Over De uitvreter heb ik niet erg lang gedaan. Waarschijnlijk 2,5 uur in totaal over de 41 pagina’s.
De jaartallen waarin het boek zich afspeelt zijn moeilijk te noemen, waarschijnlijk in het begin van de 20ste eeuw, de tijd waarin Nescio zelf leefde en waarin hij dit boek schreef. De tijdlijn van het boek heeft een lengte van ongeveer 5 à 6 jaar. Vanaf de ontmoeting van Japi en Bavink tot aan de dood van Japi. Dit is op te maken uit het noemen van de seizoenen en doordat er enkele malen wordt genoemd hoe lang een gebeurtenis in beslag neemt. Zo duurt de reis van Japi naar Afrika twee jaar. Het verhaal wordt snel verteld, de gebeurtenissen komen snel achter elkaar, hoewel de gesprekken soms wat langer duren.
In De uitvreter worden alle gebeurtenissen op een chronologische volgorde verteld. Er zijn dus geen flashbacks of flashforwards. Wel komen er flinke tijdsprongen in het verhaal voor, bijvoorbeeld een tijdsprong van twee jaar wanneer Japi naar Afrika gaat. Ook worden er in het begin en aan het einde enkele zaken herhaald.
In alle boeken van Nescio wordt de ruimte zeer gedetailleerd omschreven. Zo ook in De uitvreter. Het verhaal speelt zich qua plaatsen zowel in Veere (Zeeland) als in Amsterdam af. Sommige delen van het verhaal spelen zich buiten af, zoals aan de waterkant in Veere, of op een boot. En andere delen van het verhaal, zoals waar Bavink Japi voorstelt aan Koekebakker, spelen zich binnen af. De ruimte wordt zó gedetailleerd weergegeven dat het echt iets toevoegt aan het verhaal tijdens het lezen. Daarom spreken we hier van functionele ruimte, vooral ook omdat de ruimte een completer en duidelijker beeld geeft van de gebeurtenissen. Ik heb wel een voorbeeld gevonden van contrasterende ruimte, namelijk: ‘toen de zon prachtig opkwam.’ dat is wanneer Japi van de brug afstapt. De mooie opkomende zon staat erg in contrast met het vervelende wat vervolgens gebeurd.
Typerend voor Nescio zijn ook de kleine herhalingen en de vorming van een geheel aan het einde van het verhaal. De herhalingen, tegenstellingen en bedenkingen zorgen voor een goede samenhang in de verhalen. Dit geldt ook voor Titaantjes en Dichtertje.
De uitvreter is geschreven in de ik-vorm. Het verhaal wordt namelijk door Koekebakker verteld. Hij vertelt hier over zijn ervaringen met Japi en Bavink.
Japi: Japi speelt de hoofdrol in dit boek van Nescio. Hij is een echte uitvreter die van alles leent en nooit terugbrengt. Zonder te vragen zomaar iets gebruikt en andere vervelende dingen. Ik denk dat ik zijn karakter niet beter beschrijven kan dan Nescio zelf, daarom citeer ik: ‘De uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je ’s avonds laat thuis kwam. De uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest.’Het bovenstaande fragment geeft dus perfect het karakter van Japi weer. Het is wel opvallend dat het hem eigenlijk nooit kwalijk wordt genomen dat hij dit soort dingen doet. Zijn ideaal is te versterven, maar dat bereikt hij niet als hij later een kantoorbaan krijgt en bovendien een Franse vriendin. Helaas overlijdt zijn vriendin vlak nadat hij halfdood terugkomt uit Afrika en zijn verlangen te versterven komt weer bovendrijven, waarna hij van de Waalbrug afstapt.
Bavink: Bavink is een man die oorspronkelijk uit Amsterdam afkomstig is, maar als hij naar Zeeland gaat om te schilderen komt hij een man tegen die ‘goud waard is’. Bavink werd een goede vriend van Japi en ook hij was het slachtoffer van het gedrag van Japi en ook hij tolereerde dat. Japi fascineert Bavink erg, door zijn manier van denken. Ook waardeert hij het als Japi hem helpt met het maken van schilderijen door commentaar te leveren.
