Brazilie

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 7698 woorden
  • 26 februari 2002
  • 206 keer beoordeeld
Cijfer 5
206 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdvraag: Is de economie van Brazilië in positieve zin veranderd?…… De I & II Wereldoorlog hadden geen invloed op de welvaart in Brazilië?……. Door nieuwe technologieën kwam er een einde aan de: suiker-, koffie-, rubber,cultuur?…………………………. Vargas’(1930-1954) leiderschap had een positief effect op de economie?… Onder Kubitschek’s leiding werd er een begin gemaakt voor het verbeteren
van de infrastructuur?………………… Door verandering van economisch beleid (1968-1974) is Brazilië er op

vooruit gegaan (het Milagro)?………… De introductie van een nieuwe munt(cruzado,1986) had positieve gevolgen
voor de economie?………………………. De Mercosur(1991) zou dezelfde functie als de EU moeten vervullen?……………. Wat is de invloed van het economisch
beleid op buitenlandse investeringen
in Brazilië van de laatste 25 jaar?………. Hoofdvraag: Het algemeen economische beeld van Brazilië is vanaf het midden van de jaren vijftig nogal wisselend. In de periode van 1955 tot 1964 was er van een telkens verminderende politieke en economische stabiliteit en groei sprake. De eerste jaren na de militaire staatsgreep (1964) werden gekenmerkt door een drastische verlaging van de inflatievoet, een sterke beteugeling van de lonen en een geringe groei van het bruto nationaal product (bnp). Het tijdvak van 1968 tot 1974 vormt de periode van het 'Braziliaanse wonder', waarin de economische groei gemiddeld ruim 10% per jaar bedroeg. Deze groei was zowel aan de industriële sector als aan de akkerbouw en veehouderij te danken. In de eerstgenoemde sector, vooral in de basisindustrieën, deden zich sterke buitenlandse invloeden, met name Amerikaanse, gelden. Vanaf 1974 trad een kentering in. Na 1981 kwam de economie in een ernstige economische recessie, die gepaard ging met een inflatie van gemiddeld meer dan 100% per jaar (in 1985 228%) en een zware schuldenlast. Het bnp daalde in de periode 1981-1983 met gemiddeld 3% per jaar, trok in de drie daaropvolgende jaren weer aan, maar stagneerde opnieuw in 1987 en 1988. Per hoofd van de bevolking steeg het bnp tussen 1981 en 1988 met 1,5%. In 1986 leidde een anti-inflatieprogramma van de regering tot een verminderde geldontwaarding van 58%, maar de inflatie nam in 1987 en 1988 opnieuw toe met resp. 366% en 900%. De in de jaren zeventig met de internationale banken aangegane leningen ter financiering van industrialisatie- en infrastructuurprojecten leidden tot een zeer hoge buitenlandse schuld (in 1988 $ 114,6 miljard). De stijging, in de jaren tachtig, van de rente die Brazilië op deze schuld moest betalen, verstoorde het economisch groeiproces. De opbrengsten van de tussen 1980 en 1988 bijna verdubbelde export werden voor eenderde besteed aan de rentebetalingen op de buitenlandse schuld, waardoor de import beperkt moest worden. Tussen 1980 en 1987 betaalde Brazilië $ 50 miljard meer aan de buitenlandse banken dan het land aan nieuwe leningen uit het buitenland ontving. In februari 1987 kondigde de Braziliaanse regering een tijdelijk moratorium af op de schuldbetalingen. Om het tij te keren kondigde de regering het 'Plano Real' af (1 juli 1994), met een monetaire hervorming gericht op het beperken van de inflatie. Met succes: deze was met 30 à 40% de laagste in 17 jaar (in 1995). Van 1985 tot 1994 bedroeg de inflatie nog 913%! De verbetering zet zich in de laatste jaren over de gehele linie voort. Ook de werkloosheid daalde aanzienlijk. De economische vooruitgang is regionaal sterk verschillend. Het zwaartepunt ervan ligt in de zuidoostelijke staten Minas Gerais, Rio de Janeiro en São Paulo. Hier ontvangt 40% van de bevolking ruim 80% van het nationaal inkomen. Noord-, Noordoost- en Centraal-West-Brazilië blijven bij deze ontwikkeling sterk achter. Deze regionaal onevenwichtige groei heeft een grote trek naar de steden van het zuidoosten veroorzaakt. In augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De oorlog stelde Brazilië ook voor praktische problemen. Nu Europa overschakelde op een oorlogseconomie en Duitse onderzeeërs de zeevaart belemmerden, werd het moeilijker industriële goederen te importeren. Op pijnlijke wijze werd duidelijk hoe smal de basis was van de economie. Toch had de oorlog ook positieve effecten : de buitenlandse concurrentie viel tijdelijk weg en daardoor kreeg de eigen industrie de kans haar vleugels uit te slaan. Met name de textielindustrie profiteerde hiervan en in 1919 kon ze bijna helemaal aan de binnenlandse vraag voldoen. Brazilië profiteerde tevens van de groeiende behoefte van de oorlogsvoerende landen naar agrarische goederen. De internationale voedselprijzen stegen tot grote hoogte en veel Braziliaanse producenten concentreerden zich geheel op de export. De oorlog mocht dan gunstig zijn voor de industrieën en de exporteurs, voor de arbeiders werd de situatie alsmaar nijpender. Er werd zoveel voedsel geëxporteerd dat op de binnenlandse markt voedseltekorten ontstonden. De prijzen begonnen de stijgen zonder dat de lonen volgden. In 1916 vonden in Sao Paulo en Rio de Janeiro de eerste rellen plaats en breidde zich in 1917 nog meer uit over de andere steden. Op 1 mei 1917, de Dag van de Arbeid, leek de spanning zich te ontladen. Algemene stakingen braken uit. In juli beloofde de regering verbetering van de werkomstandigheden, maar zette tevens de politie in om de vakbondsleiders op te pakken en de demonstraties uiteen te slaan. De stakingen leverden weinig op; gedwongen door geldgebrek gingen de stakers geleidelijk weer aan het werk. In augustus was de rust –voorlopig- hersteld. Na de oorlog waren er verschillende opposities die de regering van verschillende kanten aanvielen (stakende arbeiders, rebellerende jonge militairen, protesterende kunstenaars). Maar de republiek bleef wat ze vanaf het begin was geweest : hoogst elitair en economisch onderontwikkeld. Er was een politieke- en economische crisis nodig om de Republiek ten val te brengen en een nieuwe periode in te luiden. De regering had het niet gemakkelijk in de jaren ’20. Gelukkig voor de Braziliaanse economie deed de gestegen vraag naar koffie de productie ervan gestaag toenemen, tot een hoogtepunt van 28,5 miljoen balen in 1930. Tegelijkertijd begonnen de Braziliaanse koffieproducenten, samen met investeerders uit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, met het opzetten van een elementaire industriële