Filosofie
Hoofdstuk 4: Wetenschapsfilosofie
Inleiding:
- Wetenschap draait om weten, om kennis dus
Toegepaste wetenschap: er wordt wat met kennis gedaan of kan worden gedaan
Wetenschapsfilosofen: houden zich bezig met de aard, de structuur en de legitimiteit van wetenschap, opgevat als een rationele vorm van kennisverwerving.
Ze houden zich bezet met de vragen:
- Welke methode wordt er in de verschillende wetenschappen gehanteerd?
- Welke soorten wetenschappen kunnen we onderscheiden?
- Wat is de eenheid en samenhang van die verschillende wetenschappen?
- Hoe kan toepassing van wetenschappelijke kennis in de samenleving theoretisch en ethisch verantwoord worden?
Paragraaf 1 Soorten wetenschap
1.1 Wetenschap en gezond verstand
Common sense-kennis: gezond verstand, verzamel je gedurende je leven op grond van
dagelijkse ervaringen.
1.) Heeft doel praktisch nut
2.) Verwerf je op onsystematische manier, door eigen ervarinh
3.) Uitspraken zijn vaag onvolledig geformuleerd.
4.) Inconsistenties?
Wetenschappelijke kennis: tegenovergestelde van common sense-kennis.
1.) Wordt verworven met als doel iets te verklaren of te begrijpen.
2.) Verwerf je op systematische manier (methodisch onderzoek, theoriën)
3.) Uitspraken zijn precies, toetsbaar en ruim toepasbaar.
4.)Heeft veel onderlinge verbanden
- Wetenschappelijke kennis komt vaak voort uit commen sense-kennis, wetenschap begint met het bekritiseren van de mythen en de vooroordelen van de common-sense.
- Wetenschappelijke kennis sijpelt terug in het dagelijkse leven, taalgebruik.
1.2 Empirische en formele wetenschappen
Indeling wetenschappen:
- Faculteiten: zo delen universiteiten wetenschappen in
- Alfawetenschappen: taalkunde literatuur
Bètawetenschappen: natuur en scheikunde
Gammawetenschappen: economie en psychologie
Tegenwoordig:
- Formele wetenschappen: logica en wiskunde
Natuurwetenschappen: astronomie en biologie
Sociale wetenschappen: sociologie, economie
Interdisciplinaire wetenschappen: filosofie, cybernetica
Toegepaste wetenschap: wat er met wetenschappelijke kennis gedaan kan worden, het praktisch nut ervan (geneeskunde, techniek)
Empirische wetenschappen: alle wetenschappen die een bepaald deel van de empirische
werkelijkheid onderzoeken (zintuiglijk waarneembaar) hebben een empirische basis
Formele wetenschappen: bestuderen de structuur van formele systemen en abstracte begrippen. Wiskunde (het gaat alleen om getallen) logica en formele grammatica
Formeel: de vorm betreffend, vorm staat tegenover inhoud
Abstract: niet tastbaar en bestaan niet in de empirische werkelijkheid
1.3 Verklaren of verstaan
- Het verschil tussen beschrijvende en begrijpende wetenschap wordt bepaald door het feit dat de sociale wetenschappen zich bezighouden met menselijk gedrag, terwijl de natuurwetenschappen zich richten op de (levensloze) natuur.
Beschrijvende wetenschappen: Natuurwetenschappen, Object wordt zo precies mogelijk beschreven, om dingen te verklaren. (oorzaak-gevolg)
Nomothetisch: wetten stellend, eenzelfde oorzaak heeft altijd hetzelfde gevolg.
Begrijpende sociale wetenschappen: sociologie, psychologie, geschiedenis. Niet gericht op oorzakelijke relaties, maar op verstaan, begrijpen.
Ideografische wetenschappen: het eigene beschrijvend, richten zich op zichtbare, concrete delen van de werkelijkheid. Geen algemene wetten.
- Een sociale wetenschapper kan geen natuurwetenschap toepassen. Hij interpreteert het gedrag van mensen dat hij observeert op grond van wat hij al weet en de context.
Participerend onderzoek: bij Sociale wetenschappen wil de wetenschapper weten wat mensen beweegt in het gedrag en manier van samenleven.
Daarom moet hij zich kunnen inleven.