Koekebakker: Koekebakker is de verteller van het verhaal en ook één van Japi’s vrienden. Hij is een nette man en men zou dus zeggen dat hij het niet echt op prijs stelt als iemand zijn goede spullen gebruikt, die hij zich al moeilijk kon veroorloven, omdat hij als schrijver niet voldoende verdient. Als Japi zijn spullen gebruikt zegt hij er niets van, maar hij vindt het stiekem toch wel erg.
Belangrijke dingen in het verhaal zijn: het versterven van Japi, de natuur, zoals het opkomen en ondergaan van de zon, maar vooral verlangen. Het verlangen komt niet alleen in dit boek vaak terug, maar in ongeveer alle boeken van Nescio.
Het thema in dit boek heeft veel te maken met verlangens. Japi kan zijn verlangen eigenlijk niet na blijven streven, omdat hij wel geld en spullen nodig heeft om te overleven. Uiteindelijk heeft hij het misschien toch bereikt door van de Waalbrug af te stappen en één te worden met het water, maar dat is niet helemaal hetzelfde als versterven. Een tweede thema is dat er kritiek op de maatschappij geleverd wordt. Dat mensen maar wat doen met hun levens.
- Titaantjes
Ook deze titel is niet moeilijk te verklaren. In het verhaal staan de vijf titaantjes, Bekker, Bavink, Hoyer, Ploeger en Kees centraal. Zij geven in het boek kritiek op de maatschappij en leiden elk hun eigen leven.
Ik heb de 29 pagina’s van dit boek in ongeveer 2 uur gelezen.
Ook dit boek speelt zich aan het begin van de 20ste eeuw af. Waarschijnlijk is de tijdlijn die het verhaal beslaat ongeveer 10 jaar lang. Dit is te zien aan enkele tijdsaanduidingen in het boek waaronder erg vaak: enkele dagen later, of enkele maanden later.
De gebeurtenissen in het boek zijn chronologisch geordend. Wel komen er een aantal tijdsprongen in voor. De grootste tijdsprong is als Koekebakker zijn vrienden gaat opzoeken na een paar jaar. Er is geen sprake van flashbacks of flashforwards ook al schrijft Koekebakker over gebeurtenissen van vroeger waar hij aan terugdenkt.
Zowel in De uitvreter als in Titaantjes wordt de omgeving erg gedetailleerd beschreven, omdat dit een typerend kenmerk is van Nescio. De ruimte geeft een nieuwe dimensie aan het verhaal door je een extra compleet beeld te geven van de gebeurtenissen. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Amsterdam, maar af en toe gaat één van de hoofdpersonen weg uit die stad.
Zie samenhang-De uitvreter
Het verhaal wordt vanuit een ik-persoon geschreven. Koekebakker is ook hier weer de verteller van het verhaal. Hij denkt terug aan vroeger en aan de titaantjes. Opvallend is wel dat Koekebakker bijna nooit zijn mening geeft over de gebeurtenissen (wel over de maatschappij overigens) Dit geeft de lezer de vrijheid om zelf een mening te vormen.
Koekebakker: Koekebakker, de verteller, is één van de titaantjes en een best nette man. Hij is een schrijver, maar verdient hiermee niet veel. Hij vertelt erg over het verleden in titaantjes toen ze de maatschappij en de hoge heren verachtten.
Bavink: Bavink is schilder en heeft als ideaal om een goed kunstwerk te maken. Één van zijn doelen is om god in zijn werken te vangen. Het schilderen van goede kunstwerken lukt hem uiteindelijk, maar zijn topstuk ‘gezicht over Rhenen’ vernielt hij waarna hij in een tehuis voor zenuwpatiënten belandt.
Hoyer: Hij is schilder en heeft een goed inkomen. Soms komt hij wat gierig over en hij heeft weinig tijd, bijvoorbeeld als Koekebakker hem komt bezoeken.
