Kunsthistorisch overzicht 2 - De 19e en 20e eeuw

Beoordeling 6.3
Foto van Simon
  • Samenvatting door Simon
  • 6e klas vwo | 2165 woorden
  • 4 juni 2004
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dit is een beknopte samenvatting van het boek Kunsthistorisch overzicht 2 - De 19e en 20e eeuw door L.J.A.A. van den Akker. DE NEGENTIENDE EEUW: - Neo-Classicisme (1) (1760-1812) - Romantiek (2) (1790-1840) - Realisme (3) (1840-1870) - Impressionisme (4) (1870-1880) - Post-Impressionisme (5) (1880-1900) - Jugendstil (6) (1890-1906) 1: - Algemeen: gebaseerd op klassieke Oudheid. Voornamelijk Grieks. Door: gevoel krijgt aandacht, vrijdenkers (qua godsdienst), absolutisme onder druk, kennis op breed terrein is ideaal. Zuivere, strenge vormen naar klassieke Oudheid. -
Bouwkunst: functionaliteit. Zuiver en sober. Momumentaal -> imitatie. Openba- re gebouwen benadrukken macht staat/overheid. - Schilderkunst: lichtjes naar klassieke Oudheid. Strenge, eenvoudige composi- tie, duidelijke vormgeving; omtreklijn, reliefachtige dieptewerking, koel kleurgebruik, statische/geposeerde weergave van personen. Emoties liggen in voorstelling/het verhaal, niet uitbeelding. - Beeldhouwkunst: afgietsels klassieke Oudheid voorbeeld. Technische perfect- heid; statisch, bloedeloos. Gepolijst, wit marmer; zuiverheid. Grafmonumenten; nieuwe houding tov dood. - Empire: versierende stijl in interieur en meubelkunst. Romeins keizerrijk. Horizontalen, verticalen en cirkels. Heldere kleuren. - Rol kunstenaar: kunst om de kunst, los van tradities en normen. Kunstenaar gaat eigen weg. - Namen: Diderot, Ledoux, Kent, David, Canova. 2: - Algemeen: afzetten tegen neo-classicisme, vrijheidsgevoel, nationaal bewust- zijn. Geen eigen stijl. Uitdrukking aan gemeenschappelijk beleven: Heroïsch, nostalgisch etc. Middelen oud, alleen kleur nieuw. - Schilderkunst: individueel gevoel. Emotioneel-dynamisch of rustig gedramati- seerd. Kleur gebruik en lichtval versterken dit. Onderwerpen: historisch/uit literatuur, religieus, menselijke drama- Tiek -> natuur lieflijk, doch bedreigend voor mens, exotisch, irratio- neel. Onderzoek naar invloed primaire kleuren -> nieuwe wijze weergave kleuren. Twee broederschappen late middeleeuwen en renaissance: zuiver, helder, ambachtelijk, verhalend. -
Bouwkunst: historische belangstelling voor middeleeuwen. Gotiek belangrijk; navolging constructies en monumentenzorg. Naar aard en functie gebouw wordt keuze uit alle stijlen gemaakt. - Beeldhouwkunst: overwegend neo-classicistisch. - Namen: Constable, Delacroix, Turner, Gericault, Violet-le-Duc, Cuypers, Rude. 3: - Algemeen: harde arbeiderswereld. Rijken omringden zich door schijnwereld. Groep kunstenaars wendt zich hiervan af. Courbet verzint naam. - Schilderkunst: gewone volk; echt/eerlijk. Natuur in, Barbizon. Kleuren helder, maar beheerst, compositie eenvoudig. Salon v/h realisme door Courbet: eigen tijd, arbeid, gewone mensen, natuur. Fabrieksverf vergemakkelijkt schilderen. - Beeldhouwkunst: weinig echt realisme. Veel romantiek bij gebouwen, pleinen en straten. -
