Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ontstaan van Japan

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 4941 woorden
  • 30 december 2004
  • 151 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
151 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Ontstaan van Japan De oorsprong van de eerste bewoners van Japan is niet zeker. Zeker is dat er een emigratiegolf via Siberië en Korea is geweest toen Japan nog aan het vasteland van Oost-Azië vastzat. Maar het is ook mogelijk dat zeevarende immigranten vanuit Polynesië geland zijn op Kyūshū en Okinawa. Waarschijnlijk is het zo dat de Japanse bevolking ontstaan is uit een mix van allerlei culturen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er overblijfselen gevonden van de paleolithische Gongenyama-culturen (60.000-50.000 v. Chr.) Andere bewijzen van ontwikkeling is aardewerk uit de neolithische periode rond 10.000 jaar v. Chr. Deze Jōmon-periode werd zo genoemd naar de touwmotieven in de klei. De Jōmon-mensen waren jagers en verzamelaars. De Jōmon -periode is op grond van de vormen en verdere versieringen verdeeld in vijf stadia en duurde van 10.000 tot ca. 250 v. Chr. Na deze periode volgde de geleidelijke overgang naar de brons- en ijzercultuur van de Yayoi-periode. Roodkleurige potscherven zijn gevonden in het stadsdeel Yayoi van de huidige hoofdstad Tokio, vandaar de naam van deze periode. Men vermoedt sterk dat er connecties zijn geweest met Korea en de belangrijkste prestaties waren het verbouwen van rijst, via Korea uit China geïntroduceerd, en het gebruik van bronzen en ijzeren gebruiksvoorwerpen. De Yayoi-periode duurde van 300 v. Chr. tot 300 n. Chr. Uit de Yayoi-cultuur kwam de Kofun-cultuur voort (grafheuvelcultuur) wat duizenden enorme grafheuvels heeft opgeleverd in Centraal- en West-Japan. Aan de gewoonte om deze grote grafmonumenten te gebruiken kwam een eind door de komst van het Boeddhisme, dat crematie voorstond. In deze tijd gingen steeds meer nederzettingen samenwerken om hun land te verdedigen en uiteindelijk lukte het de Yamato-clan om rond 300 een soort algemeen verbond te sluiten waar alle stammen zich in konden vinden. De Yamato-leiders zijden af te stammen van de zonnegodin Amaterasu en introduceerden de titel Tennō, keizer, rond de 5e eeuw. Hierdoor kon Japan voortaan als één natie beschouwd worden die zich uitstrekte van Kyūshū in het zuiden tot Honshū in het noorden. Yamato had vanaf de 4e eeuw al bijzondere contacten met Korea. Tussen de twee zuidelijke koninkrijken, Paekche en Silla, lag een klein gebied, in Japanse annalen Mimana genoemd, waar een soort stadhouderschap van Yamato bestond en waar Japanse troepen gelegerd waren. Het gebiedje was een soort uitvalsbasis van de vastelandscultuur naar Yamato en halverwege de 6e eeuw werd het boeddhisme dan ook via China en het Koreaanse koninkrijk Paekche in Japan geïntroduceerd en verder ontwikkeld. In 562 werden de Japanners door Silla, het buurvolk van Paekche, uit Mimana verdreven en trad er een verval in. Dit verval van Yamato werd gestopt door prins Shōtoku die een soort grondwet maakte en richtlijnen opstelde voor een centraal bestuurde staat met maar één heerser. Hij maakte van het boeddhisme ook de staatsgodsdienst. Ook allerlei andere elementen van de Chinese cultuur werden in Japan geïntroduceerd, zoals geneeskunde, muziek, astronomie, beeldende kunsten en als belangrijkste het Chinese schrift. Aanvankelijk bereikten al deze zaken Japan via Korea maar op den duur begon men hoe langer hoe meer directe contacten met het zogenaamde Rijk van het Midden te zoeken en in 607 werd voor het eerst een officiële gezant naar het Chinese hof gestuurd. De overname van het Chinese cultuurgoed bereikte haar hoogtepunt tijdens de zogenaamde Taigahervorming tussen 645 en 702 waarbij het administratieve systeem van de Chinese Tangdynastie (618-907) in zijn geheel werd overgenomen. Als gevolg hiervan werden alle eigendommen van de japanners afgepakt zodat al het land tot het eigendom van de keizer werd en het volk tot zijn onderdanen werden verklaard. Een