Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Werk

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 4974 woorden
  • 21 maart 2005
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
40 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave Inleiding
Invloed op de samenleving
Tweeverdieners
Opleiding
Allochtonen
Moet of gaat er iets veranderen
Armoede in Nederland
Conclusie
Bronvermelding Inleiding Nederland had 60 jaar geleden 9 miljoen inwoners. Inmiddels zitten we op ruim 16 miljoen. Al deze mensen moeten hun kost verdienen. Een betaalde baan dat is werk, zo verdien je goed en kun je leuke dingen doen. Maar tegenwoordig zie je meer en meer een tweedeling; enerzijds de tweeverdieners (dubbel inkomen) anderzijds veel werkloosheid, in de WAO zitten (dus een laag inkomen). Vragen: • Welke invloed heeft deze situatie op de samenleving? • Hoe zit het met de tweeverdieners? • Is opleiding belangrijk? • Is je afkomst belangrijk? • Wat moet er veranderen of gaat er veranderen? • Waarom leven er in Nederland bijna een miljoen mensen op de armoedegrens? Wat zijn de gevolgen; de daklozen, zwervers, alleen in Friesland al meer dan 600 personen. Invloed op de samenleving Nederland telt bijna 480 duizend werklozen

Nederland telde in de periode november 2004–januari 2005 gemiddeld 479 duizend werklozen. Dit blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS. De afgelopen drie maanden was gemiddeld 6,4 procent van de beroepsbevolking werkloos. Een jaar eerder was dit 6,0 procent. Het aantal werklozen in de periode november 2004 – januari 2005 was gemiddeld 479 duizend. In de periode oktober – december 2004 was dit aantal 473 duizend. Een stijging van de werkloosheid in de periode november–januari ten opzichte van de periode oktober – december is normaal. Dat hangt samen met een lagere vraag naar arbeid in de landbouw, bouwnijverheid en horeca. De stijging in de afgelopen drie maanden is wel minder dan een jaar eerder. Daardoor komt de werkloosheid na correctie voor seizoeneffecten in november 2004 – januari 2005 ongeveer 6 duizend lager uit dan in oktober – december 2004. Deze daling volgt op drie achtereenvolgende stijgingen. De werkloze beroepsbevolking volgens de officiële definitie bestaat uit alle mensen van 15-64 jaar zonder werk (of met werk voor minder dan twaalf uur per week), die actief op zoek zijn naar betaald werk voor twaalf uur of meer per week en daarvoor beschikbaar zijn. De cijfers over de werkloze beroepsbevolking zijn voornamelijk gebaseerd op de Enquête beroepsbevolking, een steekproefonderzoek dat maandelijks onder dertigduizend mensen in Nederland wordt gehouden. De uitkomsten uit dit steekproefonderzoek kennen een onnauwkeurigheidsmarge. (is niet al te nauwkeurig dus) De maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking hebben een voorlopig karakter. De cijfers kunnen met het beschikbaar komen van meer informatie over de arbeidsmarkt nog worden aangepast. Aan het einde van het verslagjaar vindt een reguliere aanpassing plaats op basis van de gepubliceerde informatie. Met ingang van 2005 wordt het seizoenpatroon maandelijks met het beschikbaar komen van nieuwe werkloosheidscijfers gepubliceerd. Hierdoor kunnen ook eerder gepubliceerde seizoengecorrigeerde cijfers fractioneel veranderen. Met ingang van 2005 wordt maandelijks de maandmutatie van de trend in de werkloosheid gepubliceerd. Deze trend is een indicator voor de middellange tot lange termijnontwikkeling van de werkloosheid. De trend zal iedere maand met het beschikbaar komen van nieuwe werkloosheidscijfers opnieuw worden vastgesteld. Met name voor de meest huidige perioden kunnen de eerder gepubliceerde waardes van de maandmutatie van de trend hierdoor significant veranderen. Op de website van het CBS staat een korte toelichting op seizoencorrectie en trend. Het CBS publiceert naast cijfers over de werkloze beroepsbevolking ook een aantal andere indicatoren van het onbenut arbeidsaanbod, zoals de geregistreerde werkloosheid en het aantal mensen met een bijstands- of
WW-uitkering. Deze gegevens zijn beschikbaar in de database StatLine op de website van het CBS: www.cbs.nl. Hier zijn ook de cijfers over de werkzame beroepsbevolking te vinden. Vandaag publiceert het Centrum voor werk en inkomen (CWI) cijfers over de niet-werkende werkzoekenden in de “Nieuwsflits arbeidsmarkt” op de CWI- website. Niet-werkende werkzoekenden en de werkloze beroepsbevolking verschillen sterk van samenstelling, waardoor ze niet zonder meer met elkaar kunnen worden vergeleken. Enerzijds staan niet alle werklozen ingeschreven bij het CWI. Dit betreft vooral personen zonder recht op een uitkering zoals jongeren en herintreders. Anderzijds staan er personen ingeschreven bij het CWI die niet tot de werkloze beroepsbevolking horen. Dit betreft vooral personen die niet direct beschikbaar zijn, of niet actief zoeken, of werk zoeken voor minder dan twaalf uur per week. PB05-020