Bekker: Bekker vertaalt Dante en droomt van een leven op de heide. Als hij een bedrijf opricht, gaat hij failliet.
Ploeger: Ploeger valt eigenlijk een beetje buiten de groep van de titaantjes, omdat hij ze soms niet zo goed begrijpt. Uiteindelijk gaat hij in een gasfabriek werken.
Kees: Kees speelt slechts een kleine rol in het boek.
Één van de dingen die opnieuw centraal staat in dit boek is het ideaal, waar de vijf titaantjes naar streven, maar uiteindelijk niet bereiken. Ook levensbeschouwelijke dingen over de maatschappij en de natuur komen vaak aan bod. Ze verachten de maatschappij en de mensen en vragen zich vele dingen af. Ze zijn erg geïnteresseerd in de natuur en kunnen het hier lang over hebben.
Het thema in dit boek heeft alles te maken met de maatschappij. De titaantjes leveren erg veel kritiek op de maatschappij en vinden dat de mensen maar wat tobben.
- Dichtertje
In principe zijn de titels van Nescio niet moeilijk te verklaren, omdat ze allemaal de hoofdperso(o)n(en) beschrijven. Ook bij Dichtertje is dat het geval. Eduard, de hoofdpersoon, is het dichtertje waar het in dit boek allemaal om draait.
Over de 43 bladzijdes heb ik ongeveer 2,5 uur gedaan.
Ik schat in dat het verhaal ongeveer vijf jaar beslaat. Dit is te zien aan verschillende soorten tijdsaanduidingen die Nescio gebruikt in zijn boeken.
Het verhaal is chronologisch geschreven. Dat betekent dat er geen flashbacks en flashforwards in zitten. Wel kleine tijdsprongen, maar geen grote in dit verhaal. De snelheid van het vertellen van de gebeurtenissen is ook ongeveer gelijk over het hele boek.
Ook hier heeft Nescio zijn gewoonte om dingen zeer gedetailleerd te beschrijven weer ingezet. In Dichtertje worden niet alleen de ruimtes goed omschreven, maar ook het uiterlijk van bijvoorbeeld Ee goed beschreven. De ruimtes waar de personages zich bevinden wordt ook hier weer goed beschreven door de schrijver, het voegt iets toe aan de beleving van het verhaal en zorgt voor meer duidelijkheid bij de gevoelens van de hoofdpersonen. Zo staan de bloemen in bloei als Dora Ee voor het eerst ziet en verliefd wordt op hem.
Zie samenhang- De uitvreter
Opvallend en tegelijkertijd typerend voor dichtertje is het perspectief, want daar waar De uitvreter en Titaantjes allebei vanuit een ik-persoon geschreven zijn, is Dichtertje vanuit een alwetende verteller geschreven.
Eduard: Eduard is het dichtertje, vaak wordt de afkorting Ee gebruikt. Zijn doel is een groot dichter te worden en ook om te trouwen met een dichteres. Uiteindelijk trouwt hij echter met Coba. Tijdens zijn leven wordt hij geen groot dichter, maar Coba steunt hem wel met het schrijven van gedichten. Ee rijmt in principe zijn hele leven aan elkaar, wat op een gegeven moment ook gaat vervelen. Aan het einde van het boek wordt hij naakt en buiten zinnen aangetroffen en sterft hij. Hierna wordt het boek wat hij had uitgegeven een bestseller. Uiteindelijk heeft het dichtertje zijn leven wel een beetje vergooid.
Coba: Coba is een meisje dat Ee elke dag naar school zag lopen. Ze werden verliefd op elkaar en na een jaar huwelijk krijgen ze samen een dochtertje: Bobi. Ze helpt Eduard met het schrijven van gedichten en hoewel ze trouw blijft aan hem, kijkt ze toch wel eens naar andere mannen.
Bobi: Bobi is het dochtertje van Coba en Eduard. Zij speelt niet een dergelijke grote rol in het verhaal.