gevolg was ook dat de keizer als afstammeling van de Zonnegodin Amaterasu niet alleen de hogepriester van het land was maar ook wereldlijk heerser werd, net zo als in China het geval was. De clans waren niet langer de belangrijkste sociale en politieke eenheden en de clanhoofden werden benoemd tot ambtenaren van de keizer. Dit administratieve stelsel van het gigantische T'ang-rijk paste echter totaal niet op het relatief zeer kleine Yamato-rijk en de aristocratische afstammelingen van de vroegere clanhoofden waren dan ook niet van plan om afstand te doen van hun macht en bevoegdheden en de ambtenarij bleef dan ook in feite beheerst door de adel. Het confucianisme vond in de periode van de Taigahervorming steeds meer verbreiding, hoewel het pas eeuwen later bepalend zou worden voor de Japanse opvattingen. Dankzij familievetes en machtsovernames veranderde regering en wetten constant. Zo kwam er bijvoorbeeld een einde aan de traditie dat elk nieuwe regeerder de plaats van de hoofdstad veranderde en werd voor het eerst een vaste hoofdstad gekozen. In 710 werd het Nara, dat tot 794 de hoofdstad bleef. Gedurende de Nara-periode werd het Boeddhisme sterk gepromoot, vooral onder keizer Shōmu. Deze periode werd in het bijzonder op het gebied van de bouw- en beeldhouwkunst de eerste glansperiode in de geschiedenis van Japan, en begon zich een eigen richting in de Japanse cultuur af te tekenen. Tegen het einde van de 8e eeuw bemoeide de boeddhistische geestelijkheid zich zoveel met de politiek dat keizer Kammu besloot om de hoofdstad te verplaatsen van Nara naar Heian-kyo (nu: Kyoto). Dit alles om de groeiende invloed van de geestelijke af te stoppen. Net als Nara werd Heian gemodelleerd naar de hoofdstad van de Tangodynastie in China Chang-an (nu: Xi'an). Heian-kyo zou tot 1868 de hoofdstad van Japan blijven. De Heian-periode kenmerkte zich door opbloeiende kunsten en belangrijke ontwikkelingen in de religieuze denken. De Chinese immigranten brachten allerlei ideeën en gebruiken mee die naar de Japanse situatie aangepast werden. Rivaliteit tussen het traditionele Japanse shintoïsme en het boeddhisme werd voorkomen door shintō-goden als Boeddha's voor te stellen. Religie en staat werden losgekoppeld en vanuit China werden twee nieuwe sektes meegebracht door Japanse monniken, Tendai en Shingon, die de pijlers werden waarop het Japanse boeddhisme opgebouwd werd. Gedurende de Heian-periode werd er ook meer de nadruk gelegd op vrijetijdsbesteding en ontwikkeling van de wetenschap en minder aan het regeren. Hier profiteerde de adellijke Fujiwara-familie van door tussen de 9e en het midden van de 12e eeuw belangrijke posten aan het hof in te nemen via allerlei slinkse manoeuvres. Hun macht ontleenden zij verder aan het gebruik van de schenkingen van sho-en, grondbezit, dat door de keizer aan boeddhistische kloosters, prinsen en hoge ambtenaren als beloning voor verdiensten gegeven werd. Deze sho-en bleven in naam eigendom van de keizer maar waren belastingvrij en stonden onder jurisdictie van de provinciale stadhouders. Zij namen in de loop van de tijd gestadig in aantal toe en in de 11e eeuw bestond de helft van het land uit sho-en; bovendien matigden bepaalde grootgrondbezitters zich het recht aan zelf hun gebieden tot sho-en te verklaren. De Fujiwara werd steeds sterker en machtiger maar ook de landadel ontwikkelde zich steeds meer doordat de Fujiwara zich voornamelijk bezighielden met de politiek in de hoofdstad. Omstreeks 1150 nam de adellijke Tiarafamilie voor korte tijd de macht van de Fujiwara over, maar moest die al snel weer afstaan aan de Minamoto-familie (ook bekend onder de naam Genji) na de Slag bij Dannoura in 1185. In 1192 veroverde Yoritimo Minamoto geheel Honshū en voor het eerst in de geschiedenis van Japan werd het land door één familie overheerst. Yoritimo kreeg van de keizer de eretitel Sei-i-tai-shōgun (afgekort: shōgun) en deze titel voor het leven werd erfelijk voor de militaire leiders van Japan. Tot 1868 waren de shōguns de feitelijke machthebbers en de keizers alleen in naam hoofd van de staat