infrastructuur. De Braziliaanse regering leende enorme sommen voor de aanleg van spoorwegen en havens -die echter toen al niet toereikend waren- en in de grotere steden werden gas- en elektriciteitsnetten aangelegd. Toen de koffieprijs als gevolg van de economische crisis van 1929 scherp daalde -van 22,5 dollarcent naar krap 8 dollarcent in 1931- waren wederom alle voorwaarden aanwezig voor een klassieke Braziliaanse economische crisis: een grote buitenlandse schuld, gepaard aan een volledige afhankelijkheid van één enkel product, Eindelijk begon het tot de Braziliaanse regering en de financiële experts van het land door te dringen dat de voortdurende afwisseling van economische hoogte- en dieptepunten pas zou kunnen worden opgelost als Brazilië zijn agrarische productie zou diversifiëren en een industrie zou opbouwen die krachtig genoeg zou zijn om een tijdelijke stagnatie in een van de andere sectoren te kunnen opvangen. Bovendien moest Brazilië een binnenlandse markt zien te creëren die groot genoeg was om een minimale vraag in stand te houden tijdens periode
van depressie. Voor het leggen van een solide industriële basis zou het land nog meer buitenlandse investeringen nodig hebben, terwijl voor de ontwikkeling van een binnenlandse markten een goed betaalde werkende klasse nodig was. De moeilijkheid was dat 90% van de Braziliaanse bevolking bestond uit onbetaalde plantage arbeiders of uit arme boeren (caboclos). Brazilië kampte met een chronisch hoge inflatie en een stijgende buitenlandse schuld. De beurskrach van 1929 had onmiddellijk desastreuze gevolgen. De koffiehandel stortte ineen. Buitenlandse banken weigerden nog langer kredieten te verlenen. De koffieplanters raakten in grote problemen en smeekten de regering om nieuwe kredieten. De toenmalige president, Washington Luis probeerde te redden wat er te redden viel en verkocht zoveel mogelijk koffie aan de sterk gedaalde prijzen. Na een militaire staatsgreep kwam er een einde aan zijn regering in oktober 1930 en daarmee ook van de Oude Republiek. Tijdens de 2e Wereldoorlog was Brazilië vanaf 22 augustus 1942 deel van de Geallieerden en 25.000 Brazilianen vochten een bloedige strijd in Italië. Zij moeten hebben beseft dat zijn een regime bestreden dat veel weg had van wat zij thuis hadden. Door de actieve deelname aan de oorlog herleefde langzaam weer het politieke debat, vooral achter de schermen. Maar de censuur en de politieke repressie namen af zodat er meer ruimte kwam voor kritiek. Velen vonden het absurd dat een antidemocratisch Brazilië in de vuurlinie stond met democratische legers. De Verenigde Staten bewezen een sterke, niet communistische natie te zijn en Vargas was zich bewust van de omslag in de publieke opinie. De terugkeer van de zegevierende soldaten vormden een zorg : zij waren het best getraind onderdeel van het leger, en waren uitgesproken pro-Amerikaans en pro-democratisch. De twee hoogste militairen gingen steeds meer geloven in een voorzichtig herstel van de democratie. De Brazilianen waren ervan overtuigd dat een democratisch stelsel een beter alternatief was voor de toekomst.Vargas stemde tenslotte toe in verkiezingen voor december 1945 en beloofde zelf geen kandidaat te zijn. In oktober 1945 dwong het leger hem al tot aftreden na manipulatie bij de op komst zijnde verkiezingen. De vrije verkiezingen gingen door en Vargas keerde terug naar Rio Grande do sul. De Estado Novo was voorbij. Vanaf het moment dat de Portugezen Brazilië in de 16e eeuw koloniseerden, heeft dit uitgestrekte land zijn hulpbronnen altijd één voor één geëxploiteerd. Elk gewas dat op een bepaald moment een goede prijs maakte op de wereldmarkt werd onmiddellijk op enorme schaal verbouwd, met verwaarlozing van andere gewassen. De prijs die voor dit commerciële opportunisme werd betaald, was een extreme kwetsbaarheid voor plotselinge schommelingen in de internationale vraag. De eerste hausse was gebaseerd op suikerriet, dat geplant, geoogst en verwerkt werd door duizenden Afrikaanse slaven. Portugal zelf telde maar weinig inwoners en slechts een kleine groep was bereid naar Brazilië te gaan. De meest voor de hand liggende oplossing was gebruik te maken van de Indianen, maar door ziektes, waar zij geen natuurlijke weerstand tegen bezaten, werd hun aantal steeds minder en al snel werden slaven uit Afrika gehaald: zij waren gewend aan agrarisch werk en beter bestand tegen Europese ziektes. De Portugezen besloten de handel met de kolonie geheel te monopoliseren: alle rechtstreekse handel tussen Brazilië en derde landen werd verboden. Zo moest bijv. Braziliaanse suiker die bedoeld was voor Engeland, eerst naar Portugal worden vervoerd en omgekeerd gebeurde hetzelfde met Engelse textiel. De rijke plantage-eigenaren, de fazendeiros, verdienden een fortuin over de rug van de slaven en verzuimden niet fysieke straffen toe te passen. Dankzij de export van suiker werd Lissabon een bloeiende havenstad. Om de suikermonopolie te doorbreken, legden de Engelsen, de Fransen en de Hollanders in de tweede helft van de 17e eeuw suikerplantages aan in hun Caribische gebieden, zoals Jamaica, Haïti en Curaçao. De Brazilianen verloren zo een aantal belangrijke afzetmarkten. Hun opbrengsten begonnen langzaam terug te lopen een de suikerhausse kwam een einde in de 18e eeuw. Een tijdlang stagneerde de Braziliaanse export economie. Pas na 1700 kwam er een nieuwe impuls door de vondst van goud en diamanten. De verkenning van het bergachtige gebied, Minas Gerais, in het binnenland begon in de 17e eeuw. De goudkoorts dreef hier duizenden gelukszoekers naartoe en wederom werden grote aantallen negerslaven uit Afrika aangevoerd om het zware en gevaarlijke werk in de mijnen te doen. De werkomstandigheden in de mijnen en goudwasserijen waren nog slechter dan op de plantages. Diegenen die wilden vluchten werden zondermeer gedood. Zo kregen de slavendrijvers een vergoeding in goud in ruil voor de afgeslagen hoofden van slaven die hadden geprobeerd te vluchten. Vanwege de goudwinning verschoof het economische zwaartepunt van het noordoosten naar het zuidoosten. In 1763 werd Rio de Janeiro, de haven voor het mijngebied, de hoofdstad van Brazilië. De goudkoorts, bracht een grote immigratiegolf vanuit Portugal teweeg, alsmede een emigratie van noord naar zuid in Brazilië zelf. Een eeuw later zakte ook deze hausse weer in. Het geld dat met het goud was verdiend werd echter gebruikt voor de financiering van de derde en langdurigste economische bloeiperiode -die van de