17 februari 2005
9.30 uur
Centraal Bureau voor de Statistiek
Persbericht Tweeverdieners CBS: Vrouw verdient 30% van gezinsinkomen
Ruim dertig procent van het totale inkomen van tweeverdieners komt voor rekening van de vrouw. Het inkomen in huishoudens van eenverdieners lag in 2000 gemiddeld 21 procent lager dan in huishoudens van tweeverdieners. Tussen 1995 en 2000 is het aantal tweeverdieners gemiddeld met 76 000 per jaar toegenomen. Dit blijkt uit gegevens van CBS-onderzoek naar het inkomen van huishoudens en personen. De vrouw draagt 31 procent bij aan het totale besteedbare inkomen van tweeverdieners. Gemiddeld gaat het hier om een bedrag van 880 euro per maand. De bijdrage van de man is met 1 790 euro per maand ruim twee keer zo hoog. Bij jonge tweeverdieners is het aandeel van de vrouw in het inkomen van het gehele huishouden hoger dan bij oudere tweeverdieners. Dit komt doordat bij jongere tweeverdieners het inkomensverschil tussen man en vrouw doorgaans kleiner is. Bij hen is het ook vaker de vrouw die het meest verdient. Het aandeel van de vrouw in het huishoudensinkomen bedroeg bij tweeverdieners tot 35 jaar ruim 39 procent. Bij tweeverdieners van 35 tot 65 jaar was dit aandeel lager, namelijk bijna 29 procent. Eénverdieners hebben 20% minder
Na betaling van sociale premies en belastingen resteerde bij de tweeverdienerhuishoudens in 2000 een besteedbaar inkomen van 34 000 euro. Dit is 6 500 euro meer dan eenverdieners te besteden hadden. Inkomens van huishoudens zijn echter niet zonder meer met elkaar te vergelijken. Om een vergelijkbaar welvaartsniveau te bereiken heeft, bijvoorbeeld, een echtpaar met kinderen een hoger inkomen nodig dan een alleenstaande. Bij vergelijkingen van het welvaartsniveau wordt daarom het besteedbare inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het resulterende gestandaardiseerde inkomen van eenverdieners lag 21 procent onder dat van de tweeverdieners. Het gestandaardiseerde inkomensverschil tussen een- en tweeverdieners is niet bij alle leeftijdsgroepen even groot. Hoe hoger de leeftijd, hoe kleiner de verschillen tussen een- en tweeverdieners. Zo hadden eenverdieners van 25 tot 35 jaar in 2000 gemiddeld 41 procent minder te besteden dan tweeverdieners in dezelfde leeftijdsgroep. Bij 55- tot 65-jarigen bedroeg dit verschil 18 procent. Nog maar weinig éénverdieners

Eind 2000 telde Nederland 6,9 miljoen huishoudens. Hiervan hadden er 5,5 miljoen een hoofdkostwinner jonger dan 65 jaar. In 3,4 miljoen van deze huishoudens was een (echt)paar aanwezig. Hiervan hadden in 2,6 miljoen huishoudens beide partners een eigen inkomen: de tweeverdieners. Het aantal eenverdieners bedroeg 820 000. Van de paren onder de 65 jaar is dus ruim driekwart tweeverdiener. In 1977 was de verhouding nog andersom: toen waren er nog bijna tweemaal zoveel eenverdieners als tweeverdieners. De sterke groei van het aantal tweeverdieners en de daling van het aantal eenverdieners hebben deze verhouding gewijzigd. Zo steeg het aantal tweeverdieners tussen 1995 en 2000 met gemiddeld 76 000 per jaar. Het aantal eenverdieners nam in deze periode jaarlijks met gemiddeld 55 000 af. Meeste tweeverdieners hebben betaald werk
Inkomen bestaat uit inkomsten uit arbeid, uitkeringen en overige inkomsten. Vier op de vijf tweeverdieners zijn paren van wie beide partners hoofdzakelijk inkomsten uit arbeid hebben. De overige tweeverdieners zijn geheel of gedeeltelijk afhankelijk van een uitkering. Zo wordt zes procent van de tweeverdieners gevormd door paren van wie beide partners vooral aangewezen zijn op een uitkering. Van de eenverdieners is ruim een op de vijf afhankelijk van een uitkering. Opleiding Voor werkzoekenden is scholing een van de beste manieren om nieuwe kansen op werk waar te maken. Maar ook werkgevers en werknemers hebben belang bij scholing: werknemers zijn langer en beter inzetbaar als ze steeds bij blijven leren. Daarnaast is scholing voor nieuwkomers in Nederland een absolute voorwaarde om een kans te maken op de Nederlandse arbeidsmarkt. Iedereen, van jong tot oud, moet de mogelijkheid hebben om aan zijn inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en in