waren. Typerend was dan ook dat de keizer in Tokio bleef wonen en dat Yoritomo, Kamakura tot hoofdstad maakte. Yoritomo heerste op een feodale manier en schrok er zelfs niet voor terug om eigen familieleden die hem in de weg zaten, te verwijderen. In 1199 viel Yoritomo van zijn paard en overleed, waarna in 1205 de machtige Hōjō-familie, waar zijn vrouw toe behoorde, de macht overnam. In 1219 stierf de laatste shōgun van de Minamoto-familie. Sindsdien werden keizerlijke prinsen en leden van de Fujiwara-familie tot shōgun benoemd, maar de Hōjō bleven het regentschap uitoefenen. Gedurende deze periode werd het Boeddhisme steeds populairder, voornamelijk de introductie van het Zenboeddhisme onder de samoerai. In 1259 bereikten de Mongolen onder leiding van Kublai Khan Japan, en stuurde afgezanten om de Japanners tot overgave te bewegen. Deze afgezanten werden echter verdreven uit Japan en als antwoord stuurden de Mongolen in 1274 en 1281 een invasiemacht naar Japan. Tokimune van de Hōjō-familie wist invallen af te slaan en werd geholpen door tyfoons die de Mongoolse vloot vernietigden. Deze tyfoons werden kamikazes genoemd (kamikaze = goddelijke wind). De schatkist was echter leeg en de macht van de samoeraiklasse werd steeds groter. Keizer Go-Daigo probeerde van deze situatie te profiteren en leidde een mislukte opstand tegen de regering en werd verbannen naar de Oki-eilanden. Een paar jaar later probeerde hij het weer en was nu succesvoller; in 1319 besteeg hij de troon. Keizer Go-Daigo maakte echter de fout om de aristocratie en priesters te belonen en niet zijn soldaten, die voor hem de kastanjes uit het vuur gehaald hadden. Dit leidde tot een opstand, georganiseerd door de overgelopen Hōjō-generaal Ashikaga Takauji die Go-Daigo versloeg in de Slag bij Kyoto. Hij benoemde een nieuwe keizer, riep zichzelf uit tot shōgun en vestigde zich in Muromachi in de buurt van Kyoto. Er volgde een periode in de 14e eeuw van voortdurende oorlogen, vooral tussen de twee keizerlijke hoven in Centraal-Japan die elkaar op dat moment fel bestreden. De zuidelijke dynastie werd aangevoerd door de gevluchte Go-Daigo en zijn opvolgers; de noordelijke dynastie bestond uit een lid van de keizerlijke familie dat door Ashikaga op de troon was gezet, en zijn opvolgers. Door deze tweestrijd hadden de feodale heersers (daimyō genoemd) in de rest van Japan ruimschoots de gelegenheid hun macht en gebied uit te breiden. Het was echter niet allemaal kommer en kwel wat de klok sloeg in de Ashikaga-peridoe. Het boeddhisme was in de Kamakura-periode al vernieuwd en populairder geworden en ook het zenboeddhisme sprak erg tot de verbeelding. Maar ook architectuur, schilderkunst, tuinaanleg en bloemschikkunst (ikebana) kwam tot bijzondere bloei. De handel met het buitenland kwam tot nieuwe bloei want verschillende daimy brachten belangrijke handelsbetrekkingen met China en Zuidoost-Azië tot stand. In 1467 brak de Ōnin-oorlog uit die zich ontwikkelde tot een volledige burgeroorlog en de afbrokkeling van de macht van de Ashikaga's versnelde. Deze periode duurde tot 1576 en is bekend geworden onder de naam Sengoku-jigai. Politiek gezien hing Japan op dat moment als los zand aan elkaar zonder centrale autoriteiten. In de Momoyama-periode zou dat weer veranderen. In 1568 zorgde Oda Nobunaga er door zijn militaire inzicht voor dat de weg naar vrede en eenheid werd ingeslagen in Centraal-Japan. Ook veroverde hij vele centrale provincies en brak de grote macht van de boeddhistische kloosters. Voordat hij zijn werk kon afmaken werd hij echter verraden door een van zijn generaals, Akechi Mitsuhide. Als heerser werd Oda in 1582 opgevolgd door Toyotomi Hideyoshi, opmerkelijk genoeg waarschijnlijk een boerenzoon. Het lukte hem om in 1590 het gehele land weer onder een bewind te krijgen. Hij werd toen overmoedig en viel met een grote expeditionaire macht Korea en China aan. De pogingen in 1593 en 1598 mislukten echter, de laatste keer doordat Toyotomi stierf. Door de industrieel ontwikkelde en meer welvarende landen schafte Japan in 1871 de feodale rechten van de samurai