De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door Nescio

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
Boekcover De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 3554 woorden
  • 19 januari 2011
  • 75 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
75 keer beoordeeld

Boekcover De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje
Shadow
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door  Nescio
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Nescio
De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje

Inhoud
• Titelbeschrijving
• Inhoudsweergave
• Tijd
• Ruimte
• Personages
• Motieven
• Perspectief
• Taalgebruik
• Thema
• Interpretatie en Thematiek
• Meningen van Anderen
• Eigen Mening


Titelbeschrijving:

Nescio [J.H.F. Grönloh], ‘Den Uitvreter, Titaantjes en Het Dichtertje’ in Den Uitvreter, Titaantjes, Het Dichtertje, Mene Tekel. ‘s-Gravenhage, 2009, 38e druk [1956]. Nijgh & Van Ditmar, ISBN 9023672127.


Inhoudsweergave:


De Uitvreter
Dit verhaal is het eerste in de reeks van novellen geschreven door Nescio. Het verhaal gaat over een groep vrienden, die van een vreemdeling een vriend maken, en van een vriend een voorbeeld. Het begint allemaal als Bavink Japi ontmoet aan boord van ‘de boot tussen Numansdrop en de Zijpe’. De twee hebben al gauw een gesprek over de deugden van het leven. Maar volgens Japi zijn die er niet, Japi wil versterven. Bavink vindt Japi wel een aardige kerel, en neemt hem mee naar Amsterdam waar hij hem voorstelt aan zijn vrienden: Koekebakker en Hoyer. Japi wordt al gauw een vriend van hen, en dat ondanks al zijn daden: hij rookt hun sigaren op, stookt Bavinks kachel kapot, leent je jas en je schoenen die je dan nooit meer terugziet, leent je paraplu’s en laat altijd wat halen op de naam van een ander. Maar de vrienden bewonderen Japi om wat hij doet: hij doet niks, en zij willen dat ook. Maar langzamerhand verandert Japi. Om een reden die nooit duidelijk wordt gaat hij naar Friesland, waar hij verder niks over kwijt wil. Dan gaat het bergafwaarts met het persoon Japi. Bavink ontmoet Japi nog in Brussel, daar ziet hij er wel goed uit, maar hij wil niet zeggen waarom. Later wordt hij ook gezien met Jeanne, een Franse dame die hij op zijn reizen heeft ontmoet. Maar zijn ouwe heer regelt een baantje voor hem, en hoewel hij ‘een baan hebben’ altijd verafschuwde, neemt hij deze toch aan, en verzet bergen werk. Later gaat hij voor twee jaar naar Zuid-Afrika om te werken, maar hij komt doodziek terug en vreet niet meer uit. Na het nieuws van de dood van Jeanne door tyfus verslijt hij zijn laatste maanden starend in het water, zoals hij altijd wilde doen, en ‘Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt.’ Hij stapte letterlijk uit zijn door hem vervloekte leven. ‘De rivier is sedert naar het Westen blijven stroomen en de menschen zijn blijven voorttobben. Ook de zon komt nog op en iederen avond krijgen Japi zijn oude lui het Nieuws van den Dag nog.

Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.



Titaantjes
Deze novelle gaat over een groep vrienden uit Amsterdam, met bekende figuren uit De Uitvreter. Het gaat over de jongere jaren van Koekebakker, Bavink, Hoyer, Kees en Bekker. Het verhaal wordt verteld door Koekebakker die terugkijkt naar wat hij en zijn vrienden wilden doen, en wat ze hebben gedaan. ‘Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren ‘ze’. ‘Ze’, die niets snapten en niets zagen. ‘Wat?’ zei Bavink, ‘God, je praat over God? Hun warme eten is hun God.’ Op enkele ‘goeie kerels’ na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: ‘En niet ten onrechte,’ maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer.’ Koekebakker vertelt hier al de kern van het verhaal. Hij en zijn vrienden verachten de rest van de samenleving, omdat die altijd tobben en werken. Hoyer wil een van de ‘hoge heren’ worden, Bavink wil God vangen in zijn schilderijen, Bekker, Kees en Koekbakker willen zich bevrijden van ‘(.) de ketenen van negen tot zes.’. In het verhaal ontwikkeld Hoyer zich van idealist tot rijke weldoener, en valt daarmee buiten de groep, want de vrienden ‘(.) maar ‘centen hebben’ vonden we verachtelijk (.)’ Bavink wordt gek, omdat hij god niet meer kan vangen in zijn schilderijen, en omdat hij zich niet van de zon los kan maken. Bekker heeft een kantoorbaan en vertaald Dante, iets wat hem redelijk goed afgaat, Kees werkt voor de gasfabriek en heeft het minder welgesteld, en Koekebakker, Koekebakker is zoals hij zelf zegt: ‘een wijs en bedaard man geworden’, hij heeft zijn idealen losgelaten, maar is ze nog niet (helemaal) vergeten.

