HOOFDSTUK 1 “INKOMEN”
1.1“SOORTEN INKOMEN”
Als we het in de economie over inkomen hebben, bedoelen we het inkomen van gezinnen.
Er zijn verschillende soorten inkomen:
-Looninkomen
-Winst en Inkomen uit vermogen
-Overdrachtsinkomen
-Looninkomen: het inkomen wat werknemers verdienen.
-Winst: het inkomen wat de eigenaren van bedrijven ontvangen.
-Inkomen uit vermogen: rente over spaargelden en huur die ontvangen wordt bij het verhuren van gebouwen.
-Overdrachtsinkomens: uitkeringen zoals, AOW, WAO, WW, Bijstand.
Primaire Inkomens zijn inkomens die je ontvangt omdat je werkt of iets bezit. Overdrachtsinkomen ontvang je juist omdat je geen primair inkomen hebt.
Het verschil tussen vermogen en inkomen is dat je een vermogen nodig hebt om een bron van inkomen te hebben; de bron van je inkomen komt uit het vermogen.
1.2”LOON, PACHT, HUUR, RENTE, WINST”
Vroeger waren de mensen voor een zeer groot deel zelfvoorzienend en werd er niet veel geruild. In de loop der tijd ontstond er arbeidsverdeling: en ging men specialiseren op een bepaalde bezigheid. Mensen gingen zich concentreren op een activiteit, daardoor kregen ze ervaring en kon men meer per jaar produceren. Dit leidde niet alleen tot een hogere arbeidsproductiviteit, maar ook tot meer ruil. Deze ruil van goederen tegen goederen noemt men ook wel directe ruil of ruil in nature. Omdat dit onpraktisch is werd er een algemeen aanvaard ruilmiddel ingesteld: geld.
De meest voorkomende vorm van primair inkomen is loon of salaris. Een andere vorm van primair inkomen is rente. Doordat veel gezinnen een deel van hun inkomen dit besteden, maar sparen kunnen bedrijven dit geld lenen om kapitaalgoederen aan te schaffen.
Kapitaalgoederen zijn goederen om mee te produceren in handen van bedrijven.
Ook hier is een vorm van primair inkomen als een vergoeding voor kapitaal. Door dingen te verhuren kunnen bedrijven goed produceren. Nog een vorm van primair inkomen is pacht. Dit ontvang je als je een stuk natuur ter beschikking stelt van producenten.
Primair inkomen wordt verdient door arbeid, kapitaal, natuur of ondernemersactiviteit ter beschikking stellen aan het productie proces. Men noemt dit productiefactoren.
Het primaire inkomen is het bruto inkomen: de premies en de belastingen zijn er nog niet vanaf gehaald. Als het eraf is gehaald noem je het netto inkomen. Alle bruto inkomens van een land bij elkaar opgeteld noemt men het nationaal inkomen.
1.3”NOMINAAL EN REEEL INKOMEN”
Tegenwoordig is bijna al het primaire inkomen geldinkomen. Nominaal inkomen is het inkomen in geld. Reëel inkomen is het inkomen gemeten in goederen. Om de verandering van het reëel inkomen te bereken: maken we meestal gebruik van indexcijfers. Dit wordt gedaan met de volgende formule:
RIC(indexcijfer reëel inkomen) = NIC(indexcijfer nominaal inkomen)/PIC(prijsindexcijfer) x 100
1.4”DE CONSUMENTENPRIJSINDEX (CPI)”
Het is geen probleem met hoeveel procent een bepaald product verandert. Maar als we de koopkrachtveranderingen wil berekenen, moeten we met de prijsontwikkeling van alle producten rekening houden. sommige producten moeten zwaarder meewegen dan anderen.
Centraal Bureau voor Statistieken (CBS) verzamelt alle gegevens over het uitgaven patroon van gezinnen. Op grond van deze gegevens wat een gemiddeld gezin uitgeeft. Vervolgens gaat het CBS hoe zo’n gemiddeld gezin elke duizend gulden dat het uitgeeft verdeelt over de verschillende producten. Op deze manier komen de wegingsfactoren tot stand. Wegingsfactoren geven dus aan hoe zwaar een bepaald product groep meetelt bij het berekenen van de CPI. Ook houdt het CBS bij hoe de prijzen zich ontwikkelen, met behulp van prijspeilingen prijsindexcijfers vast te stellen van allerlei producten. Dit gaat volgens de volgende formule:
Gewogen indexcijfers= ? (wegingsfactor x indexcijfer)/ ? wegingsfactoren
De CPI speelt een belangrijke rol in de loononderhandelingen. Als de p ? =>koopkracht?
