Hoofdstuk 14 Rome in de Renaissance en de Barok

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2307 woorden
  • 1 oktober 2004
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 14 Rome in de Renaissance en de Barok 1. De kunstenaar in de renaissance Renaissance betekent wedergeboorte van de kunst of specifieker: de klassieke kunst. In Italië gebeurde dit geleidelijk aan het einde van de 13de, begin 14de eeuw in de tijd van ontdekkingsreizen en contact met oosterse culturen. De opkomst van de Noord-Italiaans stadstaat (Florence, Pisa, Milaan, Bologna en Venetië kregen zelfbestuur) is de meest opvallende verandering die bijgedragen heeft tot het culturele hoogtepunt. Handel en geld gingen een steeds grotere rol spelen tegen het einde van de Middeleeuwen. Rijke kooplieden lieten hun familie en bezittingen afbeelden en werden naast de patriciërs, vorsten en pausen de opdrachtgevers van de kunstenaars. Ook kunstenaars zaten in gilden die waakten over de rechten en privileges van hun leden, zodat ze een veilige markt hadden. Welvarende kunstenaars konden uit de gilden losbreken en opdrachten aannemen die ze zelf wilden. Rijke families wilde allemaal het mooiste paleis, de mooiste graftombe, of het mooiste geschenk aan de kerken (fresco’s en schilderijen). Hierdoor bewezen geliefde kunstenaars hun werkgevers een dienst als hij een bestelling aannam i.p.v. andersom. Tijdens de renaissance werden ook allerlei uitvinden (boekdrukkunst, maar ook in natuurkunde en astronomie) gedaan. Het aanzien van een succesvolle kunstenaar was hoog. Kunstenaars moesten wel behalve architect, beeldhouwer, schilder (of alledrie) uomo universale (universele mens) zijn: zowel kunst als wetenschap beheersen. Verschillende periodes in de Renaissance: 1 De vroeg- en middenrenaissance (Quattrocento) (tot eind 15de eeuw): Florence is het centrum. Bekend zijn: Brunelleschi, Alberti, Donatello, Fra Angelico, Botticelli. 2 De hoogrenaissance (1490 tot 1530) De renaissance dringt nu ook door tot de rest van Europa. Rome is centrum. Bekend zijn: Leonardo da Vinci, Michelangelo, Raphael. 2. De Architectuur In de architectuur is de wederopleving van klassieke vormen het duidelijkst, vooral in Italië omdat daar oude Romeinse gebouwen bewaard waren gebleven. Veel architecten gingen naar Rome om daar de architectuur te bestuderen. Ze werden daarbij geholpen door De Architectura van Vitruvius. Hij benadrukte in deze 10 boeken de noodzaak van symmetrie en proportie (net als in het menselijk lichaam) en legde de regels van de toepassing van de ‘drie orden’ (Dorisch, Ionisch, Corinthisch) uit. Onder leiding van Brunelleschi begon begin 15de eeuw in Florence een nieuwe kunst die een kritische houding aan nam ten opzichte van alle tradities en eruit koos wat in een nieuwe stijl van pas kan komen. Hij bedacht ook een nieuwe koepelconstructie, die bestond uit 2 schalen die onderling verbond waren, zodat het minder zwaar was, voor de kathedraal in Florence. De werd een groot voorbeeld voor Michelangelo bij zijn ontwerp van de koepel van de St. Pieterskerk in Rome. Brunelleschi ontdekte ook het wetenschappelijk perspectief (voorwerpen nemen af in grootte als ze verder weg staan, de horizon is op ooghoogte en alle dieptelijnen komen samen in 1 punt). Het eerste kerkje dat niet in kruisvorm werd gebouwd was de San Pietro in Montorio van Donato Bramante. De belangrijkste kerk in Rome is de Sint Pieter. Op de plaats waar Petrus is begraven is de eerste basiliek gebouwd (324-346). Een basiliek is een langwerpig gebouw, wat bij de Romeinen (basilica) een ronde abdis had en gebruikt werd als markt-, beurs-, of rechtsgebouw. In Rome zijn er vijf patriarchale basilieken, kerken die naast de woonvertrekken van patriarchen (kerkvorsten) lagen: 1. S. Giovanni in