Dichtertje
Dit verhaal heeft op het eerste gezicht niks met de vorige te maken, maar niets is minder waar. Het gaan over een dichter, Eduard, uit Amsterdam, met een doel: ‘Een groot dichter te zijn, en dan te vallen.’. Samen met zijn vrouw Coba en zijn dochtertje Bobi woont hij in Amsterdam, en droomt en verlangt naar mooie onbereikbare vrouwen. Coba heeft een zus, Dora, en zij heeft ook ambities om te dichten. In het verhaal voelt zij zich steeds meer aangetrokken tot Eduard, en het lijkt erop dat hij dezelfde gevoelend deelt voor haar. Dan geven zij toe aan hun verlangens voor elkaar. Later vinden vrienden van Eduard hem volslagen gek en naakt op zijn kamer, terwijl hij zichzelf God waant. Dan sterft hij. Coba en Bobi gaan bij Dora wonen.



Tijd:
Verteltijd:
Den Uitvreter:  41 pagina’s
Titaantjes:       29 pagina’s
Dichtertje:        54 pagina’s

Vertelde tijd:
De Uitvreter: ongeveer 6 jaar

Nescio speelt in dit verhaal met de tijd als het ware. Hij kan gesprekken beschrijven die pagina’s aanhouden, en jaren voorbij laten gaan in minder dan 5 regels, zonder dat je het gevoel krijgt dat je iets mist.

Titaantjes: ongeveer 10 jaar
Ook in dit verhaal gebruik Nescio de tijd als een dynamisch iets. Hij laat net als in De Uitvreter jaren voorbij gaan in minder dan een alinea, maar neemt de tijd om gesprekken, omgeving en gedachten te beschrijven. Dit verhaal is eigenlijk een grote terugblik van Koekebakker op zijn jonge jaren.

Het Dichtertje: ongeveer 7 jaar
Weer hetzelfde als in de andere twee novellen. Het enige houvast is dat je weet dat Eduard en Coba een jaar verloofd zijn, en dan zes jaar getrouwd.


Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Ruimte:
De Uitvreter
Het verhaal begint in Veere, Zeeland. Daar ontmoet Bavink Japi. Zij ontmoeten elkaar ook weer in Rotterdam, en later gaan ze samen naar Amsterdam. Hier speelt het meeste van het verhaal zich af, op de zolderkamer van Koekebakker, langs de waterkant en op de straten van Amsterdam. Ook wordt Friesland genoemd, hier gat Japi naar toe om ombekende redenen. Verder gaat hij ook naar Zuid-Afrika, waarvan hij doodziek terugkomt. Het verhaal eindigt in Nijmegen, daar maakt Japi een eind aan zijn leven door in het eeuwig stromende water van de waal te stappen.


Titaantjes

Dit verhaal speelt zich ook grotendeels af in Amsterdam. Maar ook in Rhenen, dat Bavink wil schilderen. Verder wordt ook verteld hoe de vrienden naar Walden lopen, de kolonie en sociaal experiment van Van Eeden.


Dichtertje
Amsterdam speelt ook in Dichtertje de belangrijkste rol. Bijna alles speelt zich af in Amsterdam, maar een keer speelt het verhaal zich ergens anders af: als Eduard Dora naar Berg en Dal brengt.

In alle verhalen is Nescio zeer uitgebreid in het beschrijven van de omgeving, van het platteland en van de stad. Hij doet dit zo uitvoerig en gedetailleerd dat als je er een schilderij van zou willen maken, dat je heel lang bezig zou zijn.