koffiecultuur. In de jaren 90 van de 18e eeuw werden de eerste koffiestruiken geplant in de staat Rio de Janeiro, en later ook in de omgeving van de uitgeputte goudmijnen van de Minas Gerais. In 1845 werd reeds de helft van de exportinkomsten van het land opgebracht door de koffie, en de gestage groei van de productie zorgde ook voor een nieuwe emigratiegolf; 800.000 immigranten tussen 1870 en 1900, waarvan driekwart uit Italië en de rest uit Portugal, Duitsland en Midden-Europa. In het urbaniserende Europa en de Verenigde Staten was de vraag naar koffie snel toegenomen. Koffie was allang niet meer de drank die door burgers en aristocraten werd gedronken. Het was uitgegroeid tot een volksdrank en geen land zou daarvan zozeer profiteren als Brazilië. De opkomst van de koffieplantages gebeurde met vallen en opstaan, maar rukten op: helling na helling. De welvaart van de koffieplanters uitte zich in een luxueuze levensstijl. Zij vormden een belangrijke machtsbasis en waren prominent aanwezig in de twee politieke partijen: de Liberalen en de Conservatieven. Zij domineerden tenslotte zowel het politieke- als het economische leven, en werden in alle opzichten 's lands machtigste groep. Tijdens de koffie-hausse hervormde de overheid de nationale bank en vervaardigde een nieuwe handelswetgeving. Het meest spectaculair was de aanleg van spoorwegen die een rechtstreekse verbinding vormden tussen de plantages en de havensteden. Deze verbetering van de infrastructuur vond plaats in de tweede helft van de 19e eeuw en werd geleid door Britse maatschappijen. De Engelsen voerden campagne om de slavernij af te schaffen. Brazilië nam steeds meer een uitzonderingspositie in, zeker nadat Rusland en de Verenigde Staten de slavernij afgeschaft ( resp. in 1861 en 1865). De eerste indicatie dat de overheid de slavernij wilde aanpakken, kwam in 1866. Enige Franse intellectuelen schreven aan brief aan Braziliaanse keizer Pedro II, waarin zij vroegen een einde te maken aan de slavernij. De briefschrijvers hadden de macht van de keizer schromelijk overschat, niettemin kregen zij een welwillend antwoord. Pedro antwoordde dat het slechts een kwestie van tijd was. Hij kon op dat moment niets doen want het land bevond zich in oorlog met Paraguay. De oorlog duurde tot 1870 en Brazilië schaftte de slavernij af in… Paraguay. In eigen land duurde het nog tot mei 1888 voordat prinses Isabel, die haar zieke vader verving, door middel van de Gouden Wet, Lei Aurea, voor er een einde kwam aan de slavernij. Hiermee werd de keizerlijke familie niet populair bij de grootgrondbezitters, zij werden niet gecompenseerd voor hun 'eigendommen'. Voor de militairen was er met de afschaffing niet veel veranderd, maar zij beseften dat er meer nodig was om de maatschappij te verbeteren. Op 15 november 1889 kwam een kleine legereenheid de keizer meedelen dat hij was afgezet en Brazilië werd een republiek. De koffiecultuur werd tijdelijk overschaduwd door de rubbercultuur in Amazonia, tot dan toe het enige gebied ter wereld waar rubberbomen groeiden. Toen de Engelsman Charles Goodyear in 1829 ontdekte hoe rubber na een vulkanisatieproces bestand was tegen temperatuurwisselingen en op veel grotere schaal gebruikt kon worden, met name in de industrie, ontstond een run op het Braziliaanse rubber. Halverwege de 19e eeuw was het Amazonegebied geheel in de greep geraakt van de rubberkoorts. De rubberproductie begon in het laatste kwart van de 19e eeuw, toen de luchtband werd uitgevonden, maar stortte al in 1913 weer in, toen de Engelsen in Maleisië rubberplantages opzetten -overigens met bomen die ze hadden gekweekt met uit Brazilië gesmokkeld zaden. Het streven naar industriële groei werd pas serieus aangepakt onder het bewind van Getulio Vargas, die na een militaire coup aan de macht kwam in oktober 1930 en Brazilië bijna zonder onderbreking tot 1954 regeerde. Vargas was een fenomeen. Toen hij in 1930 tot voorlopige president werd benoemd, wisten weinigen welke kant hij zou opgaan. Een ding was zeker: als iemand in staat was de politieke crisis te overwinnen, dan was hij het. Niet alleen bezat Vargas ruime politieke ervaring, zijn persoonlijkheid beantwoordde ook in grote mate aan het beeld dat veel Brazilianen hadden van een ideale leider. Hij bezat een autoritaire inslag , had gevoel voor humor en meer nog, voor theater. Eveneens gewaardeerd werd zijn jogo de cintura, (spel met de heupen). Hiermee wordt, behalve een sensuele wijze van zich voortbewegen, het vermogen bedoeld om tegenstanders te misleiden en te passeren (op het voetbalveld of in de politiek). Deze deugd bezat Vargas in hoge mate. Pas na zijn rechtenstudie ontdekte hij zijn ware roeping : de politiek. Hij bracht het ondermeer tot (federale) minister van financiën en gouverneur van Rio Grande do Sul, de functie die hij bekleedde toen de staatsgreep plaatsvond. Als president was Vargas’ positie in 1930 allesbehalve benijdenswaardig : hoe kon Brazilië uit de diepe economische crisis worden geleid ? Hij was ervan overtuigd dat de gedecentraliseerde structuur van de Oude Republiek funest was voor de politieke- en economische ontwikkeling van Brazilië. Door middel van decreten maakte hij daarom een einde aan de verregaande autonomie van de staten. Vargas beweerde dat hij slechts orde op zaken wilde stellen. De regering had haar vergrote macht in de eerste plaats nodig om de economische crisis te bestrijden. De situatie was bijzonder ernstig. Door de teruglopende inkomsten dreigden de financiële reserves in vlug tempo te verdwijnen. In 1931 moest de afbetaling van de buitenlandse schuld gedeeltelijk worden opgeschort. Om deze financiële crisis te overwinnen, was Brazilië nog geheel afhankelijk van het herstel van zijn belangrijkste exportproduct : koffie. Maar de mogelijkheden tot herstel waren beperkt. De koffieprijs was gedaald tot een historisch dieptepunt en de onverkoopbare voorraden stapelden zich op. Wilde Vargas op korte termijn de crisis bedwingen, dan moest hij voor alles de koffiesector te hulp schieten. Hij liet enorme voorraden koffie verbranden en in zee gooien. Dit leidde niet tot een verhoging van de wereldprijs, maar in ieder
geval werden binnenlandse koopkracht in stand gehouden en de neergaande productiespiraal in de industriële sector afgeremd. De overheidsbemoeienis met de economie breidde zich door de crisis steeds verder uit . Om verkwisting van schaarse buitenlandse valuta te voorkomen, werden o.a. wisselbanken onder streng toezicht geplaatst. Vargas richtte ook instituten op die de landbouwproductie moesten helpen met diversificatie, zodat Brazilië minder afhankelijk werd van koffie. Uitermate riskant
