forward to meeting you.
Na werkwoorden als hate, like, stop, prefer, enjoy, avoid, remember, refuse, to mind, keep, spend
- He spends his time reading.
Als onderwerp:
- Following his advice can get you in trouble
Na de uitdrukkingen als feel like, it’s no use, it’s worth, there’s no, be busy, can’t help
- It’s no use telling him
Let op!: bij sommige uitdrukkingen kun je zowel de Gerund als het infinitief gebruiken. De betekenis is dan anders.
- I stopped smoking (ik stopte met roken)
- I stopped to smoke (ik stopte om te roken)
Passive:
To be + voltooid deelwoord
Als het onderwerp de handeling niet zelf verricht:
- The book will be sent tomorrow (het boek wordt morgen verzonden)
Er worden / zijn + voltooid deelwoord + dat.
* Er wordt vertaald met It
- Er wordt / is gezegd dat..
- Er wordt / is aangenomen dat..
- Er wordt / is geadviseerd dat..
- Er wordt / is afgesproken dat…
- Er wordt / is gevreesd dat…
Bijv. It is / has been said that he is very ill (Er wordt / is gezegd dat hij erg ziek is)
* Vaak wordt er bij het passief men hetzelfde vertaald als er
- It is said that he is very ill (Men zegt / er is gezegd dat hij erg ziek is)
Prepositions:
aan |
at on of |
achter |
behind (plaats) after (volgorde) |
behalve |
except (uitgezonderd) besides apart from |
bij |
at near by (aan de rand van) with |
boven |
above (hoger dan) over (recht boven beyond (figuurlijk over (bij getallen) |
door |
by (veroorzaakt door) through (dwars door) throughout (heel) over (in de loop van) down across |
gedurende |
for (+periode) during (tijdens) over (in de loop van) |
in |
in (ergens binnen) into (geeft een beweging aan) on (openbaar vervoer) at |
met |
with by (per / door middel van / via) at (bij feestdagen) on |
onder |
under (recht onder) below (lager dan, beneden) among (te midden van) |
op |
on (bij dagen / boven op iets) in at |
over |
about in (na een periode) over (bij iets bedekken) |
sinds |
for (+ periode) since (+ tijdstip) |
tegen |
against towards (kort voor) by (kort voor) to |
tot |
till (tijd) until (tijd) to (getallen) up to up to and including (t/m) |
tussen |
between (tussen twee) among (tussen meer dan twee) at in |
uit |
out od from (afkomstig) from off (geeft een scheiding aan) in |
van |
from (afkomstig) of (behoren tot) of by by (gemaakt door) with (geeft een oorzaak aan) off (geeft een scheiding aan) |
voor |
for (bestemming) before (tijd) in front of (+plaats) of to |
Linking words:
actually = eigenlijk / in feite
after all = immers / trouwens
all in all = al met al
(al)through = (al)hoewel
as a result of that = als gevolg daarvan
as soon as = zodra / meteen als
as well as = zowel … als …
at first = aanvankelijk
because = omdat
because of = vanwege / wegens
but = maar
consequently = als gevolg daarvan
despite = ondanks
due to = vanwege / wegens
even if = zelfs als
finally = ten slotte
first of all = op de allereerste plaats
firstly = op de eerste plaats
for example = bijvoorbeeld
for instance = bijvoorbeeld
furthermore = verder
however = echter
if = indien
in fact = in feite / eigenlijk
in order to = om te
in other words = met andere woorden
in general = over het algemeen
in short = kortom
in spite of = ondanks
moreover = bovendien
neither … nor = noch … noch
nevertheless = niettemin
on the contrary = integendeel
on the one hand = aan de ene kant
on the other hand = aan de andere kant
on top of that = daar komt nog bij
plus the fact that = daar komt nog bij
secondly = op de tweede plaats
so = dus
so that = zodat
taking everything into consideration = alles in aanmerking genomen
that’s (the reason) why = daarom
the reason why =de reden waarom
then = toen
till = tot(dat)
until = tot(dat)
unless = tenzijn
what’s more = sterker nog
whatever = wat ook
whereas = terwijl (tegenstelling)
whether = of
while = terwijl
why = waarom
REACTIES
1 seconde geleden