Personages:
Den Uitvreter:
Japi: hij is De Uitvreter. Japi wil versterven. Hij wil zo min mogelijk doen. Het liefste zou hij gewoon helemaal niets doen, en de hele dag staren in het water, en hij vind het spijtig dat hij driemaal daags moet eten, en zich ’s ochtend moet aankleden en moet slapen. Japi profiteerde van anderen, rookte hun sigaren, bestelde op hun naam, leende hun spullen zonder ze terug te geven en stookte Bavinks kachel kapot. Maar ondanks al dit verderfelijke gedrag accepteren de vrienden Japi toch, omdat hij doet wat zij allemaal willen doen, niks. Zij willen zelf ook versterven en zich losmaken van hun aardse en maatschappelijke bestaan.

Bavink: Bavink is een schilder. Volgens zijn vrienden en volgens critici is hij een verdomd goede schilder, maar hij deelt die mening zelf niet. Hij schildert alleen maar omdat het moet, anders heeft hij geen eten. Eigenlijk is het enige wat hij wil ‘God vangen in zijn schilderijen’, maar dat lukt hem niet. God is overal, en als Bavink hem probeert te vangen, is hij nog steeds overal, behalve waar hij hem wil hebben. Bavink was misschien wel degene die Japi het meest bewonderde, hij nam hem nooit iets kwalijk, en dacht daar ook niet aan. Hij stelde hem ook voor aan zijn vrienden.

Koekebakker: Koekebakker vertelt het verhaal. Hij is wat rustiger dan de rest en wat bedaarder in zijn uitspraken. Hoewel hij net als Japi zijn kritiek wil uiten op de maatschappij, doet hij dat nooit zo uitgesproken. Hij blijft een idealist, maar wel een idealist gevangen in een burgermannetje.

Hoyer: Hoyer is ook een schilder, net als Bavink, maar daar houdt de vergelijking dan ook op. Onder zijn dekmantel van maatschappelijk kritiek droomt hij ervan rijk te worden en bij de ‘hoge heren’ te horen. Hij schildert ook geen landschappen zoals Bavink, maar portretten, iets wat je puur om het geld doet.


Titaantjes:
Bavink: Dezelfde Bavink als in De Uitvreter. Hij schildert en probeert nog steeds ‘God’ te vangen in zijn schilderijen. Dat lukt hem niet en daarom wordt hij gek. Hij scheurt zijn meesterwerk kapot en beland uiteindelijk in een gesticht, en staart alleen nog maar in de zon.

Koekebakker: Koekebakker is een gematigd idealist, hij uit zijn kritiek op de maatschappij, maar doet er verder niet zoveel mee. In de loop van het verhaal veranderd hij ook in een burgermannetje, iets wat hij altijd verafschuwde, maar hij lijkt hier vrede mee te hebben. In Titaantjes blikt hij terug op zijn idealen die hij als ‘wijs en bedaard man’ wel heeft losgelaten, maar niet is vergeten.

Hoyer: Ook dezelfde persoon. Hij erft veel geld en schildert daarom ook niet meer. Hij wordt een van die hoge heren die de groep vrienden zo verachtten. Ook gaat hij de politiek in, hij wordt lid van de S.D.A.P..

Bekker: Bekker is ook een idealist net als de rest, maar hij geeft al snel toe aan de maatschappij, hij vertrekt naar Duitsland om Dante te vertalen, maar hier komt niks van terecht. Later heeft hij een eigen bedrijf, maar daar loopt het ook niet zo goed mee af.

Kees Ploeger: Kees heft net als Koekebakker en Bekker een kantoorbaan, hij wordt nooit een echte idealist, en leid een rotleven, arm en ellendig.


Dichtertje:

Eduard: Kortweg Ee is het dichtertje waar het verhaal om gaat. Hij werkt en naast zijn werk probeert hij te dichten, hij wil een beroemd gedicht schrijven om herinnerd te worden, maar ook maar een. Hij droomt van onbereikbare vrouwen.

Coba: De vrouw van het dichtertje. Ook zij heeft haar verlangens net als Eduard.

Bobi: Het dochtertje van Coba en Eduard. Er wordt verder weinig over haar gezegd in het verhaal.

Dora: Dora is de zus van Coba en wordt verliefd op het dichtertje. Zij probeert zelf ook te dichten en voelt zich daarom aangetrokken tot Eduard. Eerst probeert zij haar gevoelens voor hem onder controle te houden, maar op ene gegeven moment geeft ze toe aan haar verlangens voor hem en slaapt met hem.



Motieven:
De drie steeds terugkerende dingen zijn God, de natuur en de maatschappij, met allemaal verschillende waarden. In dichtertje waant Eduard zichzelf God, net als Koekebakker in Titaantjes: ‘En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf. Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.