was het besluit om particulieren, vooral koffieplanters, te dwingen hun buitenlandse valuta te verkopen aan de regering tegen een lage koers. Deze confiscatie werd heftig bekritiseerd. Vargas vond dat de overheid actief moest gaan werken aan de verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders en creëerde daarom een ministerie van arbeid. De eerste minister werd Lindolfo Collor. Deze beperkte het aantal immigranten dat ieder jaar werd toegelaten, zodat er meer banen beschikbaar kwamen voor de eigen arbeiders. Vargas’ politieke positie was nog steeds zwak. Hij kon het zich niet permitteren vijanden te maken; de koffieplanters waren nog steeds woedend over de confiscatie, de industriëlen verweten hem zijn strenge importbeleid. In 1932 kwam hij in een moeilijk vaarwater terecht en beloofde in 1933 verkiezingen te organiseren voor een nieuw congres. Hij liep daardoor het risico een deel van zijn macht te moeten afstaan. De machtsverhoudingen waren sterk veranderd : fraude bij verkiezingen werd ingedamd en kon niet meer ‘bijgestuurd’ worden, vrouwen hadden inmiddels kiesrecht en de kiesgerechtigde leeftijd werd verlaagd van 21 naar 18 jaar. Het resultaat was in ieder geval voor Vargas geruststellend. In 1934 kwam de nieuwe grondwet gereed en werden de democratische regels in ere hersteld. Alle groeperingen bleken voor een deel hun zin te hebben gekregen. De president behield grote bevoegdheden en werd herkozen tot 1938, maar mocht daarna geen nieuwe ambtstermijn aangaan. In feite had hij 4 jaar geregeerd als een dictator. Het herstel van de democratie vond plaats op een moment dat wereldwijd het antidemocratische fascisme en communisme in opmars waren. Ook Brazilië bleek niet immuun voor deze ideologieën. In 1934 brak een periode van ongekend politiek onrust aan. De Braziliaanse variant op fascisme was het integralisme en voor het communisme het volksfront. Deze bewegingen zochten actief nar steun onder intellectuelen en politici. Vargas wakkerde doelbewust de politieke spanning aan met behulp van allerlei ‘onthullingen’ over het communistische gevaar. Hij vroeg het congres om de instelling van een staat van beleg, zodat de regering en leger meer bevoegdheden kregen. Het congres stemde hiermee in en de komende jaren werd de staat van beleg steeds weer verlengd. De klopjacht op tegenstanders van Vargas ging gewoon door en hij ‘ontdeed’ zich van lastige opponenten. In 1937 werden nieuwe verkiezingen voorbereid. Grondwettelijk mocht Vargas niet meedoen. Hij voelde er echter niets voor om de macht zomaar af te staan en zocht de steun van het leger en zocht naar middelen om zijn tegenstanders in 1x uit te schakelen. Een groot struikelblok vormden de staatsmilities. Om hen te neutraliseren liet hij een plan uitlekken over zgn. coup door de communisten. Legerleiders werden aan het hoofd geplaatst van de belangrijkste staten om het ‘rode gevaar’ doeltreffend te kunnen bestrijden. Zodoende konden zij de milities controleren. Vargas ontbond op 10 november het congres en de verkiezingen

werden afgelast. Hij verklaarde op de radio dat de coup een noodzakelijke maatregel was geweest om te voorkomen dat het land in de afgrond weggleed. Vargas kon zich nu gaan wijden aan de realisering van z’n grote plan, o Estado Novo, de Nieuwe Staat. Daarin was de staat, de centrale regering, de motor die de samenleving zou moeten moderniseren. Hij liet zich inspireren door de nieuwe militaire regimes van Mussolini and Franco: een sterke staat waarbinnen alle maatschappelijke klassen samenwerkten met aan de top een sterke leider Een van de speerpunten in het beleid was het transformeren van de agrarische- naar een industriële economie. Industriële ontwikkeling, met name in de ijzer- en staalsector, kreeg voorrang. Hij maakte al gauw duidelijk wat hij met de coup beoogd had. Tijdens een plechtige ceremonie werden de vlaggen van de verschillende staten bijeengelegd en in brand gestoken. Hoog boven de brandstapel wapperde de nationale vlag. De politieke en sociale rust was gewaarborgd door controle over de vakbonden, een verbod op politieke partijen en het beknotten van de vrije meningsuiting. Politieke opponenten, intellectuelen en vakbondsleiders verdwenen in gevangenissen of concentratiekampen. Vargas had een duidelijke visie op de toekomst van Brazilië en iedereen diende hem daarin te volgen. Het land moest zich gaan industrialiseren. Nu was de Braziliaanse industrie het pioniersstadium allang voorbij. In de eerste crisisjaren moesten veel fabrieken de poorten sluiten, maar de industrie was daarna weer gaan groeien. De verhoging van de importheffingen verbeterde de concurrentiepositie van de fabrikanten en versterkte hun greep op de binnenlandse markt. Gedurende de jaren ’30 ontwikkelde de groei zich stormachtig. Van 1933 tot 1939 bedroeg het groeipercentage gemiddeld 11,2% per jaar. De agrarische sector bleef daar ver bij achter : die kwam niet verder dan 1.7%. Tevens belangrijk is te vermelden dat de aard van de industrie veranderde. Dankzij de hoge importtarieven gingen de Braziliaanse industriëlen over tot de productie van goederen die vroeger werden geïmporteerd. Dit noemt men wel : importsubstitutie. Het vond plaats in o.a. de chemische- en farmaceutische industrie, de metaal- en transportsector. Het tij zat echter tegen : de internationale situatie na 1939 maakte het steeds moeilijker om buitenlandse kredieten te krijgen en belangrijke handelspartners (Duitsland) weigerden machineonderdelen te leveren. In de oorlogsjaren daalde de groei dan ook tot 5.4% Met een actief sociaal beleid verbeterde Vargas de levensomstandigheden van de arbeiders : de werkdag werd officieel beperkt tot 8 uur, vakanties werden geregeld, pensioenfondsen werden opgericht en arbitragecommissies in het leven geroepen om in geschillen uitspraak te doen. Voor een deel was hij werkelijk begaan met de arbeiders en hij liet zich graag Vader van de Armen noemen. Er speelde echter ook mee dat de vijandige houding die de staat tot nu toe had ingenomen tegenover de arbeiders zeer riskant was. Het was beter de arbeiders in vrijheid bepaalde zaken te schenken, dan dat zij zich zelfstandig zouden organiseren en oncontroleerbare eisen gingen stellen. Vargas wilde ook van Brazilië een natie maken met een eigen unieke identiteit. Daartoe werd een Departement voor de pers en propaganda opgericht, die tot taak kreeg de massamedia te controleren en te sturen : dagelijkse radio-uitzendingen waar populaire muziek verweven werd met politieke propaganda. Een ontwikkeling die hierin paste was het tillen naar een hoger plan van het fenomeen voetbal als nationale sport en bron van nationale trots met een nationale stijl. De passie voor voetbal oversteeg alle sociale grenzen en paste in het beeld van Vargas : Brazilië als een land van algemene harmonie zonder discriminatie op grond van