Bouwkunst: gietijzer maakt tesamen met glas doorbraak met Crystal Palace. Staalsoort “Bressener” leidt tot spectaculaire toepassingen. - Namen: Millet, school v. Barbizon, Gericault, Courbet, Corot, Daumier, Paxton. 4: - Algemeen: verschillende interpretaties werkelijkheid. Manet zet alles in. Los van tradities. Schilderij zelfstandig object -> zelf invullen met eigen werkelijkheid. Aspecten: niet kennis omtrent vorm, maar op netvlies vallende licht- en kleureffecten weergegeven - lichtsterkte wisselt, elk tijdstip anders - hierom snel verfopbrengen, hierdoor minder gedetailleerd. Geen aandacht voor detail of perspectief. Werken buiten of in bar, cafe, theater, om met werkelijkheid gecon- fronteerd te worden. Japanse prenten en fotografie -> beeldafsnijdingen. Begin: lichtschifting en atmosfeer. Later: helderheid dmv comple- mentaire kleuren. - Kunsthandel: 19e eeuw brengt handel en kritiek. Salonjury's verdwijnen geleidelijk. Kunsthandel wekt stimulatie, toch worden kunstwerken steeds meer gezien als speculatie- en bellegingsobjecten. -
Namen: Manet, Salon des Refuses, Monet, Courbet, Baudelaire, Tanguy, Vollard. 5: - Algemeen: zet zich af tegen louter visuele van Impressionisme. Geestelijke in- houd. Structuur gesteund door kleur, invloed kleur op vorm in relatie tot oog, persoonlijk doorvoelde, weergeven gevoelens dmv allego- rische voorstellingen, onverwachte associaties en primitieve weer- gaven. Symbolisme ontstaat uit post-Impressionisme. Niet een grondslag of stijl. Inspiratie uit gedichten, visioenen en dromen. Het hoeft niet meer naar realiteit -> kunstwerk krijgt eigen werkelijk- heid. Kunstenaar geen beroep; levenswijze/levensbeschouwing. Invloed Afrika en Japan groot. Versterkt gevoel beelden niet uit aca- demische tradities hoeven te komen. - Beeldhouwkunst eind 19e eeuw: academische traditie hield hier wel stand. Rodin maakt deze kunstvorm uiteindelijk ook los. - Namen: Cezanne, Seurat, Van Gogh, Guagain, Rodin. 6: - Algemeen: industriele produktie wekt weerstand. Herbezinning alledaagse voorwerpen. Door massaproduktie dreigt vakmanschap verloren te gaan. Hierom gaan kunstenaars zich bezig houden met toegepaste kunst. - Toegepaste kunst: Men wil eerlijke produkten voor het dagelijks leven maken. Door duur handwerk produkten onbereikbaar voor groot deel bevol- king. Toch mechanisatie. Vormgeving: eigen aan machinale bewer- king, gericht op gebruiksdoel en juiste materiaaltoepassing. Indus- triele vormgeving begint (Henri v/d Velde). Neo-stijlen definitief afgewezen. Nieuwe inspiratiebron wordt natuur. Beeldende aspecten lijn en kleur worden extra benadrukt. Zwierig, asymmetrisch; organisch. -
Architectuur: Ijzerconstructies. Nadruk op lijn, open plattegronden en grote ra- men. Oostenrijk en Engeland: geometrische, strenge opzet. Belgie, Duitsland, Nederland: asymmetrisch, organische elementen Spanje: geheel eigen vorm, nieuwe stijl (Gaudi). Streven naar samenspel alle kunstvormen. DE EERSTE HELFT VAN DE 20e EEUW: - Expressionisme (1) (1900-….) - Kubisme (2) (1906-1916) - De Stijl (3) (1917-1934) - Constructivisme (4) (1916-`22) - Het Bauhaus (5) (1919-1933) - Dadaïsme (6) (1913-1920) - Surrealisme (7) (1922-1940) - Bouwkunst (8) (1900-1950) 1: - Algemeen: verandering in het denken en geloven wat doorwerkt in de kunst. Dit alles vanwege turbulente ontwikkelingen in politiek, samenleving, techniek, wetenschap. Weergave innerlijk beleven (emoties). Felle, rauwe kleuren, hoekig lijnenspel, benadrukking platte vlak. - Schilderkunst: Fauvisme: Frans/Belgisch. Geen gemeenschappelijk uitgangs- punt; wild stoutmoedig; vrije, spontane en intuïtieve benadering schilderkunst. Landschappen/portretten. Die Brucke: Duits (Dresden). Onbehagen Duitse maatschappij. Scokkend: pessimisme, angsten en eenzaamheid. Der Blaue Reiter: West/Oost Europa. Ontmoeten in Munchen. Zachtvloeiende, kleurige, harmonische vormen. Abstract. - Bouwkunst: overschrijdt nationale grenzen. Geen specifieke expressionistische bouwkunst. Massa op plastische, bijna geknede vormgegeven. Beton, baksteen met pleisterwerk. -
