Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 1

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2322 woorden
  • 13 december 2004
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 8
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Communicatie: het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Communicatie is mogelijk met of zonder taal en met of zonder directe mogelijkheid. Encoderen: Het inpakken van een boodschap, manier waarop je iets wilt vertellen / uitleggen. Decoderen: Het uitpakken van een boodschap, manier hoe je iets interpreteert. Medium: hulpmiddelen om iets over te brengen (verkeersbord). Spreektaal is ook medium, Ruis: communicatiestoornis, kan bij decoderen ontstaan (verkeerd begrijpen), bij medium (radio, telefoon) en bij encoderen (als er verkeerde uitleg is). Vormen van communicatie: * verbaal * non-verbaal Gesproken taal gebaren * direct * indirect ‘face to face’ ‘m.b.v medium’ * eenzijdig * meerzijdig geen feedback wel feedback. (leraar legt uit,kids stil) Boodschap is de kern van een communicatieproces, de boodschap bevat informatie. Massacommunicatie: een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen in staat is om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Massamedia hebben een aantal kenmerken: · De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk (krant lezen, tv kijken) · De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen en anoniem publiek. · Meestal verloopt de communicatie eenzijdig. · Relatie tussen zender-ontvanger is onpersoonlijk. Aan deze kenmerken voldoen: · Gedrukte media (kranten, tijdschriften.) · Audiovisuele media ( radio, tv). De 4 functies van media in onze maatschappij, de algemene functies (samen ideaal typisch): 1. Nieuws: kranten bestaan vooral uit nieuws maar bij radio en tv is nieuws ook belangrijk. Nieuws is een echte publiekstrekker. Het nieuws en reportages halen hoge kijkcijfers. 2. Amusement: quizzen, shows en soaps. De hoofdmoot bij commerciële zenders. Publieke omroepen minder amusement
3. Educatie: programma’s waarin informatie wordt uitgezonden waar de kijker iets van kan leren. Of bijvoorbeeld programma’s ten behoeve van het onderwijs (TELEAC, schooltelevisie). 4. Opinievorming: discussieprogramma’s en sommige talkshows zijn daar goede voorbeelden van (Lagerhuis). In de gedrukte media vindt ook opinievorming plaats: de hoofdredactie geeft in punten de mening van de redactieleden weer. Ook staan er in kranten vaak rubrieken waar mensen hun mening kunnen geven