huidskleur, ras of geloof. Overigens kende het streven naar harmonie zijn grenzen. Op religieus gebied werd streng opgetreden tegen de Afro-Braziliaanse cultussen. Er mocht niet getornd worden aan het beeld van Brazilië als katholieke natie. Om dat te onderstrepen werd in 1931 in Rio een gigantisch Christusbeeld op de Corcovadoberg geplaatst. De president na Vargas, Juscelino Kubitschek, die in 1956 aan de macht kwam, begon een ambitieus plan aan de verbetering van de infrastructuur van Brazilië. Toen hij nog gouverneur was van de deelstaat Minas Gerais had hij prioriteit gegeven aan de bouw van waterkrachtcentrales en aan wegenaanleg. Nu gaf hij als president dezelfde prioriteit aan het hele land. Een centraal onderdeel was de verplaatsing van de hoofdstad naar het geografisch centrum van het land. De nieuwe hoofdstad, Brasília, moest het knooppunt worden van een uitgebreid netwerk van wegen dat alle uithoeken van het land met elkaar verbond. Tevens gaf hij opdracht tot de aanleg van de 1700km lange snelweg, voor een groot deel, door het Amazonewoud. De nieuwe weg creëerde een grotere vraag naar auto's waarop Kubitschek de invoer van auto's beperkte, daar die een te grote aanslag legde op de deviezenvoorraad van het land; in plaats daarvan moedigde hij de nationale auto-industrie aan haar productie te vergroten. Ford, GM en VW en Fiat behoorden als snel tot de grootste werkgevers van het land. De prijs voor het succes was een sterke toename van de buitenlandse schuld en een enorme inflatie. In 1960 brak met het terugtreden van Kubitschek een periode van politieke onrust aan. De belangenstrijd tussen enerzijds de conservatieven, de legerleiding en ook de gematigde middenklasse en anderzijds de arbeiders en de boeren spitste zich toe.Toen president Goulart in 1963 een ingrijpend pakket sociale hervormingsmaatregelen presenteerde, met ondermeer een plan voor landhervorming, smeedden de legertop, de zakenwereld, en op de achtergrond ook de regering van de Verenigde Staten een plan voor een staatsgreep. Met de vlucht van Goulart naar Uruguay in 1964 was de weg open voor weer een militaire dictatuur die 20 jaar zou duren. Het generaalsbewind zette grote projecten op inzake energiewinning, bewapening en de verdere ontsluiting van het Amazonegebied. Dit keer zonder democratische controle, zonder een vrije pers en zonder respect voor de rechten van de mens. De onderdrukking nam tussen 1968-1974 voor Brazilië ongekende vormen aan. Als verlengstuk van het regime opereerden doodseskaders en kreeg het land te maken met politieke verdwijningen en vermisten…. De jaren 1968-1974 vormden voor Brazilië een periode van ongekende groei. Tijdens het repressieve regime van de generaals schoot de economie omhoog met een gemiddelde groei van 11% per jaar. Ieder sprak van het economische wonder : milagro económica. Het recept : een teruggedrongen inflatie, stimulering van de binnenlandse vraag, aantrekkelijke investeringspremies, uitbreiding van de export, de aanleg van infrastructuur en het aantrekken van buitenlandse investeerders. Veel internationale bedrijven vestigden zich in Brazilië en dat paste heel goed bij het sinds de jaren vijftig gevoerde beleid van importsubstitutie. Een van de belangrijkste oorzaken voor het economisch succes was de totale ommekeer op het gebied van de exportpolitiek. De democratische regeringen hadden in het verleden de export stelselmatig verwaarloosd. De technocraten die na 1964 de economie leidden, waren het daar niet mee eens. Zij zagen wel degelijk mogelijkheden voor verruiming van de export, ook waar het agrarische producten betrof. Met belastingprikkels en goedkope kredieten hielpen de technocraten de agrarische ondernemers; dankzij de hierop volgende productiestijging kon Brazilië zijn export snel laten stijgen. Brazilië wist in de jaren van het Milagro definitief de eenzijdige afhankelijkheid van koffie te doorbreken. Van de 53% die in 1964 uitmaakte van de totale exportopbrengst, was in 1974 nog maar 13% over. Andere landbouwproducten, zoals soja en suiker zagen hun aandeel fors stijgen. Maar het exportsucces ging nog verder, de export van industriële goederen steeg in de periode 1964 -1973 van 5 naar 29%. De economische successen maakten de militairen en hun technocraten zeer voldoen en vormden voor het regime de best denkbare legitimering. Tegenstanders verdwenen in de kelders van politieposten en militaire kazernes. Net als ten tijde van de Estado Novo werden de massamedia ingeschakeld om propaganda te maken. Rond 1970 beschikten de militairen daarbij over een propagandawapen waar Vargas indertijd niet van had kunnen dromen : de televisie. Als een geschenk uit de hemel kwam voor het regime de Braziliaanse overwinning tijdens het Wereldkampioenschap voetbal in 1970. Op tv verscheen een spot met een in negen stukken geknipt doelpunt, elk deel afgewisseld met een beeld van de economische vooruitgang en eindigend met een jubelend “gòòòòòòl”. Velen geloofden wat het regime vertelde. Terwijl de berichten uit het buitenland melding maakten van stakingen en gewelddadige conflicten, toonden die uit eigen land harmonie en vooruitgang. Toch vroegen veel officieren zich af, of er niet een aantal veranderingen nodig waren. Zij voelden enige onvrede over de bijzonder repressieve orde die de laatste jaren was ontstaan. De gematigde officieren waren in staat om iemand uit hun kring tot president te kiezen. In maart 1974 werd Ernesto Geisel tot president beëdigd, bijna 10 jaar nadat de laatste burgerpresident was verjaagd. Er waren in het begin van 1974 echter aanwijzingen dat de groei begon af te vlakken. In het voorafgaande jaar was de eerste oliecrisis uitgebroken en de gevolgen daarvan waren voor Brazilië groot. De olieprijzen schoten omhoog : van 2 naar 12 dollar per vat. Aangezien Brazilië niet over eigen oliebronnen beschikte, ontstond er een groot tekort op de betalingsbalans, dat werd weggewerkt door geld te lenen in het buitenland. Alleen door nog meer te lenen, kon het ambitieuze investeringsprogramma