En de beschrijving van de natuur in De Uitvreter: ‘En altijd stroomde het water naar het Westen. En dat beteekende nog niets. Het heeft er zeker honderd maal drie-en-vijftig jaar naar dien kant gestroomd. En langer. Nu ligt de brug erover. Nog maar kort, nog maar wat jaren. En toch heel lang.'

En de beschrijving van de maatschappij in Titaantjes: ‘We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren ‘ze’. ‘Ze’, die niets snapten en niets zagen. ‘Wat?’zei Bavink, ‘God, je praat over God? Hun warme eten is hun God.’ Op enkele ‘goeie kerels’ na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: ‘En niet ten onrechte,’ maar dat mag niemand hooren.



Perspectief:
De Uitvreter

Dit verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Koekebakker, het is eigenlijk het verhaal van Japi, en hoe hij leefde.

Titaantjes
Ook dit verhaal wordt verteld door Koekebakker, maar dan is dit verhaal een grote terugblik op hem en zijn vrienden in hun jongere jaren. Toen zij nog idealen hadden en najaagden.

Dichtertje

Dit verhaal wijkt af van de andere twee novellen, dit wordt verteld vanuit het oogpunt van een alleswetende verteller. Deze vertelt niet alleen wat er gebeurd, maar beschrijft ook de gedachten van de personages.



Taalgebruik:
In alle drie schrijft Nescio niet in de voor de literatuur uit die tijd gangbare stijl van deftigheid en netheid, maar zoals de taal door het volk wordt gesproken. ‘hattie’ in plaats van had ie, i in plaats van hij etc. Dat was voor die tijd revolutionair. Hij heeft hier veel kritiek op gekregen, maar ook veel lof.



Thema:
Het steeds terugkomende thema is dat van personages, van individuen, die zich willen afzetten van de maatschappij. Die hun kritiek uiten op de sociale samenleving, en het anders willen doen. Dit komt het meest naar voren in Titaantjes. Het is maar de vraag voor nu of dat Nescio’s gedachten zijn, of die van de personages.

Titaantjes: ‘Neen, we deden eigenlijk niets. Ons werk op kantoor deden we niet al te best, en onze bazen verachtten we, behalve Bavink en Hoyer, die geen bazen hadden en niet begrepen, waarom we iederen dag maar weer naar die bazen toegingen.



Interpretatie en Thematiek
Zoals gezegd in Thema, gaan de verhalen over mensen, die kritiek hebben op de maatschappij, die het niet eens zijn met de manier waarop de maatschappij hun behandeld, die het niet eens zijn met de manier waarop zij geacht worden te leven, die zich het liefst los willen maken van de samenleving, zodat ze zelf kunnen bepalen hoe ze willen leven en hoe ze hun leven invullen. Maar op verschillende manieren.

In De Uitvreter willen de vrienden en Japi dat bereiken door te versterven en door zich totaal te wijden aan het nihilisme. Ze willen niks meer doen dat door de maatschappij kan worden gezien als iets. ‘’U schildert niet?’ vroeg Bavink. Het was een rare burgermansvraag, maar Bavink dacht aldoor maar: wat zou dat toch voor een kerel wezen? ‘Nee, Goddank,’ zei Japi, ‘en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.’

In Titaantjes willen ze zich net als in De Uitvreter ook losmaken van de maatschappij maar op een andere manier, in Titaantjes roepen ze de revolutie uit, ze willen alles anders doen, ze willen de wereld laten zien hoe hun erover dachten hoe het allemaal moest. Maar ze weten niet hoe of wat. Ze weten niet waar ze moeten beginnen of hoe ze moeten beginnen. ‘Wat we eigenlijk doen zouden is ons nooit duidelijk geweest. Iets zouden we doen. Bekker had een vaag besef dat-i alle kantoren wilde afbreken. Ploeger wilde zijn baas z’n eigen klokken in laten pakken en er bij gaan staan met een sigaar in z’n hoofd en vloeken op die kerels die nooit iets goeds konden doen. Eens waren we ’t, dat we ‘eruit’ moesten. Waaruit, en hoe?

Eigenlijk deden we niets anders dan praten, rooken, drinken en boeken lezen. (…) Achteraf bedenk ik dat we een prachtig stel kerels geweest waren om rijk te zijn, maar ‘centen hebben’ vonden we verachtelijk.


In Dichtertje komt een soortgelijk thema terug, een zonderling die zich anders wil gedragen dan de rest van de samenleving, en onsterfelijk wil worden, of God. Waar ook een bijzonder uitgesproken waardering voor de natuur geschreven staat. Iets dat men met de jeugd van Nescio kan verklaren. ‘Maar een mensch, die niet zoo maar dood wou gaan, die zichzelf een toren wou oprichten tot in de blauwe lucht, om te staan in eeuwigheid.’

De verhalen gaan dus over mensen, jongeren, ouderen, die zich afzetten van de maatschappij en het burgermansleven, hoewel op verschillende manieren.

Maar wat heeft Nescio nou bewogen om deze novellen te schrijven? Nescio was vroeger zelf ook een idealist, hij had idealen net als zijn personages, hij wou dingen veranderen en de wereld rechtzetten. Het is niet voor niets dat hij deel wou nemen aan de kolonie Walden van Van Eeden, en toen hij niet werd toegelaten, toen hij zijn eigen kolonie Tames had gesticht, die ook niet slaagde, zal dat bepaalde indrukken op hem, op Nescio als persoon, hebben achtergelaten. Ik denk dat Nescio in deze novellen zijn kritiek uit op de maatschappij. Hij gebruikt de novellen en personages als spreekbuis voor zijn eigen ongenoegen over de plaats van zijn bestaan in de samenleving. Laten we eerlijk wezen, toen Nescio dit schreef, was hij zelf een burgermannetje, iets waar hij in zijn novellen zo tegenin gaat. Hij zou dat zelf ook niet hebben gewild, maar het is gewoon zo gegaan, net zoals met Koekebakker, Bavink, Japi etc. Hij heeft deze novellen ook geschreven onder een pseudoniem, omdat hij bang was dat hij zijn baan kwijt zou raken, omdat hij zo tegen de ‘bazen’ tekeer gaat. Hij was bang dat mensen hem vreemd aan zouden kijken, om zijn uitlatingen over de maatschappij, en om zijn denken. Pas toen het echt nodig was, toen een ander met de eer ging strijken, heeft hij zijn pseudoniem opgegeven en zichzelf bekent gemaakt. Ik denk, dat als Nescio nog een idealist was en geen burgermannetje, dat hij de novellen onder zijn eigen naam zou hebben gepubliceerd, om zijn boodschap nog sterker over te laten komen, als persoon. In dat opzicht zou je Nescio kunnen vergelijken met Koekebakker, die van idealist naar burgermannetje gaat, en het er gewoon bij laat. Maar er zal ook wel een deel Nescio in Japi zitten, die er niet mee kon leven dat zijn filosofie geen werkelijkheid kon worden, en uit het leven stapte. En er zal ook een stuk Nescio zitten in Bavink, die gek geworden was, omdat hij God niet kon vangen in zijn schilderijen. Zo zal er in elk personage een stukje Nescio zitten. De personages zijn Nescio, de novellen zijn Nescio, Nescio is zijn oeuvre.

Maar de boodschap van Nescio komt naar mijn idee het sterkste terug in het slot van Titaantjes:

Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af en toe glimlacht God om even om de gewichtige heeren, die denken dat ze heel wat beteekenen. Nieuw Titaantjes zijn al weer bezig kleine rotsblokjes op te stapelen om 'm van z'n verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt: "Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan die mooie wijze heeren. 't Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.’ En zoo gaat alles z' gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?



Perspectief:
De Uitvreter

Dit verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Koekebakker, het is eigenlijk het verhaal van Japi, en hoe hij leefde.

Titaantjes
Ook dit verhaal wordt verteld door Koekebakker, maar dan is dit verhaal een grote terugblik op hem en zijn vrienden in hun jongere jaren. Toen zij nog idealen hadden en najaagden.

Dichtertje

Dit verhaal wijkt af van de andere twee novellen, dit wordt verteld vanuit het oogpunt van een alleswetende verteller. Deze vertelt niet alleen wat er gebeurd, maar beschrijft ook de gedachten van de personages.



Taalgebruik:
In alle drie schrijft Nescio niet in de voor de literatuur uit die tijd gangbare stijl van deftigheid en netheid, maar zoals de taal door het volk wordt gesproken. ‘hattie’ in plaats van had ie, i in plaats van hij etc. Dat was voor die tijd revolutionair. Hij heeft hier veel kritiek op gekregen, maar ook veel lof.



