Het orgeltje van yesterday door Rutger Kopland

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
Boekcover Het orgeltje van yesterday
Shadow
  • Gedichtbespreking door een scholier
  • 6e klas vwo | 1285 woorden
  • 25 december 2004
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer6.1
43 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Rutger Kopland
Genre
Poëzie
Taal
Nederlands
Vak
Methode
Eerste uitgave
1968
Pagina's
40
Oorspronkelijke taal
Nederlands

Boekcover Het orgeltje van yesterday
Shadow
Het orgeltje van yesterday door Rutger Kopland
Shadow

Rutger Kopland, Het orgeltje van yesterday, Glimmen 1968, 19e druk

Beschrijvingsopdracht

Opbouw…
De bundel bestaat uit 27 gedichten, en is verdeeld in vijf ‘hoofdstukken’: drie wintergedichten, drie voorjaarsgedichten, reis, gesprekken en bij de dood van mijn vader. Ze bestaan elk uit drie tot vijf gedichten. Ook staan er nog zeven losse gedichten in.

Thematiek…
De thematiek van deze bundel is leven en dood. De gedichten gaan vrijwel allemaal over overleden mensen, over hun nabestaanden. Ook denkt hij veel na over het leven en de vergankelijkheid van de mens.
Taalgebruik…
Het taalgebruik is vrij eenvoudig en goed te begrijpen. Er worden bijna geen moeilijke woorden gebruikt, maar door de zinsopbouw snap je veel gedichten niet in een keer, moet je ze vaker lezen.
Eerste persoonlijke reactie…
Ik vond de meeste gedichten wel mooi. Echter, sommigen waren vrij moeilijk te begrijpen. Je moest ze eerst een paar keer lezen, voordat duidelijk werd waar het over ging. Het onderwerp spreekt me eigenlijk wel aan, alleen vind ik dat het met een heel pessimistische ondertoon is geschreven. De gedichten zijn bijna allemaal heel droevig. Het is ook heel realistisch, het gaat vooral over de gevoelens van mensen als een bekende overlijdt. Dit is heel herkenbaar, de meeste gedichten zetten je wel aan het denken.
Verdiepingsopdracht:

Evaluatie…
Ik vond het boek best mooi om te lezen. Sommige gedichten waren pas te begrijpen nadat je ze een paar keer gelezen had. De verdiepingsopdracht vond ik erg moeilijk om te doen. De rijm herkennen vond ik vooral moeilijk, en het ‘tussen de regels door lezen’, de betekenis van sommige zinnen begrijpen. Toch was het niet echt vervelend om te doen doordat de gedichten een diepere betekenis had die me toch wel aansprak en best herkenbaar was. Mijn mening is niet echt veranderd na het maken van de verdiepingsopdracht, ik ben er nou wel achter gekomen dat als je een gedicht echt uitgebreid bekijkt er vaak meer achter steekt dan je denkt.

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok
GEDICHT 1: WEGGAAN

Dit gedicht vind ik persoonlijk heel mooi. Het gaat over het verwerken van het verlies van iemand, en er zit veel waarheid in deze tekst. De gevoelens zijn heel goed op papier gezet, heel herkenbaar.

Belangrijkste zinnen
De belangrijkste zinnen zijn:
• Je blijft/ iemand op wie wordt gewacht.
• Weggaan kun je beschrijven als/ een soort van blijven.
Strofenbouw
Het gedicht heeft 11 regels die zijn ingedeeld in twee strofen: een sextet en een kwintet.
Rijm
Er is hier sprake van meerdere soorten rijm:
• Volrijm: zacht- gewacht, zacht-wacht, weggaan-bestaan, beschrijven-blijven
• Halfrijm: Assonantie: dan-zacht, anders-achter, blijft-afscheid, als-dan
Alliteratie: niet-nog, wacht-want, wacht-weg, bent-blijft
• Rijk rijm: weggaan-weggaan, niemand-niemand. Dit wordt gebruikt om herhaling uit te drukken: het verband tussen de twee strofen en het verband tussen de laatste twee zinnen van het kwintet.
Ik kon geen vast patroon ontdekken in de plaats van het rijm. Het zijn vooral de plaatsen in een zin waar het om gaat, bijvoorbeeld na een persoonsvorm. De eerste woorden van de strofen rijmen op elkaar, en de beginwoorden van de laatste twee zinnen van de tweede strofe (herhaling). Ook rijmen enkele woorden die aan het eind staan van de regels die op een vergelijkbare plek in de twee strofen staan (bijvoorbeeld van elke strofe de eerste regel).
Stijlfiguren…
Er worden in het gedicht meerdere stijlfiguren gebruikt:
• Herhaling: ‘weggaan’ aan het begin van de strofen
• Paradox: ‘weggaan kun je beschrijven als/ een soort van blijven.’
• Parallellisme: ‘Niemand/ wacht want je bent er nog. Niemand neemt afscheid/ want je gaat niet weg.’
• Eufemisme: ‘weggaan’ in plaats van ‘overlijden’ of ‘doodgaan’. Dat het woord weggaan hier deze betekenis heeft is op te maken uit de context en uit de thematiek van de gehele gedichtenbundel.
Enjambementen…
Er wordt in dit gedicht heel veel gebruik gemaakt van enjambementen. In de eerste strofe is het enjambement ‘de deur dichttrekken/ achter je bestaan’ heel functioneel. ‘de deur dichttrekken’ verwijst op deze manier naar het weggaan uit huis, maar ook naar het weggaan uit het leven van alle andere mensen, het weggaan uit je bestaan.
In de vierde regel krijgt door het enjambement de woordgroep ‘niet terugkeren’ extra nadruk.
In de vijfde regel zorgt het enjambement ervoor dat ‘je blijft’ een dubbele betekenis krijgt. Het betekent dat als een persoon overlijdt, hij nooit helemaal zal verdwijnen, er altijd bij zal blijven in de gedachten van de nabestaanden. In combinatie met de volgende regel betekent het dat er altijd mensen zullen zijn die aan je denken, op je wachten en hopen dat je terugkomt.
Verhaallaag en thematische laag…
De verhaallaag is dat een persoon weggaat uit huis en daarmee uit ieders leven, ‘zijn bestaan’. De nabestaanden zullen altijd blijven wachten.
De thematische laag is dat een persoon overlijdt, maar altijd zal voortleven in de gedachten van zijn nabestaanden. Zij kunnen in gedachten nog altijd een beetje met hem praten. Zo is iemand nooit helemaal weg, hij blijft altijd aanwezig in de gedachten van anderen.
GEDICHT 2:WINTERGEDICHTEN III