Dora: Dora is Coba’s zus en zij heeft stiekeme gevoelens voor Ee. Als Penning, een vriend van Ee, met haar wil trouwen wijst ze hem af en gaat vervolgens met Eduard naar bed.
De god van Nederland: Let goed op de omschrijving van god. Het is namelijk de god van Nederland, de god zoals wij Nederlanders die geschapen hebben. Hij leeft als een normale burger en kijkt toe op de mensen.
De duivel: De duivel probeert Coba eigenlijk te verleiden en zo ontrouw te zijn aan Ee, maar zij weerstaat hem. Verder heeft de duivel geen toegevoegde waarde aan het boek.
Belangrijk in dit boek zijn doelen die je jezelf kan stellen in je leven. Het verlangen komt net als in alle andere boeken opvallend vaak terug vanuit alle personen.
In dit boek staat weer verlangen centraal, hoewel het dichtertje door het zo na te streven zijn leven vergooid heeft. Het is moeilijk je wensen na te streven en dingen kunnen helemaal anders uitpakken dan je in eerste instantie gedacht had.
Recensies
Er is een groot verschil in mening tussen de recensenten van de tijd van Nescio en nu. In zijn eigen tijd (omstreeks 1915) was de schrijfstijl van Nescio helemaal niet geliefd. Zijn schrijfstijl komt erg in de buurt van de spreektaal van toen, iets wat nog maar weinig schrijvers voor hem hadden gedaan. De schrijfstijlen van de boeken die toen populair waren wijken sterk af van de schrijfstijl van Grönloh, wat de reden is dat vele schrijvers uit zijn tijd zijn werk afkeurden.
Langzaam maar zeker begon het werk van Nescio steeds meer gewaardeerd te worden door recensenten en door schrijvers. Tegenwoordig krijgen zijn boeken zelfs zo veel erkenning dat de boeken door velen gelezen wordt en ook op middelbare scholen. De laatste tijd wordt wel eens gezegd dat het werk van Nescio misschien wel één van de mooiste werken van de Nederlandse literatuur is. Dit staat in schril contrast met de recensies van begin 20ste eeuw.
Één van de eerste echte bewonderaars van Nescio was Gerard Reve die zei dat hij een gewoon mens was, waar ik het zelf zeker mee eens ben, omdat Nescio de spreektaal gebruikt en dat erg menselijk over komt en ook omdat er weinig stijlfiguren gebruikt worden.
Daan Stoffelsen tipt ook nog heel mooi even de krachtige openingszinnen van Nescio aan. Je hoeft de beginzinnen maar te citeren voor herkenning. Guus Middag heeft het in het NRC nog over zijn gedetailleerde omschrijvingen van de natuur. Hij noemt het dan ook een reisgids, maar het lijkt eerder een dwaalboek, voor een dwaaltuin.
Bronnen:
http://recensieweb.nl/recensie/nescio-lezen-in-amsterdam/ maart 2007
http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/20ste/tekst/lg20045.html datum onbekend
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/de-bocht-van-nescio september 2008
Auteur
Nescio is een pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh en betekent ‘ik weet het niet’ in het Latijn. Hij is geboren in Amsterdam op 22 juni 1882 en stierf op 79-jarige leeftijd in Hilversum op 25 juli 1961.
Nescio heeft, volgens vele, een aantal van de grootste literatuurwerken uit de Nederlandse literatuur geschreven, namelijk: De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje. In zijn werken verraad hij veel over zichzelf. Japi en dichtertje hebben allebei een kantoorbaan, maar worden hier niet echt vrolijk van. Ook bij Nescio zelf is dat het geval, hoewel hij wel succesvol was. Daarbij was hij ook nog een idealist, net als de karakters in zijn boeken.
In 1906 trouwde hij met Aagje Tiket, met wie hij vier dochters kreeg. Hij woonde zijn hele leven in Amsterdam, wat ook terugkomt in zijn boeken.