Laterano 2. S. Paolo fuori le mura 3. St. Maria Maggiore 4. S. Lorenzo fuori le mura 5 S. Pietro. Paus Julius II gaf opdracht aan Bramante een nieuwe St. Pieter te bouwen, wat een kruising tussen het Colosseum en het Pantheon moest worden. Dit ging niet door. In 1508 kwam Raphael, de beroemde leerling van Bramante, naar Rome. Hij werkte tot aan zijn dood aan de St. Pieter. Michelangelo moest de bouw voltooien. Maar Giacomo della Porte en Carlo Maderna maakten het pas werkelijk af in 1614. Maar pas in 1650 zou de belangrijkste kunstenaar uit de barok, Giovanni Berini beginnen aan het monumentale plein ervoor. Heel bijzonder aan de St. Pieter is dat de muurdecoraties allemaal in mozaïek zijn uitgevoerd; er zijn geen schilderingen te vinden. In 1536 bij een triomftocht van Karel V naar Rome, liet Paus Paulus III het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius naar het Capitool verplaatst, omdat ze dachten dat dit Constantijn de Grote was. Hierdoor benadrukte de Paus de kerkelijke oorsprong van de plek de voor de wereldlijke macht zo belangrijk was. Ook wilde de Paus in het stadsplan van Rome harmonie en symmetrie.Michelangelo ontwierp het ovale plein van het Capitool (Campidoglio), en 2 van de 3 gebouwen die het omgrenzen. Deze paleizen vormen een van de belangrijkste architectuur-monumenten uit de renaissance. Tegenwoordig zijn het musea.
3. De Beeldhouwkunst De beeldhouwkunst in de renaissance wordt los van de architectuur. Het antropocentrisch denken komt terug in het gebruik van naaktfiguren, waar vooral veel zorg aan de spieren en het skelet wordt besteed. Ook de klassieke standbeen-speelbeen-houding, de contrapost werd opnieuw geïntroduceerd. De belangrijkste beeldhouwer uit de vroege renaissance was Donatello (maker van de belangrijke, levensgrote, vrijstaande, naakte ‘David’ in Florence rond 1440). Vasari schreef hierover: ‘Deze figuur heeft zoveel leven en zachtheid, dat het is alsof ze naar een levend lichaam is gegoten.’ Het gebruik hierbij van huidplooien hoort bij het ideaal van het nabootsen van de natuur dat vooral in de hoogrenaissance leeft. De renaissance kunstenaars deden aan zelfstudie van het menselijk lichaam dmv modellen en de beelden in Rome te bestuderen. Hierin heeft paus Julius II een rol gespeeld; hij bezat klassieke meesterwerken als de Apollo van Belvedere en Laocoön. Aan het eind van de 15de eeuw kwamen kleine bronzen beeldjes in trek. Michelangelo Buonarotti (1475-1564) noemde zichzelf in de eerste plaats beeldhouwer. In 1496 maakt hij in Rome een staande Bacchus van marmer. Het is gemaakt all’antica, dat betekent dat het moest worden aangezien voor een origineel werk uit de oudheid. Ook maakte hij de David (al hierboven vermeld). Ook was hij 40 jaar bezig met een opdracht van paus Julius II; het maken van zijn pauselijke grafmonument in de St. Pieter. En er is niet veel van het oorspronkelijke ontwerp behouden. Ook een werk van Michelangelo dat een voorbeeld is voor velen, is de Pietà. 4. De Schilderkunst Giotto bracht in het begin van de 14de eeuw in Florence vernieuwing in de schilderkunst. Zijn fresco’s kenmerkten zich door overzichtelijkheid van de compositie, waarin hij minder figuren opneemt, maar ze wel groter afbeeldt. Opdrachten van verschillende pausen lokten kunstenaars naar Rome. Vooral paus Sixtus heeft het nageslacht een grote dienst bewezen door de beroemdste schilders uit zijn tijd te laten werken in de naar hem genoemde Sixtijnse kapel. Sandro Botticelli begon zijn loopbaan in Florence als goudsmid en werd pas later schilder. Zijn bekende (veelal mythologische) werken: de Primavera (lente) en de Geboorte van Venus. Dit lijken afbeeldingen van eenvoudige mythologische verhalen, maar veel humanisten meenden dat er achter de mythologie van de Grieken en