van de overheid worden voortgezet. De tijd van het ‘economisch wonder’ was ten einde. De economie bleef het in de jaren na de oliecrisis wel goed doen. Weliswaar werden niet meer de astronomische groeicijfers van de voorgaande jaren behaald, maar de gemiddelde groei van 6 à 7% was nog altijd zeer bevredigend. Een andere positieve ontwikkeling was de stijging van de lonen. Geisel zag dit als een noodzakelijke correctie op het beleid van zijn voorgangers. Veel groepen verdienden in 1974 minder dan in 1964, terwijl de inkomensverschillen alsmaar groter waren geworden. Deze tendens werd met succes omgebogen. Er waren ook negatieve ontwikkelingen. De inflatie stak de kop op en de deviezenreserves raakten op. Maar voorlopig bleven de economische vooruitzichten goed, dus behield Geisel de speelruimte die hij nodig had voor zijn ontspanningspolitiek. Na 1977 begon er op politiek terrein een belangrijke verschuiving op te treden. Het is een fase waarin de angst onder de bevolking verdwijnt en zij volledige vrijheid eist in plaats van een beetje vrijheid, een volledig einde van de repressie, in plaats van een beetje repressie. In toenemende mate kwam de arme bevolking in actie. In een hoog tempo ontstonden overal in het land ‘basisorganisaties’, die voortvloeiden uit de activiteiten van de katholieke kerk. De kerk was in de loop der jaren sterk veranderd. Ze ging zich bezig houden met sociale problemen in de steden en op het platteland. De groeiende druk vanuit de samenleving was door Geisel niet verwacht toen hij met zijn ontspanningspolitiek begon en hij aarzelde dan ook niet om hard tegen de basisorganisaties op te treden. In 1979, tijdens het eerste regeringsjaar van president Figueirdo werd amnestie afgekondigd voor al diegenen die hun politieke rechten hadden verloren, tegelijkertijd werden alle folteraars van rechtsvervolging vrijgesproken. Er werd een einde gemaakt aan het strakke politieke keurslijf, waarbij maar twee partijen werden toegestaan. De oliecrisis van 1979 verslechterde de betalingsbalans. De inflatie liep verder omhoog. De vraag naar Braziliaanse exportproducten daalde sterk. In 1982 stond Brazilië aan de rand van de afgrond. Nu moest Brazilië het Internationaal Monetair Fonds om hulp vragen. De voorwaarden van het IMF waren streng en volgden het klassieke recept : beperking van de invoer, verhoging van de uitvoer en inkrimping van de binnenlandse bestedingen. Veel Brazilianen waren woedend. Zulke maatregelen waar goed voor een onderontwikkeld land. De voorwaarden werden noodgedwongen geaccepteerd : de cruzeiro werd met een derde gedevalueerd, er kwam een loonstop, en de prijzen van brandstof, elektriciteit, gas en verschillende openbare diensten gingen omhoog. De subsidie op levensmiddelen –voor de allerarmsten in het leven geroepen- werd geleidelijk afgeschaft. De strenge bezuinigingen resulteerden in : ¨Afname van 1/5 van de industriële productie ¨Toename van 30% werkloosheid ¨Daling van de lonen tot op het niveau van 1977 ¨Verdubbeling van inwoners in de favelas ¨Toename van de criminaliteit
Het land was praktisch failliet. Net als andere Latijns-Amerikaanse landen, zoals Mexico en Peru, was de buitenlandse schuld behoorlijk gestegen. De geldontwaarding had absurde proporties aangenomen. Het dagelijks leven werd steeds duurder en dat trof vooral de arme bevolking, zo’n 60%. Tijdens 20 jaar militair bewind zijn er lange wegen in het Amazonegebied aangelegd en de grootste stuwdammen ter wereld gebouwd, maar de ondervoeding, de kindersterfte en het aantal analfabeten namen in die tijd toe. De meest waardevolle erfenis van 21 jaar militair bewind was de enorme verbetering van de infrastructuur van het land. Toch hadden de Brazilianen een les geleerd en waren in 1982 begonnen met het exploiteren van eigen olie- en gasvelden. Om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen stimuleerde de regering de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen. Hierop schakelden veel maatschappijen van olie over op elektriciteit , hout en afval van suikerriet. De grootste ontdekking was alcohol, gedestilleerd uit suikerriet, als bron van energie. In 1984 werd uit suikerriet meer dan 9 miljard liter alcohol gestookt, een hoeveelheid die 4% van de totale energiebehoefte dekte. Bijna 90% van de auto’s rijdt dan op alcohol. Gedurende 1983 en 1984 onderwierp Brazilië zich aan een hard aanpassingsprogramma. Een scherpe stijging van de binnenlandse rente leidde tot een golf van faillissementen. Dankzij een extra exportinspanning groeide het overschot op de handelsbalans. Er ontstond zo enige financiële ruimte en de economie begon weer te groeien. Voor het regime kwam het herstel echter te laat. De woede over het gevoerde beleid deed velen verlangen naar de komst van een democratische regering. Tien jaar nadat Geisel zijn politiek van ontspanning was begonnen, werd Brazilië nog steeds door militairen geregeerd. Het regime was echter impopulairder dan ooit. In 1984 kwam het verzet in een stroomversnelling. Het was het laatste jaar van Figueirdo en er moest dus gezocht worden naar een opvolger. Dat werd Tancredo Neves op 15 januari 1985, die daarmee de eerste democratisch gekozen president van Brazilië werd. José Sarney werd op 15 maart 1985 de nieuwe president. De verwachtingen waren hoog gespannen, zeker aan de kant van de volksorganisaties. Landloze boeren verwachtten een landhervorming,de vakbonden een totale herziening van de arbeidswetgeving, en alle bevolkingsgroepen een einde aan de inflatie en de bezuinigingsmaatregelen.Het IMF gaf de nieuwe regering tijd om orde op zaken te stellen en met een nieuwe oplossing te komen voor het probleem van de buitenlandse schulden. Sarney begon met de analfabeten stemrecht te geven en de communistische partij te legaliseren. De Nieuwe Republiek dreigde al snel uit te lopen op een desillusie. De inflatie zorgde voor onrust onder de bevolking. In 1986 bedroeg die al 16%, wat op jaarbasis 400% betekende: een schrikbeeld voor zowel producenten als consumenten. Een snelle vermindering van de inflatie was temeer noodzakelijk omdat in november verkiezingen werden gehouden. In een televisietoespraak kondigde Sarney aan dat alle lonen en prijzen werden bevroren. Onder de naam ‘Plano Cruzado’ werd een strak monetair beleid, een nieuwe munt(de cruzado) en een streng loon- en prijsregime van kracht.Sarney kreeg de steun van de bevolking voor deze zet en werd zeer populair. Na een paar maanden werd echter duidelijk dat de prijsstop het