af en kwam er een onderwijssysteem, waardoor er in 1900 90% van de kinderen in Japan onderwijs had. In 1871 werden allerlei wettelijke en juridische hervormingen doorgevoerd en in 1877 werd de bank van Japan opgericht. De keizer ging in de stad van de Shogun wonen die later in Tokio werd omgedoopt. Onder keizer Mutsuhito ontwikkelde Japan het systeem dat de macht van het land formeel in de handen van de keizer lag maar door anderen werd uitgevoerd. Er kwam een regeringsvorm die westers gebaseerd was, met ministers, een kabinet, een Geheime raad en een ambtenarenapparaat. Politieke partijen kregen zetels in het Huis van Afgevaardigden, dit mocht maar door een klein gedeelte van de bevolking gestemd woorden. In 1925 kwam er algemeen stemrecht voor alle mannen van 25 jaar en ouder. Er kwam naast het Huis van Afgevaardigden ook een soort van Hogerhuis waar mensen werden gekozen wegens hun afkomst en bezittingen. De Japanse regering vroeg aan buitenlandse experts om hun te komen helpen bij de commerciële, industriële en bestuurlijke ontwikkelingen van het land. De onverwachte wendeling naar de westerse ideeën werd de Iwakura-missie genoemd. Deze ontwikkelingen zorgden voor een snelle economische groei van Japan. De zijdeproductie was de belangrijkste bron van inkomen. Ook kwamen er fabrieken voor de ontwikkeling van glas en kleding. Japanse zakenlieden begonnen kolenmijnen te ontginnen en bouwden staalfabrieken en scheepswerven. Spoorlijnen en telegraafkabels kwamen ook door het hele land, Japan was een nieuwe eeuw van ontwikkeling begonnen. Door economische en industriële ontwikkelingen kon Japan ook in de politiek en militair een vuist maken. Het keizerlijke leger werd gemoderniseerd. Tegen het eind van de 19e eeuw was het een klein maar goed uitgerust leger. In 1910 fuseerde Japan en Korea met elkaar en in de eerste wereld oorlog in 1914 sloten ze zich bij de geallieerde aan en namen de Duitse kolonie Shangtung en de Duitse eilanden in de Grote Oceaan ten noorden van de evenaar. Het oude Japan: veel continuïteit Shintoïsme, boeddhisme en Chinese invloeden Het Shintoïsme (de weg der goden) is de traditionele godsdienst van Japan. Het is een mengeling van natuur- en voorvaderverering. Kami(verheven, heilig): alles was eerbied of ontzag inboezemt. Kamigeesten bevinden zich zowel in wat leeft als in bergen en rivieren. Verkeerde handelingen, natuurrampen worden van buitenaf veroorzaakt. D.m.v. godsdienstige handelingen moeten zij worden tegemoet getreden of voorkomen. 6de eeuw: boeddhistische zendelingen brachten het boeddhisme in Japan. Shintoïsme en boeddhisme gingen elkaar beïnvloeden, de meeste Japanners hielden zich met beide godsdiensten bezig. Shintoïsme en boeddhisme hebben geen centraal geleide kerkelijke organisatie. Tevens vullen s en b elkaar aan. In Japan is het dus, in tegenstelling tot het Westen, wel mogelijk om twee godsdiensten tegelijk aan te hangen. Japan kreeg veel invloeden van Korea en China. De Japanners namen veel over van de Chinese cultuur, ze pasten het aan de Japanse omstandigheden. Er kwam net als in China een gecentraliseerde bureaucratie, maar de positie van de Japanse keizer bleef Japans. In Japan werden uitsluitend ambtenaren in adellijke bovenlaag gerekruteerd, in China kon ook iemand uit de onderlaag carrière maken. Het Chinese schrift werd door de Japanners overgenomen en aangepast aan de Japanse taal. Japanners hebben nog steeds een grote vaardigheid in het aanpassen van aspecten van andere culturen aan de eigen cultuur.
Armoede op het platteland, opkomst van gegoede burgerij Daimyo en samoerai waren voor hun inkomen afhankelijk van de opbrengst van belastingen, die vooral door de boeren in de vorm van een deel van de oogst worden opgebracht. De producten van het platteland brachten echter steeds minder op terwijl er in de handel steeds meer viel te verdienen. Door de handel ontstond de gegoede burgerij. Deze profiteerde van vrede tijdens het bewind van de Tokugawa’s en van de omstandigheid dat kooplieden maar weinig belasting hoefden betalen. De verbeterde positie van de kooplieden had ook gevolgen voor de kunst, kooplieden gingen zich ervoor interesseren. De burgerij streefde er in Japan niet naar de staatsmacht in handen te krijgen. Japan wordt bijna volledig van het buitenland afgesloten 16de eeuw: in Japan waren Portugese en Spaanse kooplieden en missionarissen aangekomen, zij wisten vele Japanners tot het katholieke geloof te bekeren. Tevens hadden de Portugezen vuurwapens naar Japan gebracht. De shoguns voelde zich bedreigd. Tegenstanders zouden met Portugese of Spaanse steun in opstand kunnen komen. Alle Portugese en Spaanse kooplieden en missionarissen werden het land uitgezet en Japanse christenen werden vervolgd. Japan kreeg hulp van de Hollanders, die het alleen om de handel ging. De Chinezen en de Hollanders kregen als enige buitenlanders onder streng toezicht het recht om met Japan handel te drijven. Dit bleef zo van 1639 – 1854. Japan was een bijna gesloten land. Japan politiek verenigd In Japan ontstonden de eerste kleine staten, in elke staat was een scherpe scheiding tussen een machtige bovenlaag, bestaande uit een adellijke clan (groep van verwante families) en de rest van de bevolking. Elke staat stond onder leiding van een clanhoofd, die tevens hogepriester was. Later gingen de meeste clans het clanhoofd van de staat Yamato als hun tenno (keizer) erkennen. De leider van de Yamato-clan werd als een afstammeling van de zonnegodin beschouwd. Clanhoofden die de keizer hadden geholpen bij het vergroten van zijn macht over Japan, werden met belangrijke functies in de bureaucratie beloond. 850: de keizer raakte zijn macht grotendeels kwijt aan de Fujiwara-clan. De leiders van die clan bestuurden het land als regenten namens de keizer. De Fujiwara’s verloren echter later veel van hun invloed aan andere clans. Aan het einde van de 12de eeuw bracht clanleider Yoritomo de andere clans onder zijn gezag. De keizer verleende Yoritomo de titel van shogun (opperbevelhebber). Hij beschikte over meer macht dan de keizer. Er ontstond een nieuwe regeringsvorm in Japan. De shoguns hadden onvoldoende middelen om het hele land uit een centraal punt te regeren en ze stelden het hoofd van machtige families aan als bestuurders, daimyo, van grote gebieden. Daimyo had vooral een militaire taak ter ondersteuning van de shoguns, later gingen ze zich echter zelfstandiger gedragen en een periode van grote verdeeldheid en veel onderlinge strijd brak aan. 16de eeuw: drie daimyo achtereenvolgens slaagden erin de eenheid van het land te herstellen (Nobunaga, Hideyoshi, Tokugawa Ieyasu). Tokugawa-clan regeerde in naam van de keizer van 1603-1868. De daimyo mochten nog wel hun lenen besturen, maar ze werden sterk afhankelijk van de centrale regering gemaakt. Bevolking in vier lagen verdeelt: • Hoogste laag: daimyo en samoerai. Deze bestuurders en krijgslieden mochten als enigen wapens dragen. • Tweede laag: boeren en vissers (80%) • Derde laag: ambachtslieden • Vierde laag: kooplieden. Evenals in China laag gewaardeerd, produceerden niets. • Onofficiële laag: paria’s, beroepen die volgens het boeddhisme onrein waren. Hoewel kooplieden niet hoog gewaardeerd waren, slaagden ze erin op plaatselijk niveau invloed uit te oefenen als geldschieters van de samoerai. Er waren weinig mogelijkheden om van de een laag in de andere te komen omdat de bovenlaag de samenleving zoveel mogelijk wilde houden zoals deze was. Er waren nauwkeurige voorschriften om de bevolkingslagen van elkaar te onderscheiden. Japanners voelden zich sterk verbonden met de groep waartoe zij behoorden omdat ze op de steun van zo’n groep konden rekenen als dat nodig was. Buiten de eigen groep leek nauwelijks leven mogelijk. Armoede op het platteland, opkomst van gegoede burgerij Daimyo en samoerai waren voor hun inkomen afhankelijk van de opbrengst van belastingen, die vooral door de boeren in de vorm van een deel van de oogst worden opgebracht. De producten van het platteland brachten echter steeds minder op terwijl er in de handel steeds meer viel te verdienen. Door de handel ontstond de gegoede burgerij. Deze profiteerde van vrede tijdens het bewind van de Tokugawa’s en van de omstandigheid dat kooplieden maar weinig belasting hoefden betalen. De verbeterde positie van de kooplieden had ook gevolgen voor de kunst, kooplieden gingen zich ervoor interesseren. De burgerij streefde er in Japan niet naar de staatsmacht in handen te krijgen.
Japan wordt bijna volledig van het buitenland afgesloten 16de eeuw: in Japan waren Portugese en Spaanse kooplieden en missionarissen aangekomen, zij wisten vele Japanners tot het katholieke geloof te bekeren. Tevens hadden de Portugezen vuurwapens naar Japan gebracht. De shoguns voelde zich bedreigd. Tegenstanders zouden met Portugese of Spaanse steun in opstand kunnen komen. Alle Portugese en Spaanse kooplieden en missionarissen werden het land uitgezet en Japanse christenen werden vervolgd. Japan kreeg hulp van de Hollanders, die het alleen om de handel ging. De Chinezen en de Hollanders kregen als enige buitenlanders onder streng toezicht het recht om met Japan handel te drijven. Dit bleef zo van 1639 – 1854. Japan was een bijna gesloten land. Veranderingen na de openstelling (tot +- 1945) De openstelling leidt tot het herstel van de keizerlijke macht 19de eeuw: Engeland, Frankrijk, Rusland en de VS drongen op openstelling van Japan aan: toelaten van buitenlanders en toestaan van buitenlandse handel. Japan bood tegenstand, uiteindelijk forceerde de VS de zaak en stuurde stoomschepen naar Japan. De shoguns begreep dat zijn land militair te zwak was om buitenlanders tegen te houden en er kwam een verdrag. Afgesproken werd dat: - enkele havens toegankelijk werden voor buitenlanders - handel in alle producten en grondstoffen, tegen lage invoerrechten, was toegestaan - buitenlanders in bepaalde steden mochten wonen en daar niet onder de Japanse rechtspraak vielen. Veel Japanners waren het niet eens met deze verdragen, omdat buitenlandse mogendheden teveel te zeggen kregen op Japans grondgebied en zij stelden de shoguns verantwoordelijk. Hij werd gedwongen af te treden en de macht over te dragen aan keizer Mutsuhito. Hij regeerde van 1868-1912 (Meji-tijdperk). Er worden veel contacten met het buitenland gelegd De nieuwe Japanse regering begreep dat het Westen een grote technische en militaire voorsprong had, zij wilde dus door modernisering kolonisatie van Japan voorkomen. Daarom zette de regering de poorten naar het buitenland wijd open. Onderzocht wed waarin westerse landen uitblonken en goede dingen werden overgenomen. Het onderwijs werd gemoderniseerd en Japan kreeg een hoog alfabetisme. Een kleine groep leiders krijgt samen met de keizer de macht in handen De daimyo werden ertoe gebracht hun lenen terug te geven aan de keizer. In ruil daarvoor kregen zij functies in het bestuur van het land of een financiële vergoeding. Japan werd ingedeeld in prefecturen, elk bestuurd door een in Tokio benoemde prefect. Er kwam een systeem van geldbelasting die rechtstreeks aan de centrale overheid moest worden betaald. Tevens kreeg Japan als eerste Aziatisch land een grondwet en een parlement, waar niet de werkelijke macht bij lag. Wetten hadden wel de goedkeuring van het parlement nodig, maar de keizer benoemde de ministers en de legerleiding en hij kon de volksvertegenwoordiging tijdelijk buiten werking stellen. De werkelijke macht lag vooral bij leiders op de achtergrond, uit hun midden werden ministers en legerleiders naar voren geschoven. De militaire macht van de samoerai als groep verdween. Velen werden ambtenaar, weinige kregen een uitkering en werden arm. Snelle industriële ontwikkeling Japan ontwikkelde zich in het begin van de 20ste eeuw tot een grote industriële mogendheid. Het aantal fabrieken en bedrijven steeg enorm. Eerst had de overheid alles in bezit, omdat zij het meeste kapitaal had, later kregen rijke families (de elite) alles in handen. Europa en de VS kregen een geduchte concurrent op de wereldmarkt. De boeren financierden een groot deel van de modernisering: ruim 80% werd door hen betaald. Ze profiteerden wel van de modernisering maar die leidde niet tot hogere inkomsten, de voedselprijzen daalden juist. Veel boeren kregen schulden en moesten hun grond verkopen.
Verschuiving in de gelaagdheid van de bevolking - de nieuwe bovenlaag bestond naast de keizer en zijn hof uit de hoogste bestuurders en legerleiders en uit de grote ondernemers. - Er ontstond een sterk groeiende nieuwe middenlaag van enigszins welvarende kleine ondernemers, kooplieden en hoger personeel in de dienstensector. - De derde laag ging bestaan uit de verarmde boeren en vissers en een groot deel van de stadsbevolking die in armoedige omstandigheden leefde. - Geheel onderaan bleven de paria’s staan. Japan volgt het voorbeeld van het westerse imperialisme Al aan het begin van het Meji-tijdperk wilde de Japanse regering Korea veroveren, dit gebeurde echter pas eind 19de eeuw => Japanse regering volgde het imperialistische voorbeeld van veel westerse staten. Motieven: het verwerven van voedsel voor de groeiende bevolking en van grondstoffen voor de zich uitbreidende industrie. Tevens hoopte Japan door bezetting van Korea de dreiging van het in Azië oprukkende Rusland tegen te gaan. 1910: Korea werd ingelijfd. Na WOI verwierf Japan de Duitse bezittingen in China. Jaren ’20: Japan probeerde langs vreedzame weg de handelsmogelijkheden uit te breiden. Crisis 1929: in Japan dalende afzet voor de industrie, massale werkloosheid en armoede in de stad en op het platteland. Oplossing: imperialistisch optreden. 1931: gebiedsuitbreiding in Mandsjoerije, v.a. 1937 andere delen van China. Dit omdat emigratie en vooruitgang op de wereldmarkt niet mogelijk was. Nationalisten en militairen krijgen Japan in hun greep De herleving van het imperialisme viel samen met een sterke groei van het nationalisme, wat vooral werk aangewakkerd door een golf van antiwesterse gevoelens. Er waren allerlei redenen waarom ze ontevreden waren (zie boek). Vanaf de jaren ’30 kwamen democratisch denkende politici steeds meer onder druk. Gematigde politici in de regering moesten wijken voor radicale. Hoewel het parlementaire systeem formeel bleef bestaan en politieke partijen niet werden ontbonden, was er in feite geen sprake meer van democratie. Voorbereidingen werden getroffen voor de bevrijding van Azië: de oorlogsindustrie ging op volle toeren draaien en radio en film werden ingeschakeld om de bevolking van de noodzaak tot strijd te overtuigen. Leiders van grote industrieën waren bang dat oorlog hun bedrijven in gevaar kon brengen, maar boden geen verzet. Japan neemt deel aan de Tweede Wereldoorlog 1941: Japan begon de oorlog tegen de westerse mogendheden, het Westen, vooral de VS, bleek sterken dan verwacht. De Aziatische volken voelden zich in meerderheid niet bevrijd, maar aangevallen en bezet. De politiek van de nationalisten en militairen had rampzalige gevolgen: - De Japanse agressie maakte naar schatting 20 miljoen slachtoffers - Japan werd bezet door de VS (augustus 1945) - Er waren twee miljoen Japanners in de oorlog omgekomen, de industrie was grotendeels verwoest, de voedselvoorziening was ontoereikend en alle sinds 1895 veroverde gebieden waren verloren gegaan. Tijdperk der Samurai’s JuJitsu werd in Japan voornamelijk, bijna uitsluitend, beoefend door de klasse van de krijgers. Tussen krijgers en gewone burgers bestond een groot standsverschil, waarbij de krijgers het hoogst in aanzien stonden. De krijgers behoorden immers tot de oude ridderkaste der Samurai’s. Deze Samurai’s genoten het voorrecht twee zwaarden te mogen dragen, een lang en een kort zwaard, terwijl het dragen van wapens aan de burgers ten strengste was verboden. Tijdens het gevecht kon het voorkomen dat de Samurai één of beide zwaarden verloor. In het laatste geval moest hij met de blote handen verder vechten. De techniek van het zwaardvechten en die van het met-de-blote-handen-vechten leerden de Samurai’s op scholen. Iedere school had zijn specialiteiten, die werden opgetekend in aantekenboeken, de zgn. Densho’s die als zeer geheim en zeer kostbaar werden bewaard en met alle eerbied en zorg omgeven. De Samurai’s bezaten een grote behendigheid in de verschillende vechttechnieken. Daarom waren zij bij de gewone burgers niet alleen gezien, maar ook gevreesd. Uit de kunst van het vechten-met-blote-handen, het zgn. Kumiuchi, is later het JuJitsu ontstaan in de vorm die wij nu kennen. In de Meiji-periode, dat is ongeveer 1870, werd van overheidswege het dragen van één of meer zwaarden aan alle Japanners verboden. De Samurai’s raakten in verval. De gewone burgers maakten zich meester van hun vechtkunst-met-de-blote-handen en al hun geheimen kwamen op straat te liggen. In 1871 werden de scholen gesloten. Japan werd geregeerd door 'samurai', ofwel de klasse der krijgers, vanaf de Kamakura periode, die aan het eind van de 12e eeuw begon en duurde tot het eind van de Edo perionde in de tweede helft van de 19e eeuw. Rond het midden van de 15e eeuw werd Japan verscheurd door een burgeroorlog, die ongeveer 100 jaar duurde, toen Samurai edelmannen tegen elkaar vochten. Toyotomi Hideyoshi bewerkstelligde vrede en nationale eenheid.
Shōgun De Shogun was van oorsprong de titel voor een Japans militair leider. KAMIKAZE= goddelijke wind SAMENVATTING VAN MONDELING: ontstaan van Japan 10.000 v chr. tot WO I JAAR 10.000 v chr. Jōmon-periode 250 v chr. 300 v. chr. Yayoi-periode ---> hier ontstond de "kofun-cultuur" (grafheuvelcultuur) 300 n chr. in west -en centraal-japan rond 300 Yamato-periode ---> steeds meer samenwerking tussen steden in Japan, er ontstond een soort algemeen verbond rond de 5e eeuw Kwamen er Tennō, keizers ---> japan als een natie beschouwd
halverwege 6e eeuw Het boeddhisme komt in japen deze verbieden de kofun-cultuur deze bereikte via China en Paekche Japan
562 Verval van Yamato door het "Silla" volk---> tegengehouden door (japan een prins shōtoku die een grondwet maakte met richtlijnen voor
2e china) een centraal bestuurde staat, met maar één heerser Ook werd het Boeddhisme dé staatsgodsdienst 607 Eerste officiele gezant naar China
645-702 Taigahervorming de chineese "Tangdynastie" (618-907) werd in zijn geheel door Japan overgenomen 710-794 (nara- periode) "Nara" hoofdstad van Japan 794 Keizer Kammu besloot dat "heian-kyo" (kyoto) hoofdstad van Japan werd tot 1868 toen werd het huidige Tokio de hoofdstad
tussen 9e en "Fuijwara" de belangrijkste familie aan het hof 12e eeuw in 1150 nemen zij definitief de macht over kort daarna grijpt de "Minamdo-familie" (Genji) de macht dit gebeurd tijdens de "slag bij Dannoura" (1185-1192) 1199 Yorimoto (keizer van Japan) was gevallend waarna in 1205 de Hōjō-familie die taak op zich nam 1219 De laatste Shōgun v/d minamoto-familie (Hōjō bleven de baas) 1259 Japan aangevallen door de Mogolen o.l.v. Kublai Khan maar werden snel weer verdreven als antwoord stuurde de Mongolen in 1274 en 1281 weer een invasiemacht maar ook deze werd verdreven 1319 Go-Daigo keizer ---> beloonde de aristocratie en priesters en niet de soldaten. Hierdoor een opstand geleidt door de ex-hōjō generaal Ashikaga Takauiji die 'Go-Daigo' versloeg bij de "Slag van Kyoto" (1320) die zichzelf als Shōgun benoemde in deze periode (14e eeuw) veel oorlog tussen 'Go-Daigo' de aanhang en de 'Ashikaga' aanhang 1467 ˉˉ |---> Ōmin-oorlog afbrokkeling macht van 'Ashikaga' 1576 _/ Sengoku-periode 1568 Oda Nobunaga veroverde stukken in Centraal- Japan dit stopte toen generaal 'Akechie Mitsukide' hem had verraden. in 1582 wordt hij opgevolgd door 'Toyotomi Hideyoshi' deze kreeg Japan in 1590 weer onder èèn bewind
1593 Japan viel 'China' en 'Korea' aan dit zelfde probeerde ze in 1598 nog eens, dit mislukte omdat Toyomoti in een gevecht werd vermoord

1871 Afschaffing feodale rechten v/h Samurai onderwijs systeem
1877 Opening "Bank van Japan" ± 1900 90% van de Japanse kinderen naar school
1925 Algemeen kiesrecht voor alle mannen > 25 jaar
1914 Japanse legers aangesloten bij de 'geallieerden'

REACTIES

Y.

Y.

http://www.landenweb.nl/japan/geschiedenis/
Identiek, vooral gebruiken om gepakt te worden. xx

7 jaar geleden

M.

M.

ik vindt het een fijne website

6 jaar geleden

H.

H.

Dank u wel eindelijk nu kn ik de geschidenis van Japan gebruiken voor mijn werkstuk

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.