Romeinen een diepere wijsheid lag en dat zij een geheimzinnige waarheid bevatte. Botticeli kreeg net al Michelangelo veel opdrachten van de rijke familie de’Medici. Zo zou Primavera (de vrouw die de lente verbeeld) symbool zijn voor Humanitas, de vereniging van alle deugden die een volmaakt mens maar kan bezitten. Ook werkte hij mee aan de beschildering van de Sixtijnse kapel. Op deze wanden werden taferelen uit het oude testament (Mozes) en het nieuwe testament (Christus) vertegenwoordigd. De compositie van Botticelli’s deel is harmonisch met op de achtergrond klassieke gebouwen en in het midden de triomfboog van Constantijn. Ook Perugino werkte mee aan de kapel, maar zijn werken werden later grotendeels overgeschilderd door Michelangelo. Leonardo da Vinci is de oudste van de beroemdste kunstenaars uit de hoogrenaissance en was een ware uomo universale. Hij hield zich met alles bezig en bij hem waren natuurwetenschap en kunst dan ook verenigd. Als schilder introduceerde hij naast het centraleperspectief ook nog een ander perspectief. De Italianen noemden het sfumato: contouren worden in wazige, in elkaar overvloeiende kleuren opgelost. Een voorbeeld is de glimlach van de Mona Lisa. Michelangelo is eerst door Paus Julius II overgehaald om aan het plafond van de Sixtijnse Kapel schilderingen in fresco aan te brengen. Hiervoor zijn twee technieken: Buon fresco: op de natte kalk wordt met in water gemengde, kalkechte pigment geschilderd. De secco-techniek: daarbij werkt men op een droge harde achtergrond met op het palet gemengde pigmenten. Eerst wordt een tekening op karton gemaakt waarin gaatjes werden gemaakt die de contouren van de figuren volgen. Hierdoor blies men houtskool en zo kon de schilder meteen aan de slag. Het verhaal van de schepping en van de zondvloed staan op het plafond. Bijfiguren zijn profeten, sibillen (waarzegsters) en ignudi (naakte jongens). Één concettisti, een bedenker van theologische en filosofische thema’s, heeft in opdracht van de paus de symboliek bedacht. Het plafond is in drie drieluiken verdeeld: de schepping van de wereld, de schepping van de mens met de verdrijving uit het Paradijs en de geschiedenis van Noach. Michelangelo gebruikte twee basiskleuren, de kleuren van de mis: groen en paars. Deze opdracht duurde vier jaar en het meesterschap van zijn kunst is ongeëvenaard. Vlak hierna werd hij door paus Paulus III aangesteld als eerste bouwmeester, beeldhouwer en schilder van het Vaticaan. In 1534 begon hij aan de schildering op de muur achter het altaar van de Sixtijnse kapel, ‘Het laatste oordeel’. Hij beeldde zichzelf daarop af en alle figuren werden naakt geschilderd. Dit fresco is vele malen geprezen. Paus Paulus IV heeft later opdracht gegeven de naakten een schaamlap te geven. Een van deze schilders wordt spottend de braghettone (broekenmaker) genoemd. Vanaf 1980 tot in 1994 zijn restaurateurs bezig geweest het vuil van vier eeuwen te verwijderen van de fresco. Het resultaat was geweldig, maar het kostte wel 22,5 miljoen. De stanze (woon- en werkvertrekken) van de Paus bevonden zich in het Vaticaan en zijn door Nicolaas V gebouwd. Julius II liet Raphael uit Florence komen om deze stantze te decoreren. Dit was zoveel werk dat hij gebruik maakte van leerlingen en assistenten. Hij begon met de Stanze della Segnatura en andere schilderingen symboliseert de Disputa, een verheerlijking van de theologie en de School van Athene, een verering van de filosofie. In het centrum staan Plato en Aristoteles, de twee groten. De schilderingen worden vervolgd met de Kardinale deugden en de Parnassus met paus Julius II als Apollo. Raphael heeft ook de villa van bankier Agostino Chigi gedecoreerd. Het onderwerp vertelt hoe Polyphemus een liefdeslied zingt voor Galatea. Raphael brak de