productieproces verstoorde. Veel bedrijven hielden hun producten achter en kwade fazendeiros verkochten geen vlees meer, zodat er tekorten ontstonden in de winkels. Om de prijsstop de omzeilen, werden oude producten van een nieuwe naam voorzien en tegen een hogere prijs verkocht. Vlak na de verkiezingen werd de prijsstop gedeeltelijk opgeheven. De prijsstop had de consumptie zozeer aangewakkerd dat de economie oververhit was geraakt. Om een normale situatie te bereiken, werden de prijzen van gas, elektriciteit en andere zaken verhoogd. Maar deze aanpassingen kwamen te laat. In januari 1987 werd de prijsstop helemaal opgeheven en de inflatie schoot weer omhoog. Sarney was terug bij af en de Brazilianen voelden zich bedrogen. Teleurstelling en cynisme kregen de overhand. De inflatie steeg weer maandelijks. Kort na de mislukking van het eerste plan, lanceerde hij het Plana Cruzado II. Later volgde nog een Zomerplan. Maar de inflatie bedroeg 84%. Het volk had geen vertrouwen meer in de regering. Toch werd tijdens zijn bewind in 1988 een grondwet vervaardigd, wat een belangrijke stap was voor de jonge democratie.Het was een prachtig werkstuk en in bepaalde opzichten zelfs revolutionair voor Brazilië.Alle democratische en sociale grondrechten zijn erin vastgelegd
Zijn opvolgers Collor en Franco slaagden er ook niet in de economie te stabiliseren. Telkens weer stak de inflatie de kop op. Begin jaren negentig ging het roer om en werd een proces van marktliberalisering en privatisering van staatsmonopolies in gang gezet. Pas onder Fernando Cardosa, eerst als minister van Financiën en daarna als president, werd de inflatie structureel teruggedrongen.Cardoso introduceerde de zoveelste nieuwe munt,de real,die aan de dollar werd gekoppeld. Wij hebben de Europese Unie. Zij streeft naar een vrij economische verkeer tussen de lidstaten, de zgn. gemeenschappelijke markt. Economisch verkeer kan betrekking hebben op goederen, diensten, kapitaal en personen. Een handelsblok, zoals de EU, wordt niet altijd gewaardeerd door de niet-leden. Zij zou zich schuldig maken aan protectie door de binnenlandse productie te beschermen tegen concurrentie van de niet-leden. Er kunnen goede redenen zijn om een protectiebeleid te voeren, nl. : behoud of vergroten van de werkgelegenheid of het stimuleren/aantrekken van nieuwe bedrijfstakken of technologieën. Vaak maakt men dan gebruik van het verhogen van invoerrechten of bij uitvoer van producten een flinke subsidie mee te geven. Binnen de belastingwetgeving kunnen we denken aan een lager BTW-tarief of een lagere vennootschapsbelasting. Zo kent Zuid-Amerika de Mercosur, opgericht op 26 maart 1991 in Paraguay. Het was de zuidelijke reactie op het Naftaverdrag van de Verenigde Staten, Canada en Mexico, maar men is bezig met economische integratie met diezelfde NAFTA, (North American Free Trade Agreement) maar ook met de EU en de landen van het Andes Pact (Colombia, Peru, Ecuador, en Venezuela). Het voornaamste doel van de Mercosur is het uitbreiden van de nationale markten van haar lidstaten, nl. Brazilië, Argentinië, Paraguay, Uruguay, Chili (aangesloten in oktober 1996) en Bolivia (in maart 1997) op interregionaal en internationaal vlak. Dit verbond zet zich in voor een vrije handelszone tussen de partners, bevordering van economische ontwikkelingen, deelname van haar partners in de wereldeconomie, behoud van het milieu, stimuleren van wetenschappelijke- en technologische ontwikkelingen en één energie- en nucleairbeleid
De vier landen slaagden erin 90% van de onderlinge handel vrij te maken van invoerrechten en de resterende tarieven moeten op korte termijn zijn verdwenen. In 1995 kenden alle sectoren van de handel een sterke groei, die nog niet eerder was voorgekomen. Brazilië en Argentinië zijn de voornaamste handelspartners van elkaar geworden. Ook de investeringen over en weer lijken geen grenzen te kennen. Voordat de Mercosur van start ging had slechts een twintigtal Braziliaanse bedrijven een vestiging in het buurland. Eind 1999 was aantal opgelopen tot bijna 500. Per 1 januari 1995 ging de Mercosur een tweede fase in: het creëren van een douane-unie met een gemeenschappelijk buitentarief. Sommige industrieën werden uitgezonderd zoals auto-industrie, informatietechnologie, telecommunicatie en suikerindustrie. De Mercosur vormt een aantrekkelijke markt van ruim 200 miljoen consumenten, hetgeen het bedrijfsleven in de betreffende landen en daarbuiten zich terdege realiseert. De investeringen in met name Brazilië zijn nog nooit zo hoog geweest. De economische integratie geeft bovendien positieve impulsen aan de politieke stabiliteit in de regio. Hoewel de Mercosur gericht was op de handel, had het ook een politieke bedoeling. Het zette zich in om de democratie te handhaven en de vrede te bewaren in Zuid-Amerika. Zo werd de dreiging van een coup in Paraguay, april 1996, afgewend doordat de grootmachten Argentinië en Brazilië zich vierkant achter de zittende president opstelden. In theorie is elk samenwerkingsverbond een uitstekend idee. Tot nu toe is de Mercosur de enige unie die succesvol is in tegenstelling tot andere unies in vergelijkbare regio's zoals Midden- en Centraal-Amerika of Oost-Afrika. 1. Politiek en veiligheid
Zuid-Amerika is een continent met vele conflicten. Met het vormen van de Mercosur hebben de democratische regeringen zich verplicht samen te werken, wat een basis is voor rust in de regio en voor de toekomst. Nieuwe leden kunnen alleen toetreden als er een democratische regering aan het bewind is. 2. Samenwerking economie
Voor de oprichting van de Mercosur voerden alle leden in hoge mate een eigen protectionistisch beleid. Staatsbedrijven werden inefficiënt gerund. Met het loslaten van de invoerrechten werden ook andere belastingen verlaagd en kon er concurrerend gewerkt worden. Leden hebben ook de plicht bij interne problemen van lidstaten te helpen, zoals inflatiebeheersing. 3. Aantrekken van internationale investeringen
Veel internationale bedrijven zien de regionale integratie als een groot voordeel. Zij produceren dan ook in de regio tegen lagere productiekosten en hebben tegelijkertijd een grote afzetmarkt zonder invoerrechten te betalen. Tevens stijgt het opleidingsniveau, de arbeidsproductiviteit neemt toe met de introductie van geautomatiseerde productieprocessen. Mercosur heeft ook haar rol en van haar leden versterkt in de World Trade Organisation (WTO). De handel ging aanzienlijk omhoog van US$4.7 miljard in 1991 naar US$18 miljard in 1998. 4. Sociale integratie