HOOFDSTUK 2 “INKOMENSVERDELING”
2.2 “INKOMENSVERSCHILLEN VERKLAARD”
Er zijn verschillende redenen waarom de inkomens tussen beroepen verschillen. Een van de redenen is dat de vereiste vooropleiding en de ervaring die iemand nodig heeft, verschillen in de vooropleiding en ervaring in een ander beroep. De hoogte van het loon is vaak afhankelijk van de mate van inspanning en verantwoordelijkheid die een beroep met zich meebrengt. Veel werknemers hebben te maken met een CAO-loon. Dit loon wordt centraal vastgesteld en is dus niet afhankelijk van de inspanning die je als individu levert. Ook de krapte op de arbeidsmarkt kan van invloed zijn op de hoogte van het loon. Toch leidt dit niet altijd voor een loonstijging voor die beroepsgroep. Behalve verschil in productiviteit, verantwoordelijkheid, ervaring, opleiding en krapte op de arbeidsmarkt kunnen ook status en macht medebepalend zijn voor de hoogte van het inkomen. Vroeger kwam het vaak voor dat mensen met een hogere opleiding meer betaald kregen, ook al deden ze hetzelfde werk als mensen met een lagere opleiding en ook al waren ze niet productiever. Tegenwoordig komt het vaak voor dat hoge functionarissen een hoge beloning ontvangen omdat ze zelf de hoogte van hun beloning min of meer kunnen vaststellen. De overheid is overigens bezig om de macht van deze beroepsgroepen in te dammen zodat de tarieven voor de consument kunnen dalen.
Behalve lonen zijn er nog andere bronnen van inkomen. Je kunt immers ook huur, pacht of rente ontvangen. Of winst op aandelen.
2.3 “DE LORENZKROMME”
Om een indruk te krijgen van de inkomensverdeling over personen over huishoudens kun je gebruik maken van een Lorenzkromme. Deze lijn wordt zo genoemd omdat de Zwitserse statisticus Lorenz de lijn als eerste heeft getekend.
grafiek:
-horizontale as: staat het cumulatieve aantal mensen met een inkomen in procenten van het aantal mensen, te beginnen met de mensen met het laagste inkomen.
-verticale as: staat cumulatieve hoeveel procent van het totale inkomen deze mensen verdienen.
De lorenzcurve geeft alleen informatie over de verdeling van het inkomen. Over de hoogte van het inkomen kun je niets zeggen. Je kunt alleen zien of de inkomensverdeling gelijk of ongelijk is.
HOOFDSTUK 3 “SOCIALE ZEKERHEID”
3.1 “GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID”
Tot diep in de 19e eeuw, voordat in Nederland het stelsel van de sociale zekerheid tot stand was gekomen, moesten mensen zichzelf zien te redden als ze ziek werden of geen werk konden vinden. Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw kwamen er langzamerhand veranderingen tot stand. Bovendien zorgde de groeiende welvaart ervoor dat de werkgevers bereid waren tot het nemen van sociale maatregelen voor hun personeel.
De eerste sociale wetgeving vond plaats op het gebied van kinderarbeid. In 1874 kwam er een wet waarin stond dat kinderen tot 12 jaar niet mochten werken. Vervolgens kwamen de wetten over het arbeidscontact, de zondagsrust en de ziekteverzekering. Er kwamen ook voorzieningen voor mensen die geen werk hadden. Maar voor mensen die helemaal niet konden werken was armenzorg alleen een gunst en nooit een recht.
Door werkgevers en werknemers een zekere mate van vrijheid te geven maar tegelijkertijd wel degelijk in te grijpen op de inkomensvorming en de arbeidsomstandigheden, probeert de overheid de vrije markt economie samen te laten gaan met sociale doel stellingen. In volledig vrije markteconomie wordt alles aan het vrije spel van vraag en aanbod overgelaten, de rol van de overheid is dan klein. Wanneer er weinig vraag naar arbeid is kunnen de lonen sterk dalen. Of je kunt op straat worden gezet zonder recht op een uitkering. Door de sociale wetgeving sluit de Nederlandse overheid de scherpe kantjes van de vrije markteconomie af.
Met de verzorgingsstaat wordt bedoeld dat de overheid een bestaansminimum voor elke burger garandeert en er voor zorgt dat de burgers toegang hebben tot onderwijs, ziekenzorg en huisvesting. In 1956 werd het begin van de verzorgingsstaat gemaakt met de Algemene Ouderdomswet (AOW). In de jaren ’60 volgden Werkloosheidwet (WW), de Wet op Arbeidsongeschiktheid (WAO) en de Algemene Bijstandswet (ABW). Binnen 10 jaar was daarmee het hele sociale zekerheidsstelsel compleet.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
B.
B.
De hoofdstuk indeling van de lesbrief economie is fout. Dit is de officiele indeling:
Hoofdstuk 1
De vorming van inkomen
Hoofdstuk 2
Inkomen en inflatie
Hoofdstuk 3
Het nationaal inkomen
Hoofdstuk 4
Inkomensverdeling
Hoofdstuk 5
Sociale Zekerheid
Hoofdstuk 6
De Overheid
Hoofdstuk 7
De inkomstenbelasting
19 jaar geleden
Antwoorden