Beeldhouwkunst: Brancusi: bepalend geweest. Brengt werk terug tot essentie, het wezenlijke v/h onderwerp. Abstraheren, niet ter zake doende weglaten. Gepolijst, glanzend -> levend. - Namen: Brancusi, Matisse, Derain, De Vlaminck, Roualt, Kirchner, Munch, Kandinsky, Marc, Mendelsohn, Steiner, De Klerk. 2: - Algemeen: beïnvloed door Iberische en Afrikaanse sculptuur. Vanuit verschil- lende aanzichten worden onderwerpen afgebeeld, fragmentarisch, meetkundige, geometrische, bijna tastbare tussenruimten hebben- de vormen, geen perspectief, in kleurtoon; nadruk op plastische en analytische vorm. Picasso, Braque. 3: - Algemeen: naar tijdschrift `De Stijl' - 1917. Zuivering v/d kunsten van voorstel- lingswereld en invloed subjectieve. Harmonie dmv zuivere, onper- soonlijke beeldende middelen: horizontale + verticale lijn, in asym- metrische compositie. Rood, geel, blauw, zwart, wit. Veel verschillende opvattingen -> valt hierdoor uiteen. - Namen: Mondriaan, het Schröderhuis, Rietveld.
4: - Algemeen: komt voort uit kubistische experimenten en futurisme. Wilde nieuwe samenleving naar ideologie Marx. Geen plaats voor persoonlijke, individuele uitingen. Dynamische Vormgeving en compositie. Samenspel ruimte en massa essen- tieel. Nieuwe materialen: plastic, draad. Grote openheid in bouwkunst: glazen wanden -> constructie zicht- baar. Veel grote plannen niet gerealiseerd. Gebrek aan: technolo- gie en geld. - Suprematisme: Niet-praktisch. Abstract. Kiest vierkanten, rechthoeken en cirkels, omdat deze niet in natuur voorkomen zien ze het als univer- sele uitingen. Gelijk aan constructivisme qua keuze vormen, alleen geen praktische toepassingen. - Namen: Tatlin, Gabo, Devsner en Malevitsj. 5: - Algemeen: instituut in Weimar dat zich consequent gaat bezighouden met vormgeving; functioneel en voor ieder bereikbaar. Massaproduktie. Eerst een all-round, inleidend jaar. Dan een driejarige cursus. Slui- tend met opleiding tot architect. In 1993 gesloten door nazi's. Veel docenten naar USA. - Art Deco: tussen '20 en '30. Sober, strak en geometrisch lijnenspel. Tegen Jugendstil in. -
Industriele vormgeving in Amerika: omdat Amerika wereldmacht wordt, beïn- vloed het Europa steeds meer. De gedachte groeit dat mooi ontworpen produkten beter verkopen. Men borduurt voort op wat Bauhaus ontwikkelde: marktonderzoek. Aerodynamische vormen van auto en vliegtuig ook toegepast op andersoortige produkten. - Namen: Gropius, Itten, Behrens, Van Doesburg, Klee, Kandinsky, Stam, Van Der Rohe, Loewy, Geddes, Wright. 6: - Algemeen: verzet tegen verstandelijke houding tegenover kunst. Uit zich in lite- ratuur, muziek en beeldende kunst op humoristische wijze. Verdoemnis WO1 leidt tot afwijzing bestaande maatschappij. Irrationele, intuïtieve, inval, toeval, ongecontroleerde, de basis voor een nieuwe waarheid. Alle bestaande kunstvormen afgewezen. Politiek links. Alles wat niet in verband staat met bestaande kunst wordt als juist gezien. 7: -