In 1954 ontving hij de Marianne Philipsprijs, wat een prijs was voor schrijvers boven de vijftig die op de achtergrond dreigden te raken.
In 1961 is hij in het ziekenhuis in Hilversum overleden.
Schrijfstijl
Nescio heeft in heel zijn oeuvre ongeveer dezelfde schrijfstijl gebruikt. Hij gebruikte spreektaal, vooral te zien aan de welbekende ‘-i’. Ook omschreef hij de ruimte zo gedetailleerd dat je jezelf makkelijk kunt verplaatsen in die omgeving. Wel was zijn schrijfstijl wat sober en rustig. Er werden wel emoties genoemd, maar niet echt naar voren gebracht en ook was er geen sprake van een spanningsboog, wat ook bijdroeg aan de soberheid van de boeken.
Bronnen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nescio
http://nl.wikipedia.org/wiki/Marianne_Philipsprijs
http://www.nescio.info/biografie/biografie_kort.html
Mening
Toen ik begon met lezen in de bundel moest ik erg wennen aan de stijl. Allereerst aan het ouder Nederlands en de spreektaal die Nescio gebruikt. In principe heeft mijn waardering hetzelfde patroon aangenomen als die van de recensenten de afgelopen eeuw. In het begin vond ik het moeilijk, lastig te begrijpen en had ik erg weinig waardering voor de boeken. Toen ik verder las en ook langzamerhand begon te wennen aan de spanning die er miste en aan de soberheid begon ik meer en meer waardering te krijgen. Toen ik de drie boeken allemaal had uitgelezen, snapte ik er eigenlijk nog maar weinig van, maar verdere verdieping in het onderwerp zorgde voor wat meer duidelijkheid. Voornamelijk het lezen van recensies van anderen zette mij aan het denken over de stijlen die Nescio gebruikt en over de personages, zinsopbouw en omschrijvingen die in het boek voorkomen. Alles bij elkaar opgeteld en erg ver uitgewerkt, zoals met dit verslag, is mijn waardering tegenover Nescio enorm toegenomen. Nu ik de boeken veel beter begrijp kan ik eigenlijk met recht zeggen dat ik J.H.F. Grönloh een goede schrijver vind, maar nog steeds moet ik twee keer lezen voor ik het helemaal begrijp, omdat er altijd nog kleine dingen in zijn verhaal verstopt zitten die bij de tweede keer naar voren komen. Al met al vond ik het goed om een keer gedaan te hebben.
Toen ik begon met lezen in de bundel moest ik erg wennen aan de stijl. Allereerst aan het ouder Nederlands en de spreektaal die Nescio gebruikt. In principe heeft mijn waardering hetzelfde patroon aangenomen als die van de recensenten de afgelopen eeuw. In het begin vond ik het moeilijk, lastig te begrijpen en had ik erg weinig waardering voor de boeken. Toen ik verder las en ook langzamerhand begon te wennen aan de spanning die er miste en aan de soberheid begon ik meer en meer waardering te krijgen. Toen ik de drie boeken allemaal had uitgelezen, snapte ik er eigenlijk nog maar weinig van, maar verdere verdieping in het onderwerp zorgde voor wat meer duidelijkheid. Voornamelijk het lezen van recensies van anderen zette mij aan het denken over de stijlen die Nescio gebruikt en over de personages, zinsopbouw en omschrijvingen die in het boek voorkomen. Alles bij elkaar opgeteld en erg ver uitgewerkt, zoals met dit verslag, is mijn waardering tegenover Nescio enorm toegenomen. Nu ik de boeken veel beter begrijp kan ik eigenlijk met recht zeggen dat ik J.H.F. Grönloh een goede schrijver vind, maar nog steeds moet ik twee keer lezen voor ik het helemaal begrijp, omdat er altijd nog kleine dingen in zijn verhaal verstopt zitten die bij de tweede keer naar voren komen. Al met al vond ik het goed om een keer gedaan te hebben.
Yvette van ’t Zand, 11-12-2013, Made.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden