Voor wie ik liefheb wil ik heten door Neeltje Maria Min

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
Boekcover Voor wie ik liefheb wil ik heten
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 1199 woorden
  • 7 februari 2003
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
30 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Neeltje Maria Min
Genre
Poëzie
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1966
Pagina's
55
Geschikt voor
vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Eenzaamheid,
Moeder-dochterrelatie

Boekcover Voor wie ik liefheb wil ik heten
Shadow
Voor wie ik liefheb wil ik heten door Neeltje Maria Min
Shadow
Titelbeschrijving:

Auteur: Neeltje Maria Min
Titel: Voor wie ik liefheb wil ik heten
Uitgever: Bert Bakker Amsterdam
Eerste druk: 1966
Gelezen druk: 21ste druk 1996

Inleiding:

Toen we de inleiding hadden gekregen had ik snel een greep gedaan in de boekenkast van de mediatheek. De gedichtenbundel met de eerste titel die me aansprak had ik meegenomen, maar toen ik uiteindelijk begon te lezen bleek dat deze gedichten niet echt te lezen waren. Daarom ben ik nog een keer op zoek gegaan naar een bundel. Dit keer was ik er beter voor gaan zitten, en had ik de moeite genomen om de gedichten die erin stonden ook eens te gaan lezen. In deze bundel kwam meer rijm voor, en ik had het idee dat ik de gedichten wel aardig goed snapte.
(Uiteindelijk bleek toch dat het niet helemaal een goede bundel voor mij was. Het was eigenlijk veel te depressief, en dat was juist niet wat ik nodig had. Ik heb er toch voor gekozen om de bundel uit te lezen en te gebruiken voor mijn verslag)

Opbouw:

De bundel bestaat uit 50 gedichten, waarvan er slecht 6 een titel hebben gekregen. Het boekje bestaat wel uit reeksen, ook is er een duidelijk opbouw. Het begint eerst met grote flashback, naar haar jeugd. Langzamerhand bouwt ze dan op naar het heden. Vervolgens blikt ze nog een paar keer terug naar haar jeugd.
Je ziet dat de gedichten bij elkaar horen doordat er in de gedichten duidelijk onderwerpen naar voren komen (vader, moeder ,gezin, schuld).

Thema:

Titelgedicht:
Het eerste gedicht is het titelgedicht, omdat de laatste zin is gebruikt voor de titel. Dit gedicht is waarschijnlijk gekozen omdat de schrijfster wil laten zien dat dit een heel belangrijk deel van de bundel is. Het beschrijft haar gevoelens goed.

Begrippen die vaak terugkomen:

Neeltje heeft het vaak over haar vader en haar moeder, dit komt omdat zij een hele slechte band met hun heeft gehad in haar jeugd.

De sfeer:

Er komt duidelijk een slechte sfeer omhoog. Neeltje Maria Min heeft duidelijk geen fijne jeugd gehad, en uit haar gevoelens hierover in haar gedichten. Daarom komt er zo’n slechte sfeer naar voren.

Personen:

Dit gedicht wordt duidelijk verteld in de ik-vorm. De ik-figuur is de schrijfster Neeltje Maria Min zelf. Haar leeftijd kan ik niet schatten omdat de gedichten flashbacks zijn naar vroeger. In de flashbacks zal ze een jong kind zijn geweest, maar in latere flashbacks was zij eerder een puber. Op het moment dat zij de gedichten schrijft zal ze een jaar of 40 zijn en haar leven nog een keer overzien.

De schrijfster vertelt af en toe over haar ouders, maar soms richt ze zich ook tot hen. Neeltje laat in haar gedichten steeds naar voren komen dat ze een hele eenzame jeugd heeft gehad. Dus echt goede ouders zullen het niet geweest zijn.
Poëtica:
In deze bundel komen de gevoelens van Neeltje Maria Min naar boven. Nergens komt er iets over de leer van de poëzie naar voren.
Stijlmiddelen:

Beeldspraak:
Vergelijkingen:
 En ik rijpte als fruit (16)
 Hier is een kind dat in een droom van glas leeft (17)
 Zij had een hoofdje als een nachtcitroen (32)
 Ik ben alsof ik ben geboeid (45)

Synesthesie:
 Het zingend staren (8)
 Eenzame stem (44)

Personificatie
 Het hart en de ogen spreken mee (20)
 Wolken bestormen de maan (22)
 Niet de stem van de wind (25)
 Als in de droom het leven van zijn opperhuid ontdaan (31)
 Het woord dat ons pijnigt, vernielt en verkrampt (39)

Stijlfiguren:
Paradox:
 De mooiste tranen zijn de droge (34)
 De droeve hartslag (43)

Hyperbool:
 Ik ben er niet. Ik ben er nooit geweest (9)
 Ik had drie koude handen van schrik (21)
 ‘amen’ ik brul het als een vloek (

Retorische vraag:
 Hoe kon ik worden wie ik ben?

Climax:
 Toen werd mijn kamer warm tot op het bot en op de kast begon de klok te zingen van ruisende herinneringen en plotseling verscheen mijn god.
 Mijn dagen zijn geteld, ik zal teruggaan in de aarde. Toen jij mij baarde was het vonnis al geveld mijn dood begon al in jouw schoot.

Anticlimax:
 Een vreemde pijn staat als een vorst te zingen in mijn oude wonden en ebt weer weg en vormt een korst.

Repetitio:
 Dit is een reis er is geen oponthoud. Reizigers, reizigers, mijn lichaam wordt oud

Parafrase:

Neem mijn vader die mij pratende vreemd is;
Aan zijn zwijgen herken ik hem.
Zijn huid heeft zijn lach strak getrokken,
Zijn voeten lijken op een twee.
Ik zou hem willen noemen maar ik kan
Het woord niet vormen dat hij kennen zal.
Het is daarom dat ik van vader spreek.
(6)

Neeltje Maria Min kent haar vader alleen door zijn aanwezigheid. Zij heeft nooit wat aan hem gehad en kent hem alleen als vader omdat haar dat vroeger is geleerd.

Verzoening
In haar was ik geborgen
En breidde ik mij uit
En werd ik steeds completer
En rijpte ik als fruit
En kreeg ik voeten, handen
En reuk en stem en wil
Totdat ik met een gil
Geboren werd en banden
Die ons verbonden hielden
En die ik niet meer ken,
Gebroken werden met
Een slag, een donderslag.
O moeder, die mij baarde,
Die haar vermoeide schoot
Gelaten openvouwde,
U draag ik op mijn dood.
(16)

De enige band die Neeltje ooit met haar moeder had was toen zij nog geboren moest worden. Toen ze nog in de buik van haar moeder zat. Daarna is de band verbroken. Haar moeder was niets meer voor haar. Neeltje was niets meer voor haar moeder. Ze gebruikt de hyperbool, banden die gebroken werden door een slag, een donderslag om heel duidelijk naar voren te laten komen dat hun band echt niets voorstelde.


Een vreemde pijn slaat als een vorst
Te zingen in mijn oude wonden
En ebt weer weg en vormt een korst.

Maar komt terug en zet zich vast
Aan alle zijden van mijn hoofd,
Dat, nu het pijn doet, niet meer past.

In dit huis, waar pijn mij groette,
Ben ik veel meer dan zichtbaar
Is tussen mijn hoofd en voeten

Daar ik alleen weet welke wegen
Pijn in mijn hoofd heeft afgelegd,
Heb ik het recht om zo te spreken.

Haar herinneringen komen in dit gedicht weer terug. Er is hier sprake van een personificatie, de pijn zet zich vast aan alle zijden van haar hoofd en zing in haar oude wonden. Ze maakt gebruik van dit stijlmiddel om aan te geven hoeveel pijn ze tegenwoordig nog steeds heeft door haar verleden.
Verdiepingsopdracht:
15.4 Eigen gedicht maken met behulp van begin en eindregel:

Een vreemde pijn slaat als een vorst
Emoties komen weer omhoog
Ik voel de druk weer op mijn borst
Ik hou het niet meer droog

Vroeger is voor mij vroeger niet meer
Hoe kan het na zoveel jaar nog zo steken?
Toch vraag ik me weer af elke keer.
Heb ik het recht om zo te spreken?

Ik heb voor dit gedicht gekozen omdat ik dit al eerder in mijn verslag heb gebruikt. Ik vind het een mooi gedicht, maar kleine dingetjes mochten van mij nog wel veranderd worden. Ik heb er een veel duidelijker rijmschema ingebracht (ABAB) omdat ik dat zelf prettiger vind om te lezen. Ook vind ik dat ik zonder teveel omslachtigheid haar gevoelens naar voren heb laten komen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.