Dit gedicht is het derde gedicht uit ‘Drie wintergedichten’. Het spreekt me ook wel aan, omdat hij nadenkt over hoe hij omgaat met verdriet, en over zijn eigen sterfelijkheid. Uit de context blijkt dat de bijpersoon overleden is.

Belangrijkste zinnen
De belangrijkste zinnen zijn:
• Met jou kwam nog een vreemd/ verdriet waarop ik een leven/ lang gewacht heb. (…) het kwam en ik liet het.
• Eindelijk zag ik dat alles voorbij/ zou gaan als deze dag…

Strofenbouw
Het gedicht heeft 12 versregels die zijn ingedeeld in vier strofen: namelijk drie terzetten.

Rijm
In dit gedicht is sprake van meerdere soorten rijm.
• Volrijm: met-het, dat-wat
• Halfrijm: Assonantie: vreemd-leven, kwam-gewacht, heb-het, lang-land, nog-waarop, liet het-liefheb, mijne-voorbij, waarop-onder, kwam-zag, kwam-handen, alles-dag voorbij-boven
• Halfrijm: Alliteratie: vreemd-verdriet, leven-lang, ogen-onder, vreemd-voorbij, land-liefheb
• Rijk rijm: heb-heb, ik-ik
Ik kon wederom geen vast patroon ontdekken in de plaats van het rijm. Het zijn hier vooral de plaatsen van de woorden in een versregel of terzet waar het om gaat. Rijmende woorden in de eerste of laatste regels zorgen hier bijvoorbeeld erg duidelijk voor samenhang in het gedicht. Erg opmerkelijk is hier dat de laatste strofe bijna compleet los lijkt te staan van de andere strofen. Die zijn door middel van veel rijmende woorden met elkaar verbonden, maar de laatste strofe helemaal niet. Dit is inhoudelijk ook iets anders, een soort toevoeging.

Stijlfiguren
Er worden in dit gedicht meerdere stijlfiguren gebruikt:
• Herhaling: ‘het kwam’ en ‘uit je’ in de tweede strofe, ‘ik zeg’ in de derde strofe.
• Opsomming: ‘uit je ogen in de mijne/ uit je handen onder mijn jas’, tweede strofe. De manieren waarop hij haar gevoelens waar kon nemen worden hier (figuurlijk) omschreven.
• Parallellisme: de tweede en de vierde strofe helemaal

Enjambementen
Er wordt in dit gedicht veelvuldig gebruik gemaakt van enjambementen. In de eerste strofe is de functie het benadrukken van de woorden voor en na het enjambement: ‘vreemd/verdriet’, ‘leven/lang’.
In de tweede strofe wordt geen gebruik gemaakt van enjambementen. De plaatsen waarop de zin wordt afgebroken, zijn heel natuurlijk.
In de derde strofe wel weer. In de eerste versregel wordt hierdoor het woordje ‘voorbij’ benadrukt. In de tweede versregel krijgt het woordje ‘boven’ een extra betekenis. In de zin betekent het gewoon boven land, maar door het enjambement wordt ook de indruk gewekt dat het een hele mooie dag is, boven verwijst naar de hemel.
In de vierde strofe is er wel een enjambement, tussen de tweede en derde versregel. Het woordgroepje ‘dacht/te zien’ krijgt hierdoor extra nadruk.

Verhaallaag en betekenislaag
De verhaallaag is dat de persoon door het contact met zijn geliefde een soort verdriet krijgt overgedragen van haar. Het spoelt gewoon over hem heen.
De thematische laag is dat de hoofdpersoon ineens tot het besef komt dat ook hij sterfelijk is en dat alles ooit voorbij zal zijn, maar hij vindt het niet zo erg.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.