Mercosur heeft ervoor gezorgd dat de culturele verschillen tussen de Portugese- en Spaanssprekende landen in Zuid-Amerika afnamen. De handel heeft er ook toe bijgedragen dat culturele-, ideologische- en politieke drempels grotendeels werden weggenomen. Er wordt nu Spaans geleerd op Braziliaanse scholen, vooral in de grensgebieden. Het onderlinge toerisme neemt een vlucht en er zijn veel samenwerkingsverbanden op cultureel- en wetenschappelijk gebied. Ondanks het armoedeprobleem en sociale onrust in de regio heeft Latijns-Amerika een nieuwe generatie van hoog opgeleide economen en politici. Niet alles is rozengeur en maneschijn, ook binnen de Mercosur heeft men een leerproces gekend. Er zijn conflicten die uiteindelijk op regeringsniveau worden aangepakt. Het Braziliaanse ministerie van Landbouw probeerde in november 1998 een crisis in de agrarische sector te bezweren door toepassing van een non-tarifaire maatregel toe te passen op alle agrarische producten. Deze producten, meestal Argentijns, moesten afkomstig zijn van geïnspecteerde en goedgekeurde productiefaciliteiten en bemonsterd door de veterinaire autoriteiten. De nieuwe wet werd onder druk herroepen. De handelsministers van 34 landen in Noord-, Midden- en Zuid Amerika hebben in oktober 2001 besloten tot een vrijhandelszone te komen van Alaska tot het zuidelijkste puntje van Argentinië. De integratie zou verder gaan onder de naam: FTAA (Free Trade Agreement of the Americas) en moet per 31 december 2005 rond zijn. Het zijn vooral de Amerikanen die haast willen maken met de vorming van de FTAA. Zij zien met leden ogen aan dat de EU snel meer voet op vooral Zuid-Amerikaanse bodem wil zetten. President Bush hoopte zelfs op een onderhandelingsronde die eind 2003 al eindigde, maar dat bleek onhaalbaar. De druk van de Amerikanen is er mede de oorzaak van dat de Mercosur uiteen dreigt te vallen. De leden willen alle een andere koers varen. Argentinië wil om de eigen industrie nieuwe impulsen te geven een aantal importtarieven schrappen. Dat is voor een deel belangrijk voor de V.S., maar ongunstig voor buurland Brazilië. Uruguay volgt mogelijk Argentinië. Brazilië is daartegen. Het land wil dat de vier Mercosur-landen zich in de discussie over FTAA als één blok opstellen. Onzin, vinden de Argentijnen, door mee te doen aan Mercosur is de eigen autonomie niet opgegeven en elk land mag dus zijn eigen keuzes maken. Brazilië heeft recent Argentinië er nog maar eens aan herinnerd dat meedoen met de Mercosur ook verplichtingen schept. De spanningen tussen de twee grootste partners zijn niet van vandaag of gisteren. Sinds Brazilië twee jaar geleden zonder het buurland te raadplegen de waarde van de real, vrij liet zweven, is Argentinië in een recessie geraakt. Doordat de real in waarde verminderde, werden de Braziliaanse producten een stuk goedkoper dan de Argentijnse tegenhangers. Grote bedrijven zoals General Motors verkozen Brazilië boven Argentinië om hun nieuwe fabrieken neer te zetten. Een Braziliaanse auto kost nu bijna een derde minder dan een Argentijnse van vergelijkbare kwaliteit. En de auto-industrie is voor beide landen van wezenlijk belang voor de economische groei. De Argentijnse vakbonden geven de Mercosur de schuld van het banenverlies. Zij zien dan ook liever dan hun land aansluiting zoekt bij de VS. En de discussie over de vorming van FTAA komt hen dan ook goed uit. Sterker nog, ook de Argentijnse regering is ervan overtuigd dat voor een snel economisch herstel een vrijhandelsverdrag met de VS op korte termijn van groot belang is. Cavallo, de Argentijnse minister van Economische zaken, wil snel tot een akkoord komen met de VS. Uruguay aast op een vergelijkbaar akkoord. En zo blijkt, dat waar de nieuwe vrijhandelszone FTAA meer samenwerking moet brengen, eerst verdeeldheid wordt gezaaid. De ontwikkeling van de economische bedrijvigheid in Brazilië is sinds de jaren vijftig sterk gericht geweest op de opbouw van een eigen industrie, en wel middels het terugdringen en vervangen van de invoer. De basis van deze bedrijvigheid vormden aanzienlijke natuurlijke hulpbronnen zoals ijzererts, aluminium en waterkracht. Na 1980 werd de industriële ontwikkeling steeds meer aangetast door inefficiëntie, die het gevolg was van de protectionistische politiek. De investeringen liepen terug, er ontwikkelde zich een hyperinflatie, de inkomensverdeling verslechterde en het inkomen per capita stagneerde. In 1990 werd een begin gemaakt met de liberalisering van de Braziliaanse economie. In vier jaar tijd werden de importtarieven sterk verminderd en werden handelsbelemmeringen opgeheven. Dit is van gunstige invloed geweest op de verdere groei van de landbouw en veeteelt, de expansie van de binnenlandse duurzame consumptiegoederen en de dienstverlenende sector, zoals telecommunicatie, handel, transport en openbare nutsbedrijven. De buitenlandse concurrentie heeft ook bijgedragen aan de stijging van de arbeidsproductiviteit, alhoewel in de arbeidsintensieve industrieën zoals de textiel- en schoenensector er terrein is verloren aan de producenten uit Azië. Brazilië is in Latijns-Amerika met voorsprong de belangrijkste opkomende markt voor Nederlandse investeerders en exporteurs. De snelle liberalisering dwingt vele Braziliaanse bedrijven met verouderde technologie en infrastructuur te moderniseren om zo gelijkwaardiger te worden. De toenemende kracht van Braziliaanse exporteurs bewijst dit. Aangezien deze bedrijven het moderniseringsproces niet op eigen kracht kunnen, zal de invoer van technologie, kennis en kapitaalgoederen vanuit Nederland sterk blijven stijgen. In het recente verleden hield Nederland tijdens de jaren van de militaire dictatuur (1964-1985) een laag profiel aan in de politieke betrekkingen. Sinds het herstel van de democratie en de invoering van economische hervormingen hebben de betrekkingen tussen Nederland en Brazilië snel aan betekenis gewonnen. De Nederlandse directe investeringen zijn sterk toegenomen. Brazilië neemt sinds 1997 de eerste plaats in onder de landen met opkomende markten die directe investeringen uit Nederland ontvangen (NLG 14,8 miljard in 1995-1999). Nederland is voor Brazilië van grote betekenis als toegangspoort tot Europa. Nederland neemt deel aan het leningenpakket van het Internationaal Monetair Fonds voor Brazilië met een bedrag dat kan oplopen tot ruim US$ 1 miljard.

REACTIES

P.

P.

Ik heb er niks aan VEEL TE VEEL!!!!

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.