Mengfuncties: de meeste televisieprogramma’s vervullen meerdere functies. De politieke functies van de massamedia: 1. Woordvoerders- of spreekbuisfunctie: de massamedia verwoord de in de maatschappij bestaande standpunten. Bijvoorbeeld enquêtes, de resultaten worden gepubliceerd in kranten of tijdschriften. 2. Informatieve functie: de overheid verspreid hun informatie door massamedia omdat het anders niet snel genoeg bij de mensen is. Ook is er een staatsblad waarin deze informatie staat maar dat lezen maar heel weinig mensen. (Den Haag vandaag, TROS-kamerbreed, politieke rubrieken in radio- en televisieomroepen.) 3. Commentaarfunctie: de massamedia levert commentaar op de politieke besluiten, direct of indirect. (in TROS-kamerbreed en Buitenhof). 4. Onderzoeksfunctie: journalisten onderzoeken ook achtergrondinformatie over bepaalde onderwerpen. Informatie die wordt achtergehouden bijvoorbeeld. Is irritant voor democratie. (Peter R. de Vries). 5. Controlerende functie: deze functie vloeit voort uit de voorgaande functies. De resultaten van beleid of juist het ontbreken ervan geven aanleiding tot publicaties. Massamedia gaat diep in op privé-leven van politici. Wat voor de algemene functies van massamedia geldt, namelijk dat ze in praktijk vaak met elkaar vermengd zijn, geldt ook voor de politieke functies. Censuur: beknotting van de vrijheid van meningsuiting via de massamedia. Openlijke kritiek wordt niet toegestaan omdat die de macht van de overheerser kan ondermijnen. Vier theorieën over de invloed van massamedia: 1. De selectieve perceptietheorie: Mensen selecteren hun waarnemingen, voorkeur gaat uit naar feiten die passen bij hun normen en opvattingen. Informatie die daar niet bij past wordt niet, minder goed of vervormd waargenomen. We pikken zelf onderwerpen uit de media waar we over praten, alleen dat gene wat tussen ons denkraam past. 2. De agendatheorie: De massamedia bepaald wat er wordt uitgezonden en het publiek heeft geen inspraak. Dus bepaalt massamedia gesprek van de dag (bijvoorbeeld voorpagina van de krant is veel besproken). Invloed van media op publieke meningsvorming is het grootst als burgers over geen enkele informatie beschikken. 3. De injectienaaldtheorie: De mens wordt gezien als een weerloze, passieve spons die niks te zeggen heeft en geen kritiek mag leveren. Het is mogelijk (in paar landen) dat de massamedia de samenleving kan indoctrineren(als maar lang genoeg de eenzijdige informatie wordt losgelaten op bevolking) en dat de machthebbers de massamedia gebruiken als propagandamachine. Ze willen de samenleving manipuleren. Als spons val wijsheid zit die we leren van leraren, is die spons na toetsweek weer uitgedroogd, wijsheid weg. 4. De aanhaaktheorie/Multi-step-flowtheorie: Deze theorie gaat er ook vanuit dat de meeste mensen niet in staat zijn een afgewogen oordeel te geven. Mensen gebruiken dat wat de media ons vertelt als hulpmiddel om hun eigen mening te vormen. Two-step-flow: als iemands mening rechtstreeks door de opinieleider wordt beïnvloed. Opinieleiders: individuen die door veel mensen beschouwd worden als autoriteit op het terrein van aangeboden informatie. (Leraar in je klas, deskundige gast in tv-programma, je oom waar iedereen naar luistert). Reclame is niet meer weg te denken uit de samenleving. De reclamemakers denken dat de reclames de mensen heel duidelijk beïnvloeden waardoor zij het geld wat ze aan reclame uitgegeven hebben makkelijk terugverdienen. Het is eenzijdige, subjectieve informatie. Om een consument zo goed mogelijk te beïnvloeden maakt men in reclames gebruik van een aantal trucs. · Wetenschappelijke thermen, moeilijke woorden waar mensen betekenis van weten maakt indruk. · Termen uit andere talen, dit klinkt heel mooi. · Een product aan een bepaalde sfeer te koppelen, bijvoorbeeld heel gezellig. · In spelen op specifieke gevoelens van de mensen, voor uw eigen veiligheid een brandalarm. · Muziek,dan kan de consument de reclame herkennen aan het deuntje dan spreekt het echt aan. · Inspelen op trends, bijvoorbeeld ‘light’ is nu een trend daar veel producten van maken. · Gericht benaderen van doelgroepen. · Humor, dan blijft de consument geïnteresseerd naar je spotje kijken. · De consument aan het woord laten. · Een bekend persoon die binnen de doelgroepen positief wordt opgenomen. · Herhaling. Het grootste succes van een reclamemaker is als de productnaam tot soortnaam benoemd wordt, bijvoorbeeld “maggi” Socialisatie: de overdracht van normen en waarden (opvoeding van een kind), je aanpassen aan de normen en waarden van de groep, het gezin of wat dan ook waar je bij hoort. Samen, volgens eigen waarden (belangrijk, waardevol) en normen (regels, afgeleid van waarden). Soaps leveren ‘voorbeeld gedrag’, ook geweld op tv. Waarden: dingen die je belangrijk vindt, waardevol zijn. Opvattingen als goed en kwaad, lelijk een mooi. Normen: gedragsregels, gebaseerd op die waarden. De verscheidenheid van jeugdsubculturen verschilt niet alleen in bijvoorbeeld muziek smaak maar ook in kleding, taal, haardracht en speciale uitdrukkingen, mensen gaan gedragskleding imiteren van bijvoorbeeld een groep mensen waar ze tegen op kijken, of bij willen horen. Massamedia: vooral televisie, zijn bronnen van socialisatie en als zodanig beïnvloeden ze het publiek. Agressief gedrag: het bewust aanbrengen van schade op anderen bedoeld, fysiek en psychisch. Het veelvuldige kijken naar geweld op televisie leidt tot agressief gedrag. Drie meningen over televisiegeweld: · De geen-effectthese: een belangrijk persoon hiervoor is socioloog Halloran, hij stelt dat je, je voor een goed begrip van de oorzaken van geweld zult moeten richten op de samenleving en niet op de televisie. Er is geen duidelijk effect op de kijker. · De stimulatiethese: gaat er vanuit dat geweld op tv, gewelddadig gedrag stimuleert/oproept: - elementaire activitatiehypothese; door geweld op tv versnelde hartslag, verhoogde transpiratie die veroorzaken agressiestimulerende, emotionele opwinding. - 2 factoren = elementaire activitatie + mogelijkheid die opwinding uit te oefenen. - Associatie van Berkowitz; 1. er moet aanleiding zijn tot geweld, 2. kijker moet verband zien tussen filmgeweld en doelwit van zijn agressie. - Desensitisatie: minder-gevoelig-maak-theorie.De emotionele barrière die agressief gedrag verhindert, verdwijnt. Dit kan agressief gedrag stimuleren en juist minder stimuleren. - Aanstekelijkheidtheorie van Wiegman;gedragsbesmetting, een geweldfilm interne agressie kan versterken zonder dat die zich direct zal uiten. - Observatie: kijken en leren naar gedrag van mensen en dat imiteren, als een dief wordt gestraft in een film, zul je dat niet snel na doen. · De reductiethese: gaat er vanuit dat geweld op tv, tot minder geweld leidt (reduceren). - Catharsishypothese/ stoom afblazen; als je boos bent en kijkt Rambo à fysieke drang om geweld te gebruiken is minder. - Empathiehypothese/Inleven; je leeft je in bij het slachtoffer die pijn heeft, het ziet er onsmakelijk uit. - Aandachtverschuivendehypothese; leidt je mentaal af. In science fiction, humor films. Relatie tussen de soorten geweld en agressie: hoe realistischer het geweld op tv hoe sneller het wordt geïmiteerd. Beleid: ouders en opvoedkundigen willen het geweld op tv verminderen de overheid wil dit ook of in ieder geval, geen geweld meer voor 21.00. het commissariaat voor de media moet toezien op de naleving van deze richtlijnen. De krant: het oudste massamedium, de boekdrukkunst is rond 1450 uitgevonden. In 1619 zag het eerste periodiek in Nederland het licht dat als voorloper van de krant beschouwd wordt. Hierin stonden vooral dingen die belangrijk waren voor de handel zoals het aanbod en de prijzen van verschillende goederen op de markten en beurzen. In 1848: werd de grondwet veranderd en kwam er persvrijheid dit was nodig voor de democratie. In 1848 werd de krant niet meteen een massamedium, hij was voor veel mensen te duur om te kopen. In 1869: dagbladzegel (hoge belasting op kranten) afgeschaft, hierdoor werd de krant ook voor normale burgers betaalbaar. De industrialisatie maakte massaproductie mogelijk en massaproductie veronderstelt massaconsumptie. Reclame werd een doeltreffend middel om de consument tot kopen te verleiden. De infrastructuur verbeterde waardoor het mogelijk werd informatie op grote schaal en snel door te geven. De bevolking wilde sneller dingen te weten komen over de politiek, politieke emancipatie. Ook hierdoor is de krant gegroeid tot massamedium. Pluriformiteit: veelvormigheid. De verscheidenheid in de pers omdat je door de democratie je eigen mening mag geven over allerlei zaken. Verzuiling: het uiteenvallen in gescheiden levensbeschouwelijke groeperingen. De opsplitsing van de Nederlandse maatschappij in vier zuilen: - de protestants-christelijke zuil - de katholieke zuil - de sociaal-democratische zuil - de liberaal-conservatieve zuil