Thema:
Het steeds terugkomende thema is dat van personages, van individuen, die zich willen afzetten van de maatschappij. Die hun kritiek uiten op de sociale samenleving, en het anders willen doen. Dit komt het meest naar voren in Titaantjes. Het is maar de vraag voor nu of dat Nescio’s gedachten zijn, of die van de personages.

Titaantjes: ‘Neen, we deden eigenlijk niets. Ons werk op kantoor deden we niet al te best, en onze bazen verachtten we, behalve Bavink en Hoyer, die geen bazen hadden en niet begrepen, waarom we iederen dag maar weer naar die bazen toegingen.



Interpretatie en Thematiek
Zoals gezegd in Thema, gaan de verhalen over mensen, die kritiek hebben op de maatschappij, die het niet eens zijn met de manier waarop de maatschappij hun behandeld, die het niet eens zijn met de manier waarop zij geacht worden te leven, die zich het liefst los willen maken van de samenleving, zodat ze zelf kunnen bepalen hoe ze willen leven en hoe ze hun leven invullen. Maar op verschillende manieren.

In De Uitvreter willen de vrienden en Japi dat bereiken door te versterven en door zich totaal te wijden aan het nihilisme. Ze willen niks meer doen dat door de maatschappij kan worden gezien als iets. ‘’U schildert niet?’ vroeg Bavink. Het was een rare burgermansvraag, maar Bavink dacht aldoor maar: wat zou dat toch voor een kerel wezen? ‘Nee, Goddank,’ zei Japi, ‘en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.’

In Titaantjes willen ze zich net als in De Uitvreter ook losmaken van de maatschappij maar op een andere manier, in Titaantjes roepen ze de revolutie uit, ze willen alles anders doen, ze willen de wereld laten zien hoe hun erover dachten hoe het allemaal moest. Maar ze weten niet hoe of wat. Ze weten niet waar ze moeten beginnen of hoe ze moeten beginnen. ‘Wat we eigenlijk doen zouden is ons nooit duidelijk geweest. Iets zouden we doen. Bekker had een vaag besef dat-i alle kantoren wilde afbreken. Ploeger wilde zijn baas z’n eigen klokken in laten pakken en er bij gaan staan met een sigaar in z’n hoofd en vloeken op die kerels die nooit iets goeds konden doen. Eens waren we ’t, dat we ‘eruit’ moesten. Waaruit, en hoe?

Eigenlijk deden we niets anders dan praten, rooken, drinken en boeken lezen. (…) Achteraf bedenk ik dat we een prachtig stel kerels geweest waren om rijk te zijn, maar ‘centen hebben’ vonden we verachtelijk.


In Dichtertje komt een soortgelijk thema terug, een zonderling die zich anders wil gedragen dan de rest van de samenleving, en onsterfelijk wil worden, of God. Waar ook een bijzonder uitgesproken waardering voor de natuur geschreven staat. Iets dat men met de jeugd van Nescio kan verklaren. ‘Maar een mensch, die niet zoo maar dood wou gaan, die zichzelf een toren wou oprichten tot in de blauwe lucht, om te staan in eeuwigheid.’

De verhalen gaan dus over mensen, jongeren, ouderen, die zich afzetten van de maatschappij en het burgermansleven, hoewel op verschillende manieren.