Algemeen: Drukt werkelijk gedachten proces uit. Ongerijmde, intuïtieve en an- archistische dadendrang van het dadaïsme en theorieen van Freud. Oorspronkelijk literair en politiek getinte beweging. Psychisch; Abstracte vormentaal en vrij materiaalgebruik; onderbewuste, dromen, hallucinaties; academische wijze van weergeven associa- ties en vervreemdende elementen benadrukken het irrationele. Geuit op vele manieren: van literatuur tot leven zelf. - Namen: Breton, Freud, Ernst, Miro, Massen, Dali, Bunuel, Magritte, Willink, Koch, Arp, Calder. 8: - Algemeen: grootse bouwwerken in neo-stijl of vermenging daarvan. Veel in dienst volk (woningbouw) door opkomend socialisme. - Nederland: afwijzing neo-stijlen. Vorm bepaald door functie, constructie en toegepaste materialen. Sober en strak; metslewerk en constructies zichtbaar; weinig decoraties. A'damse school: expressief en plastisch bouwen in baksteen. Per- soonlijke v/d architect zichtbaar. Ambachtelijke verwerkingsmateri- aal. De Stijl: abstracte, universele vormentaal, subjectieve uitgebannen. Niet-praktisch. Functionalisme: vorm gebouw bepaald door functie (geïnspireerd door Stijl) Kubistisch. Via Bauhaus ook internationaal. Delftse School: bouwvorm vanuit geestelijk-religieuze inspiratie. Landelijke, eenvoudige, bakstenen wooneenheden; grote, rieten Daken; traditioneel Nederlandse elementen (trapgeveltjes etc.) DE TWEEDE HELFT V/D 20E EEUW: - Amerika (1) - Europa (2) - Pop Art (3) - Optical art (4) - Beeldhouwkunst (5) - Architectuur (6) - Ontwikkelingen na '60 (7) - Ontwikkelingen na '70 (8) - Industriele vormgeving (9) 1: -
Algemeen: invloed uit Europa -> surrealisme. In Amerika abstracte. Tezame leidt dit tot abstract expressionisme. - Actionpainters: uiten emoties dmv impulsieve materialen. Heftige kwastbeweg- ingen. (Pollock, De Kooning) - Colorfieldpainters: werking van kleur staat centraal. Rustig. Grote kleurvlakken, geen associatie met werkelijkheid, toeschouwer verliest orientatie. (Rothko, Newman) - Postpainterly Abstraction: verstandelijk beredeneerde uitingsvormen. 2: - Algemeen: verschikkelijke oorlog achter de rug, nieuwe wereld scheppen. Vrijheid voor iedereen. - Cobra: hun uitlaatklep voor vrijheidsdrang in simpele kinder- en primitieve volktekeningen. Dynamisch, fris kleurgebruik. Ieder mens = kunstenaar. - Materieschilderen: experimentele omgang met middelen. Beïnvloed door vreemde en eigen cultuur, meer relief, verf mengen met zand/gips etc. Dit beeld verlangen naar nieuwe wereld uit. 3: -
Algemeen: door geïndustrialiseerde en commerciele samenleving met massamedia, ontstaat een nieuwe kunstvorm die gebruik maakt van beelden en produkten uit deze samenleving. - Amerika: Harde pop: New York, hard en onpersoonlijk. Commerciele materi- alen, stripcultuur, glamourkleuren, geen boodschap, vervreemden- de effecten (vegroting, herhaling), ontkenning van artistieke aspecten en tradities, ironie en humor. (Rauschenberg, Johns, Warhol, Lichtenstein) Zachte pop: in het westen. Gevoel/eigen standpunten, Maatschappijkritiek. (Thiebaud, Kienholz) - Europa: Engeland: onderscheidt zich van Harde Pop door: benadrukking seks en erotiek, kritisch op maatschappij, minder agressief en hard gebruik beeldende middelen. (Hamilton) Frankrijk: Nouveau Realisme. Belangrijke rol voor: klassieke nor- Men, intellectuele en artistieke traditie. Ziet commercieel beeld niet als kunst. (Restany, Klein, Tinguely, Arman) - Happening: opgezet gebeuren door kunstenaar. Publiek betrokken dmv provo- catie. Vluchtig -> foto, film of video. - Environment: opstelling van alledaagse attributen in ruimte -> toeschouwer in kunst, voegt echter niks toe. 4: - Algemeen: De suggestie van beweging, golving, trilling wekken. 5: - Algemeen: Veel figuratief (oorlogsmonumenten), maar ook non-fictie. - Minimal Art: geen andere betekenis dan de waargenomen vorm. Veelal een- voudige vormen. Objecten vervadigd in industrie op aanwijzing kunstenaar. -