De scheidslijn tussen deze zuilen was heel groot en binnen deze zuilen gold een strenge sociale controle. Ontzuiling: sinds midden van de jaren zestig. ‘muren’ tussen zuilen brokkelden af. Belangrijke oorzaken daarvan ;deconfessionalisering en ontkerkelijking en doorbreking van autoritaire maatschappelijke structuren. Sommige dagbladen zijn gericht op bepaalde doelgroepen. Je kun dagbladen ook indelen in kwaliteitsbladen (NRC, Trouw) en populaire bladen (Telegraaf, AD). Gemeenschappelijke Persdienst (GPD); verzorgt voor enkele tientallen aangesloten regionale dagbladen veel landelijke en internationale verslaggeving. Regionale dagbladen hebben vaak zelf niet genoeg geld voor een netwerk van journalisten over de hele wereld en halen daarom vaak hun info bij persbureaus zoals het ANP. Belangrijke buitenlandse persbureaus zijn: Amerika: Reuter en United Press International
Duitsland: Deutscher Presse Agentschaft
Frankrijk: Agence France Press
Midden-Oosten: El Jazeera
Selectiecriteria van informatie voor in krant; nabijheid, actualiteit, uitzonderlijkheid, of het past bij eerdere berichtgeving. Het Bedrijfsfonds voor de Pers; verdeelt opbrengsten van de STER reclames aan dagbladuitgevers. Persconcentratie; omdat veel adverteerders richting televisie gingen doordat STER opkwam (1967), moesten aantal dagbladen weg. Andere werden regionale i.p.v landelijke kranten. De inkomsten van dagbladen komt voor een beperkt deel uit abonnementskosten en de rest halen ze uit advertentieruimten. Opiniepers/opiniebladen: ze verschijnen wekelijks en leveren nieuws op politiek en cultureel gebied. Maar vooral op een beschouwende wijze. Vb: de groene Amsterdammer, Hervormd Nederland, HP de tijd, Vrij Nederland, Elseviers Magazine. Gezinsbladen en de sensatiepers: de sensatiepers in Nederland is vooral roddelbladen zoals privé en story. Er staat alleen maar flauwekul in maar het is wel leuk om de lezen. In onze samenleving kunnen we niet meer zonder radio en televisie: - De radio: de radio werd eind 19e eeuw uitgevonden. De eerste zending in Nederland was in 1916.daarna volgden snel de radio omroepen NCRV, AVRO, VPRO, KRO, VARA. Dit waren levensbeschouwelijke zenders. In de 2e WO de radio een belangrijke rol. Radio oranje hield vanuit Londen stiekem de verzetsmensen op de hoogte. Ook de mensen wat ondergedoken zaten. - Opkomst van de televisie: in 1951 werd er een begin gemaakt aan experimentele televisie uitzendingen. Binnen enkele jaren waren de verzuilde radiozenders verzuilde televisieomroepen geworden. In de jaren 60 kwamen er radiozenders die niet verzuild waren en die bleken enorm veel luisteraars te trekken. De TROS is de eerste niet verzuilde televisie omroep. Iets later kwam Veronica als radiozender en nog later als tv-zender. Er kwam een omroepbestel dat via de mediawet van 1988 door de overheid werd gereguleerd. De zendgemachtigde publieke omroepen moesten voldoen aan een aantal eisen: - De omroep diende een bepaalde culturele maatschappelijke of geestelijke stroming te vertegenwoordigen en niet gericht zijn op winst maken. - Een omroep diende gevarieerde programma’s te bieden: 25% informatief, 25% cultureel, 5% educatief, 25% amusement en 20% vrij in gevuld. - Een omroep diende minstens 150.000 leden te hebben. Omroepcommissariaat; zag toe op de naleving van de bovengenoemde eisen. Omroepen die er aan voldeden kregen geld van overheid, voor de ledenloze NOS kreeg veel geld, het moest zich vooral richten op nieuws. Er kwam een hele nieuwe situatie toen de commerciële zenders kwamen in 1988, zij waren wel degelijk uit op winst. Hun inkomsten kwamen uit reclame en sponsoring van programma’s. Veronica veranderde van publieke omroep in commerciële zender en Sbs6 en RTL4 maakten hun intrede. Tegelijkertijd kwamen de kabelmaatschappijen op. Zij moesten verplicht de publieke Nederlandse zenders laten doorkomen en de Nederlandstalige Belgen. Verder mogen ze het zelf weten. Nu hoeft er niet meer met antennes gewerkt te worden. Ontwikkelingen op mediagebied: Telefonie: mobiele telefonie is in, steeds meer mensen willen overal en voor iedereen bereikbaar zijn. Dagbladen: ondanks de toenemende mogelijkheden nieuws elektronisch op te vragen zullen de dagbladen er niet onder lijden. De dagbladen hebben zelf ook hun sites. De radio: de afgelopen jaren zijn er 5 themazenders gecreëerd waardoor de zenders door hun doelgroep herkend worden. Maar er is gebrek aan etherruimte. Licenties die worden afgegeven zijn gebonden aan tijdslimiet maar met mogelijkheid van verlenging. De televisie: de commerciële zenders zijn de laatste paar jaren heel erg doorgebroken. Reality-tv en emotie-tv zijn ook grote publiekstrekkers. Soaps zijn ook echte publiekstrekkers. Docusoaps; werkelijkheid en gespeeld drama in 1. Internet: internet kent geen grenzen en wordt steeds verder ontwikkeld. Het is een betaalbaar medium. Verdere ontwikkelingen: de geurenkleuren televisie is het meest haalbare op dit moment.

REACTIES

M.

M.

gewelidig!!! thx :)

17 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.