Maar wat heeft Nescio nou bewogen om deze novellen te schrijven? Nescio was vroeger zelf ook een idealist, hij had idealen net als zijn personages, hij wou dingen veranderen en de wereld rechtzetten. Het is niet voor niets dat hij deel wou nemen aan de kolonie Walden van Van Eeden, en toen hij niet werd toegelaten, toen hij zijn eigen kolonie Tames had gesticht, die ook niet slaagde, zal dat bepaalde indrukken op hem, op Nescio als persoon, hebben achtergelaten. Ik denk dat Nescio in deze novellen zijn kritiek uit op de maatschappij. Hij gebruikt de novellen en personages als spreekbuis voor zijn eigen ongenoegen over de plaats van zijn bestaan in de samenleving. Laten we eerlijk wezen, toen Nescio dit schreef, was hij zelf een burgermannetje, iets waar hij in zijn novellen zo tegenin gaat. Hij zou dat zelf ook niet hebben gewild, maar het is gewoon zo gegaan, net zoals met Koekebakker, Bavink, Japi etc. Hij heeft deze novellen ook geschreven onder een pseudoniem, omdat hij bang was dat hij zijn baan kwijt zou raken, omdat hij zo tegen de ‘bazen’ tekeer gaat. Hij was bang dat mensen hem vreemd aan zouden kijken, om zijn uitlatingen over de maatschappij, en om zijn denken. Pas toen het echt nodig was, toen een ander met de eer ging strijken, heeft hij zijn pseudoniem opgegeven en zichzelf bekent gemaakt. Ik denk, dat als Nescio nog een idealist was en geen burgermannetje, dat hij de novellen onder zijn eigen naam zou hebben gepubliceerd, om zijn boodschap nog sterker over te laten komen, als persoon. In dat opzicht zou je Nescio kunnen vergelijken met Koekebakker, die van idealist naar burgermannetje gaat, en het er gewoon bij laat. Maar er zal ook wel een deel Nescio in Japi zitten, die er niet mee kon leven dat zijn filosofie geen werkelijkheid kon worden, en uit het leven stapte. En er zal ook een stuk Nescio zitten in Bavink, die gek geworden was, omdat hij God niet kon vangen in zijn schilderijen. Zo zal er in elk personage een stukje Nescio zitten. De personages zijn Nescio, de novellen zijn Nescio, Nescio is zijn oeuvre.

Maar de boodschap van Nescio komt naar mijn idee het sterkste terug in het slot van Titaantjes:

Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af en toe glimlacht God om even om de gewichtige heeren, die denken dat ze heel wat beteekenen. Nieuw Titaantjes zijn al weer bezig kleine rotsblokjes op te stapelen om 'm van z'n verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt: "Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan die mooie wijze heeren. 't Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.’ En zoo gaat alles z' gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?




Mening van anderen:

Nescio is een schrijvers schrijver, dat hoor je wel vaker. En het klopt ook dat schrijvers van toen, maar ook vooral schrijvers van nu het oeuvre van Nescio briljant vinden. Hoewel zijn verhalen bij de eerste uitgave niet al te best werden ontvangen door het grote publiek. Dat komt misschien doordar Nescio anders schrijft dan dat toen gewend was in de literatuur, maar mede daarom heeft hij nu nog steeds veel aanzien. Het werd misschien ook minder goed ontvangen omdat Nescio tegen Gods beleid tekeer gaat, maar hij gaat niet tegen Gods beleid in, maar tegen dat van de maatschappij. Nu worden deze novellen gerekend tot de beste Nederlandse literatuur. Nu wordt Nescio nog steeds gelezen, en dat is niet alleen maar voor de lijst.



Eigen Mening:
Als ik een woord zou moeten gebruiken om deze drie novellen te typeren, dan zou ik voor altijd moeten zwijgen omdat ik dat niet kan. Deze verhalen zijn zo veelzijdig, er zit zo veel in wat men kan waarderen of juist niet. Ik denk dat ik deze verhalen wel kan waarderen. Als ik alleen kijk naar de schrijfstijl van Nescio, kan ik al zeggen dat deze mij zeer aanstaat. Met gemak lees ik pagina´s zonder dat het mij gaat vervelen. Zoals hij ruimte beschrijft, zoals hij personages laat veranderen, ik kan er niks anders voor opbrengen dan waardering. Maar het gaat natuurlijk om de inhoud. Om de maatschappelijk beladen inhoud. Ik vind het een sterk onderwerp waar Nescio over schrijft, en omdat hij dat maatschappijkritisch doet, kan ik niets anders zeggen dan dat Nescio de beladenheid, de veelzijdigheid, de kern van het onderwerp prachtig vereeuwigd in minder dan 130 pagina´s. Idealisten die hun idealen verliezen, en terechtkomen in de door hun zo verachtte wereld van het burgerlijk leven, dat is iets wat nog steeds speelt. Wij hebben nu nog steeds idealen, allemaal. Jong, oud, iedereen wil wel iets veranderen aan zijn of haar leven, aan de manier zoals het er in de samenleving aan toe gaat. Dat in gedachten, zijn de novellen van Nescio nog steeds actueel, kun je ze nog steeds plaatsen in de samenleving, kun je nog steeds plezier halen uit het lezen van deze prachtige werken.

REACTIES

K.

K.

Thnx

9 jaar geleden

B.

B.

Erg volledig

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje door Nescio"