Kinetic Art: daadwerkelijke beweging is aanwezig (dmv wiel, water, magne- tisme of motor). Gebaseerd op technisch-wetenschappelijk onderzoek, lijjkt soms humoristisch bedoelt. Enkele keer poetisch. 6: - Woningbouw: aanvankelijk kwantiteit, betonnen complexen -> streng verkeers- regulering, sociale functies in verdrukking. In jaren zeventig kleinschaliger, intiemer, gevarieerder. Experimen- teel. Vaak traditioneel en nostalgisch bij stadsvernieuwingsprojec- ten. Meer en meer nadruk op flexibiliteit bij inrichting van het huis. - Utiliteitsbouw: handels- en kantoorgebouwen naar Internationale Stijl: glad, strak, monumentaal en imponerend. Soms ook individuele uitingen. Voor grote evenementen haast futuristische bouwwijzen met nieuwe materialen en constructies. (Nervi) - Bouwwerking tbv verkeer en vervoer: luchthavens, deltawerken met modernste techniek. 7: - Algemeen: Pop Art en Op Art domineren, maar een heleboel andere kleinere stromingen hebben bestaan. - Nulgroep/Zero: zet zich af tegen subjectieve en esthetisch ingestelde abstract expressionisme. Het benadrukken v/h onpersoonlijke. De werkelijk- heid in essentie. (Schoonhoven, Armando, Klein) -
Fluxus: Begin jaren zestig. Dadaïstisch. Dmv dans, muziek en theater uitingen indringender over laten komen. Alle zintuigen. (Schippers) - Conceptual Art: het idee staat voorop. Vakmanschap veel minder belangrijk. Zwaartepunt op denkwerk. Beeldende kunst dematerialiseren. Ge- bruik v/h woord. (Kosuth) - Arte Povera: 1966, Italie. Arme betekenis van een object. Soort van anti-kunst. - Body Art: lichaam is materiaal, uitdrukkingsmiddel en inspiratiebron. Kunst en leven worden een. Gilbert en George stellen zichzelf ten toon. Het verlegt grenzen beeldende kunst een stukje. (Nauman) - Land Art: in de natuur. Groot, best bekeken vanuit vliegtuig. Staalplaten in natuur door Serra, kilometers gordijn door Christo. - Hyperrealisme: vervolg op Pop Art en foto als beeldmiddel. Gefascineerd hoe foto iets kan weergeven zonder diepere inhoud. Proberen nog beter werkelijkheid weer te geven dan op foto. Ook 3D. (Hanson) - Monumentale textiele kunst: dikke strengen touw omwikkeld met garens, wor- den monumentale ruimtelijke werken gemaakt door Hicks. (en Abacanowitz)
7: - Algemeen: Individu, mystiek. Weergeven sterk persoonlijke ervaringen. Veel negatieve reacties op mindere welvaart. Kunst als protest tegen bijvoorbeeld Vietnam. - Graffiti: Protest tegen van alles vertaald op moren etcetera. (Haring) - Foto/video: kunstenaars trekken foto uit functie en maken er een kunstwerk van. Tegen video is enig protest (visuele vervuiling) maa wordt tevens een eigen kunstvorm. - Nieuwe Wilden: naar de Fauvisten begin 20E eeuw. - Kitsch-kunst: verbreking van het laatst taboe. (Koons, Scholte) 8: - Algemeen: berust op: functionaliteit en ergonomie; het materiaal; produktie- proces; marktonderzoek. Min of meer uitgangspunten het Bauhaus. -->

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Simon