methode van zijn voorgangers door geen modellen te gebruiken. Raphael is ook bekend door zijn vele Madonna’s, de bekendste is de Sixtijnse Madonna. Hij stierf in 1520 en is begraven in het Pantheon te Rome. 5. Het Maniërisme De kunstperiode na de dood van Raphael tot 1600 noemt men het maniërisme. Vasari, een kunstenaar en kunsttheoreticus, was de eerste die deze term gebruikte. Hij verweet de kunstenaars dat zij Michelangelo op hun onbeholpen wijze nadeden. Zij hadden hun eigen handschrift ingeleverd in een poging de grote meester te evenaren. Michelangelo had graag naakten getekend in ingewikkelde houdingen. Zij volgend hem hierin na en brachten ze eigenlijk te pas en te onpas aan. In plaats van naturalisme wordt gestreefd naar het fantastische en de ideale proporties van het lichaam worden vervangen door langgerekte figuren die zich in allerlei onmogelijke houdingen draaien. Dit werd ook wel de figura serpentinata genoemd en deze speelt tot en met de barok een dominante rol. De harmonie werd vervangen door het element van verrassing, de voor- en achtergronden zijn doolhoven en mysterieuze ruimten. Sommigen wilden hun grote meesters overtreffen, maar hun werken gingen lijken op ware beeldraadsels. Niet iedereen was ineens maniërist, de stromingen lopen wat door elkaar. Een beroemde architect uit die tijd is Andrea Palladio (1518-1580), die de klassieke bouwstijlen combineerde met maniëristische denkbeelden. Kenmerkend is dat hij dominerende zuilen of pilasters tot aan de kroonlijst laat doorlopen. Hij zou een geweldige invloed op de Europese architectuur in de barok en het neoclassicisme hebben gehad. 6. De Barok Voor Rome was de barok belangrijker. Barok werd beschouwd als de overheersende stijl van ongeveer de 16e tot de 18e eeuw. Het doel is de toeschouwer te verrassen, hij mag zich overgeven aan zijn fantasie. De barok streeft naar tegenstellingen, dramatische effecten, weelderige vormen en vooral beweging. Het woord barok was lange tijd negatief. De term werd aanvankelijk gebruikt door mensen die kritiek hadden op de ‘misbruik’ van de klassieke vormen. De barokkunst werd een belangrijk middel om de macht en glorie van de katholieke kerk tot uitdrukking te brengen, nadat de kerk een beroep had gedaan op architecten, schilders en beeldhouwers om de kerken tot pronkstukken te maken. Het werd mode om plafonds in fresco’s te beschilderen vol met putti (engeltjes). De barok heeft het aangezicht van Rome sterk bepaald. Een voorbeeld is een vroegere barokkerk, de moederkerk van de jezuïten, de Il Gesù in Rome. Deze moest een belangrijke rol in de contrareformatie gaan spelen. Bij de kerk zijn rechte, statige lijnen gecombineerd met kromme lijnen en spiralen. Onder leiding van Carlo Maderna werd onder invloed van de Il Gesù de St. Pieter voltooid. Hij gebruikte daarin het systeem van de zogenaamde ‘oprukkende gevel’. Een andere bekende architect was Francesco Borromini, vanonder meer de kerk Sant’Agnese op de Piazza Navona. Giovanii Lorenzo Bernini was voor Rome en de barok de belangrijkste beeldhouwer en bouwmeester. Het beroemdst is hij geworden met de schepping van prachtige fonteinen, zoals de Triton-fontein op de Piazza Barberini en de Vier-rivieren-fontein op de Piazza Navona. De laatste daarvan staat tegenover de kerk Sant’Agnese en drukt de afkeer uit die Bernini tegen het werk van Borromini heeft. Andere werken van Bernini zijn: de grote zuilengalerij bij de St. Pieter en de Scala Regia, de kansel in de St. Pieter, en het monumentale graf van Paus Urbanus VIII. Ook introduceerde hij in de beeldhouwkunst boortechnieken. Zijn beroemdste beeldhouwwerken zijn de St. Longinus in de St. Pieter en de Extase van Santa Teresa in de Santa Maria della Vittoria.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.