Paragraaf 2 Bronnen van wetenschappelijke kennis
Empiristen: zintuiglijke waarneming is de enige bron van betrouwbare kennis, baseren kennis dus op ervaring
Rationalisten: stellen het verstand (rede, ratio) centraal als bron van betrouwbare kennis, alleen door goed na te denken en verstand te gebruiken, krijg je betrouwbare kennis
2.1 Kennis van de empirische werkelijkheid
De werkelijkheid: alles wat op een of andere manier bestaat
Empirische werkelijkheid: de zintuiglijke waarneembare werkelijkheid
Feit: gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, alle feiten vormen tezamen de werkelijkheid
Observeren: zo nemen ze met hun zintuigen de werkelijkheid waar en leggen die observaties vast in uitspraken. Feitelijke uitspraken, hebben betrekking op feiten
Een ware feitelijke uitspraak: stemt overeen met de werkelijkheid (de feiten) zo’n uitspraak beschrijft de werkelijkheid zoals die is
Theorie: een serie uitspraken over de werkelijkheid die op een systematische manier samenhangen en trachten de werkelijkheid te verklaren
Theorie ‘in wetenschap’: een beperkt aantal wetmatige uitspraken die een bepaald deel van de werkelijkheid beschrijven en verklaren en die algemeen aanvaard worden door de beoefenaren van het betrokken vakgebied.
Wetmatigheid: Iets is meerdere malen herhaald door verschillende personen
Kwaliteit: een eigenschap van een object, waardoor dit is zoals het is
Primaire kwaliteiten: grootte vorm, aantal, positie en beweging (meetkundig)
Secundaire kwaliteiten: kleur, geluid, geur, warmte en kou, zijn subjectief
Kwantiteit: telbaarheid, betreft de grootte, hoeveelheid. Uitsluitend van toepassing op stoffelijke objecten, die uitgebreidheid bezitten en gelokaliseerd kunnen worden in de ruimte
- bij veel wetenschappelijk onderzoek is het van belang dat bepaalde kwaliteiten kwantificeerbaar gemaakt worden, zodat ze gemeten of geteld kunnen worden. (vrouwen cafés filmen, hoeveel onbedekte huid in combinatie stellen met maandelijkse cyclus)
2.2 Aristoteles: antieke wetenschap
Aristoteles: logica, ethiek, politiek, letterkunde, natuurwetenschap, verzamelaar. Empirist.
Empirist: gaat uit van een werkelijkheid, de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid.
Inductieve methode: het afleiden van regels uit herhaaldelijk waargenomen verschijnselen (de zon komt elke morgen op)
- Soms een fout beeld van de wereld, dat komt niet door de zintuigen, maar door het verstand die trekt verkeerde conclusies.
Logica: de regels voor een verantwoorde en correcte manier van denken. Hoe je denkt, niet om wat je denkt.
- Hij was voor theorie, geen praktijk, voerde zelfs nauwelijks iets uit. (experimenten)
- Dingen streven ernaar om datgene te realiseren wat wezenlijk voor hen is, dat wil zeggen: waar ze voor bedoeld zijn.
Doelgerichte/teleologische opvatting: een steen valt omdat hij verlangt naar de grond.
2.3 Francis Bacon: kennis is macht
Francis Bacon: politiek, kanselier, stierf aan eigen experiment (effecten van kou op menselijk lichaam) Wilde de verborgen geheimen waaraan de natuur gehoorzaamt verhelderen, daardoor mens macht over natuur.
(‘kennis is macht’) Empirist. Inductie methode
Idolen: vooroordelen en misverstanden (maakte Bacon korte metten mee)
Gezagsargumenten: argumenten gebaseerd op het gezag van een deskundige of andere autoriteit. (wijst Bacon af)
Speculatieve kennis: komt voort uit de verbeelding die niet gebaseerd is op zintuiglijke waarnemingen. (moet het ook ontgelden)
- Uitspraken dienen door experimenten getoetst te worden, pas dan gelden ze als wetenschappelijk kennis.
‘Het nieuwe Atlantis’: boek met zijn utopie, maatschappij wordt geregeerd door religieus, wetenschappelijk genootschap. Hij spreekt over DNA technologie en pepmiddelen. Boek zorgde voor enthousiasme in de wetenschap en dit leidt tot de Industriële revolutie.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden