Ontstaan van Japan
De oorsprong van de eerste bewoners van Japan is niet zeker. Zeker is dat er een emigratiegolf via Siberië en Korea is geweest toen Japan nog aan het vasteland van Oost-Azië vastzat. Maar het is ook mogelijk dat zeevarende immigranten vanuit Polynesië geland zijn op Kyūshū en Okinawa. Waarschijnlijk is het zo dat de Japanse bevolking ontstaan is uit een mix van allerlei culturen.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn er overblijfselen gevonden van de paleolithische Gongenyama-culturen (60.000-50.000 v. Chr.) Andere bewijzen van ontwikkeling is aardewerk uit de neolithische periode rond 10.000 jaar v. Chr. Deze Jōmon-periode werd zo genoemd naar de touwmotieven in de klei. De Jōmon-mensen waren jagers en verzamelaars. De Jōmon -periode is op grond van de vormen en verdere versieringen verdeeld in vijf stadia en duurde van 10.000 tot ca. 250 v. Chr.
Na deze periode volgde de geleidelijke overgang naar de brons- en ijzercultuur van de Yayoi-periode. Roodkleurige potscherven zijn gevonden in het stadsdeel Yayoi van de huidige hoofdstad Tokio, vandaar de naam van deze periode. Men vermoedt sterk dat er connecties zijn geweest met Korea en de belangrijkste prestaties waren het verbouwen van rijst, via Korea uit China geïntroduceerd, en het gebruik van bronzen en ijzeren gebruiksvoorwerpen. De Yayoi-periode duurde van 300 v. Chr. tot 300 n. Chr.
Uit de Yayoi-cultuur kwam de Kofun-cultuur voort (grafheuvelcultuur) wat duizenden enorme grafheuvels heeft opgeleverd in Centraal- en West-Japan. Aan de gewoonte om deze grote grafmonumenten te gebruiken kwam een eind door de komst van het Boeddhisme, dat crematie voorstond.
In deze tijd gingen steeds meer nederzettingen samenwerken om hun land te verdedigen en uiteindelijk lukte het de Yamato-clan om rond 300 een soort algemeen verbond te sluiten waar alle stammen zich in konden vinden. De Yamato-leiders zijden af te stammen van de zonnegodin Amaterasu en introduceerden de titel Tennō, keizer, rond de 5e eeuw. Hierdoor kon Japan voortaan als één natie beschouwd worden die zich uitstrekte van Kyūshū in het zuiden tot Honshū in het noorden.
Yamato had vanaf de 4e eeuw al bijzondere contacten met Korea. Tussen de twee zuidelijke koninkrijken, Paekche en Silla, lag een klein gebied, in Japanse annalen Mimana genoemd, waar een soort stadhouderschap van Yamato bestond en waar Japanse troepen gelegerd waren. Het gebiedje was een soort uitvalsbasis van de vastelandscultuur naar Yamato en halverwege de 6e eeuw werd het boeddhisme dan ook via China en het Koreaanse koninkrijk Paekche in Japan geïntroduceerd en verder ontwikkeld.
In 562 werden de Japanners door Silla, het buurvolk van Paekche, uit Mimana verdreven en trad er een verval in. Dit verval van Yamato werd gestopt door prins Shōtoku die een soort grondwet maakte en richtlijnen opstelde voor een centraal bestuurde staat met maar één heerser. Hij maakte van het boeddhisme ook de staatsgodsdienst. Ook allerlei andere elementen van de Chinese cultuur werden in Japan geïntroduceerd, zoals geneeskunde, muziek, astronomie, beeldende kunsten en als belangrijkste het Chinese schrift. Aanvankelijk bereikten al deze zaken Japan via Korea maar op den duur begon men hoe langer hoe meer directe contacten met het zogenaamde Rijk van het Midden te zoeken en in 607 werd voor het eerst een officiële gezant naar het Chinese hof gestuurd.
De overname van het Chinese cultuurgoed bereikte haar hoogtepunt tijdens de zogenaamde Taigahervorming tussen 645 en 702 waarbij het administratieve systeem van de Chinese Tangdynastie (618-907) in zijn geheel werd overgenomen. Als gevolg hiervan werden alle eigendommen van de japanners afgepakt zodat al het land tot het eigendom van de keizer werd en het volk tot zijn onderdanen werden verklaard. Een gevolg was ook dat de keizer als afstammeling van de Zonnegodin Amaterasu niet alleen de hogepriester van het land was maar ook wereldlijk heerser werd, net zo als in China het geval was. De clans waren niet langer de belangrijkste sociale en politieke eenheden en de clanhoofden werden benoemd tot ambtenaren van de keizer.
Dit administratieve stelsel van het gigantische T'ang-rijk paste echter totaal niet op het relatief zeer kleine Yamato-rijk en de aristocratische afstammelingen van de vroegere clanhoofden waren dan ook niet van plan om afstand te doen van hun macht en bevoegdheden en de ambtenarij bleef dan ook in feite beheerst door de adel. Het confucianisme vond in de periode van de Taigahervorming steeds meer verbreiding, hoewel het pas eeuwen later bepalend zou worden voor de Japanse opvattingen.
Dankzij familievetes en machtsovernames veranderde regering en wetten constant. Zo kwam er bijvoorbeeld een einde aan de traditie dat elk nieuwe regeerder de plaats van de hoofdstad veranderde en werd voor het eerst een vaste hoofdstad gekozen. In 710 werd het Nara, dat tot 794 de hoofdstad bleef. Gedurende de Nara-periode werd het Boeddhisme sterk gepromoot, vooral onder keizer Shōmu. Deze periode werd in het bijzonder op het gebied van de bouw- en beeldhouwkunst de eerste glansperiode in de geschiedenis van Japan, en begon zich een eigen richting in de Japanse cultuur af te tekenen.
Tegen het einde van de 8e eeuw bemoeide de boeddhistische geestelijkheid zich zoveel met de politiek dat keizer Kammu besloot om de hoofdstad te verplaatsen van Nara naar Heian-kyo (nu: Kyoto). Dit alles om de groeiende invloed van de geestelijke af te stoppen. Net als Nara werd Heian gemodelleerd naar de hoofdstad van de Tangodynastie in China Chang-an (nu: Xi'an). Heian-kyo zou tot 1868 de hoofdstad van Japan blijven. De Heian-periode kenmerkte zich door opbloeiende kunsten en belangrijke ontwikkelingen in de religieuze denken.
De Chinese immigranten brachten allerlei ideeën en gebruiken mee die naar de Japanse situatie aangepast werden. Rivaliteit tussen het traditionele Japanse shintoïsme en het boeddhisme werd voorkomen door shintō-goden als Boeddha's voor te stellen. Religie en staat werden losgekoppeld en vanuit China werden twee nieuwe sektes meegebracht door Japanse monniken, Tendai en Shingon, die de pijlers werden waarop het Japanse boeddhisme opgebouwd werd. Gedurende de Heian-periode werd er ook meer de nadruk gelegd op vrijetijdsbesteding en ontwikkeling van de wetenschap en minder aan het regeren.
Hier profiteerde de adellijke Fujiwara-familie van door tussen de 9e en het midden van de 12e eeuw belangrijke posten aan het hof in te nemen via allerlei slinkse manoeuvres. Hun macht ontleenden zij verder aan het gebruik van de schenkingen van sho-en, grondbezit, dat door de keizer aan boeddhistische kloosters, prinsen en hoge ambtenaren als beloning voor verdiensten gegeven werd. Deze sho-en bleven in naam eigendom van de keizer maar waren belastingvrij en stonden onder jurisdictie van de provinciale stadhouders. Zij namen in de loop van de tijd gestadig in aantal toe en in de 11e eeuw bestond de helft van het land uit sho-en; bovendien matigden bepaalde grootgrondbezitters zich het recht aan zelf hun gebieden tot sho-en te verklaren.
De Fujiwara werd steeds sterker en machtiger maar ook de landadel ontwikkelde zich steeds meer doordat de Fujiwara zich voornamelijk bezighielden met de politiek in de hoofdstad. Omstreeks 1150 nam de adellijke Tiarafamilie voor korte tijd de macht van de Fujiwara over, maar moest die al snel weer afstaan aan de Minamoto-familie (ook bekend onder de naam Genji) na de Slag bij Dannoura in 1185. In 1192 veroverde Yoritimo Minamoto geheel Honshū en voor het eerst in de geschiedenis van Japan werd het land door één familie overheerst. Yoritimo kreeg van de keizer de eretitel Sei-i-tai-shōgun (afgekort: shōgun) en deze titel voor het leven werd erfelijk voor de militaire leiders van Japan. Tot 1868 waren de shōguns de feitelijke machthebbers en de keizers alleen in naam hoofd van de staat waren. Typerend was dan ook dat de keizer in Tokio bleef wonen en dat Yoritomo, Kamakura tot hoofdstad maakte. Yoritomo heerste op een feodale manier en schrok er zelfs niet voor terug om eigen familieleden die hem in de weg zaten, te verwijderen. In 1199 viel Yoritomo van zijn paard en overleed, waarna in 1205 de machtige Hōjō-familie, waar zijn vrouw toe behoorde, de macht overnam.
In 1219 stierf de laatste shōgun van de Minamoto-familie. Sindsdien werden keizerlijke prinsen en leden van de Fujiwara-familie tot shōgun benoemd, maar de Hōjō bleven het regentschap uitoefenen. Gedurende deze periode werd het Boeddhisme steeds populairder, voornamelijk de introductie van het Zenboeddhisme onder de samoerai. In 1259 bereikten de Mongolen onder leiding van Kublai Khan Japan, en stuurde afgezanten om de Japanners tot overgave te bewegen. Deze afgezanten werden echter verdreven uit Japan en als antwoord stuurden de Mongolen in 1274 en 1281 een invasiemacht naar Japan.
Tokimune van de Hōjō-familie wist invallen af te slaan en werd geholpen door tyfoons die de Mongoolse vloot vernietigden. Deze tyfoons werden kamikazes genoemd (kamikaze = goddelijke wind). De schatkist was echter leeg en de macht van de samoeraiklasse werd steeds groter. Keizer Go-Daigo probeerde van deze situatie te profiteren en leidde een mislukte opstand tegen de regering en werd verbannen naar de Oki-eilanden. Een paar jaar later probeerde hij het weer en was nu succesvoller; in 1319 besteeg hij de troon. Keizer Go-Daigo maakte echter de fout om de aristocratie en priesters te belonen en niet zijn soldaten, die voor hem de kastanjes uit het vuur gehaald hadden. Dit leidde tot een opstand, georganiseerd door de overgelopen Hōjō-generaal Ashikaga Takauji die Go-Daigo versloeg in de Slag bij Kyoto. Hij benoemde een nieuwe keizer, riep zichzelf uit tot shōgun en vestigde zich in Muromachi in de buurt van Kyoto.
Er volgde een periode in de 14e eeuw van voortdurende oorlogen, vooral tussen de twee keizerlijke hoven in Centraal-Japan die elkaar op dat moment fel bestreden. De zuidelijke dynastie werd aangevoerd door de gevluchte Go-Daigo en zijn opvolgers; de noordelijke dynastie bestond uit een lid van de keizerlijke familie dat door Ashikaga op de troon was gezet, en zijn opvolgers. Door deze tweestrijd hadden de feodale heersers (daimyō genoemd) in de rest van Japan ruimschoots de gelegenheid hun macht en gebied uit te breiden. Het was echter niet allemaal kommer en kwel wat de klok sloeg in de Ashikaga-peridoe. Het boeddhisme was in de Kamakura-periode al vernieuwd en populairder geworden en ook het zenboeddhisme sprak erg tot de verbeelding. Maar ook architectuur, schilderkunst, tuinaanleg en bloemschikkunst (ikebana) kwam tot bijzondere bloei.
De handel met het buitenland kwam tot nieuwe bloei want verschillende daimy brachten belangrijke handelsbetrekkingen met China en Zuidoost-Azië tot stand. In 1467 brak de Ōnin-oorlog uit die zich ontwikkelde tot een volledige burgeroorlog en de afbrokkeling van de macht van de Ashikaga's versnelde. Deze periode duurde tot 1576 en is bekend geworden onder de naam Sengoku-jigai. Politiek gezien hing Japan op dat moment als los zand aan elkaar zonder centrale autoriteiten. In de Momoyama-periode zou dat weer veranderen. In 1568 zorgde Oda Nobunaga er door zijn militaire inzicht voor dat de weg naar vrede en eenheid werd ingeslagen in Centraal-Japan. Ook veroverde hij vele centrale provincies en brak de grote macht van de boeddhistische kloosters. Voordat hij zijn werk kon afmaken werd hij echter verraden door een van zijn generaals, Akechi Mitsuhide. Als heerser werd Oda in 1582 opgevolgd door Toyotomi Hideyoshi, opmerkelijk genoeg waarschijnlijk een boerenzoon. Het lukte hem om in 1590 het gehele land weer onder een bewind te krijgen. Hij werd toen overmoedig en viel met een grote expeditionaire macht Korea en China aan. De pogingen in 1593 en 1598 mislukten echter, de laatste keer doordat Toyotomi stierf.
Door de industrieel ontwikkelde en meer welvarende landen schafte Japan in 1871 de feodale rechten van de samurai af en kwam er een onderwijssysteem, waardoor er in 1900 90% van de kinderen in Japan onderwijs had. In 1871 werden allerlei wettelijke en juridische hervormingen doorgevoerd en in 1877 werd de bank van Japan opgericht. De keizer ging in de stad van de Shogun wonen die later in Tokio werd omgedoopt.
Onder keizer Mutsuhito ontwikkelde Japan het systeem dat de macht van het land formeel in de handen van de keizer lag maar door anderen werd uitgevoerd. Er kwam een regeringsvorm die westers gebaseerd was, met ministers, een kabinet, een Geheime raad en een ambtenarenapparaat. Politieke partijen kregen zetels in het Huis van Afgevaardigden, dit mocht maar door een klein gedeelte van de bevolking gestemd woorden. In 1925 kwam er algemeen stemrecht voor alle mannen van 25 jaar en ouder. Er kwam naast het Huis van Afgevaardigden ook een soort van Hogerhuis waar mensen werden gekozen wegens hun afkomst en bezittingen.
De Japanse regering vroeg aan buitenlandse experts om hun te komen helpen bij de commerciële, industriële en bestuurlijke ontwikkelingen van het land. De onverwachte wendeling naar de westerse ideeën werd de Iwakura-missie genoemd.
Deze ontwikkelingen zorgden voor een snelle economische groei van Japan. De zijdeproductie was de belangrijkste bron van inkomen. Ook kwamen er fabrieken voor de ontwikkeling van glas en kleding. Japanse zakenlieden begonnen kolenmijnen te ontginnen en bouwden staalfabrieken en scheepswerven. Spoorlijnen en telegraafkabels kwamen ook door het hele land, Japan was een nieuwe eeuw van ontwikkeling begonnen.
Door economische en industriële ontwikkelingen kon Japan ook in de politiek en militair een vuist maken. Het keizerlijke leger werd gemoderniseerd. Tegen het eind van de 19e eeuw was het een klein maar goed uitgerust leger. In 1910 fuseerde Japan en Korea met elkaar en in de eerste wereld oorlog in 1914 sloten ze zich bij de geallieerde aan en namen de Duitse kolonie Shangtung en de Duitse eilanden in de Grote Oceaan ten noorden van de evenaar.
Het oude Japan: veel continuïteit
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
Y.
Y.
http://www.landenweb.nl/japan/geschiedenis/
Identiek, vooral gebruiken om gepakt te worden. xx
9 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
ik vindt het een fijne website
7 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Dank u wel eindelijk nu kn ik de geschidenis van Japan gebruiken voor mijn werkstuk
6 jaar geleden
Antwoorden