de maatschappij te blijven werken. Werkgevers en werknemers en de overheid hebben samen vastgesteld dat het realiseren van de ambitie om van Nederland een vooraanstaande kenniseconomie te maken, ondersteund door een sociaal evenwichtige samenleving, een brede inzetbaarheid van mensen vergt. Mensen moeten beschikken over een voor de arbeidsmarkt aantrekkelijk kennis- en vaardighedenpakket. Kennis is macht, en blijven leren is voor mensen nodig om werk te krijgen en te houden. Werkzoekenden en werkenden die nog niet beschikken over een goede basis voor een duurzame plaats op de arbeidsmarkt krijgen in het beleid rond scholing extra aandacht. De mogelijkheden van deze groepen om een startkwalificatie te halen nemen steeds meer toe: door steeds meer combinaties van leren en werken, door meer maatwerk voor scholing van werkzoekenden en door de uitbreiding van fiscale en andere financiële mogelijkheden voor scholing aan laag-opgeleiden. Onder bepaalde voorwaarden mogen bijstandsgerechtigden scholing met behoud van uitkering volgen. Hiertoe kan de bijstandsgerechtigde zelf initiatief nemen of de gemeente kan scholing noodzakelijk vinden om de kansen op uitstroom uit de uitkering te vergroten. Noodzakelijke scholing: • De gemeente bepaalt of scholing noodzakelijk is om de kans op uitstroom naar werk te vergroten of noodzakelijk is in het kader van sociale activering. Vaak is deze scholing onderdeel van een traject(plan) waarbij ook het opdoen van werkervaring of stage tijdens en/of na de scholing een onderdeel kan zijn. Als de gemeente scholing noodzakelijk vindt, ben je verplicht hieraan mee te werken. Daarnaast krijg je zo lang je deze scholing volgt vrijstelling van de sollicitatieplicht en in sommige gevallen vrijstelling van de plicht werk te aanvaarden. Noodzakelijke scholing wordt betaald door de gemeente, daarnaast worden meestal ook bijkomende kosten als boeken en eventueel reiskosten vergoed. Sommige gemeenten verstrekken een premie als je de noodzakelijke scholing met succes afrondt. Scholing op eigen initiatief: • Je kunt ook zelf de gemeente voorstellen scholing te gaan volgen om je kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Als de gemeente vindt dat deze opleiding inderdaad noodzakelijk is, dan gelden dezelfde voorwaarden als hierboven beschreven. • Daarnaast is het mogelijk om op eigen initiatief scholing te gaan volgen. In dat geval gelden de volgende voorwaarden: 1. Je moet de gemeente melden dat je scholing gaat volgen. 2. Indien de arbeidsverplichtingen voor jou van toepassing zijn dan mag je niet meer dan 19 uur per week van je voor werk beschikbare tijd besteden aan scholing, anders vervalt het recht op bijstand. Alle opgelegde arbeidsverplichtingen blijven van toepassing bij het volgen van scholing op eigen initiatief. Dit betekent voor arbeidsplichtigen dat deze scholing uitstroom naar werk niet mag belemmeren en dat de sollicitatie- en werkaanvaardingsplicht blijven bestaan. Als de gemeente beslist dat een andere scholing noodzakelijk is voor inschakeling in arbeid, ben je verplicht hieraan deel te nemen. Dit kan betekenen dat je je eigen gekozen opleiding niet kunt voortzetten, omdat je onvoldoende tijd overhoudt naast een (nieuwe) baan, opleiding of andere weg gericht op werk of sociale activering. PERSBERICHT 25 augustus 2004
Meer mogelijkheden voor scholing bij werkloosheid
Er komen ruimere mogelijkheden voor het volgen van scholing voor mensen met een werkloosheidsuitkering. Minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het mogelijk gemaakt dat voortaan met behoud van WW ook opleidingen met een flink praktijkgedeelte gevolgd kunnen worden. Ook mogen werklozen een interne opleiding binnen een bedrijf gaan volgen, en mag een opleiding in individuele gevallen maximaal twee jaar duren in plaats van één jaar. Voorwaarde is dat de scholing noodzakelijk is voor de terugkeer naar werk. Minister De Geus heeft een ministeriële regeling getroffen waarin de scholingsregels bij werkloosheid worden verruimd. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan door de nieuwe regels meer individueel maatwerk aan WW-ers leveren, zodat ze sneller weer aan het werk komen. Uit vier experimenten op het gebied van scholing die de afgelopen tijd zijn gehouden, is namelijk gebleken dat er bij UWV en bij de klanten behoefte bestaat aan flexibiliteit en maatwerk. De opleiding kan gevolgd worden met behoud van de werkloosheidsuitkering. De scholing heeft geen invloed op de uitkering. Het volgen van scholing is dus geen reden de uitkering eerder te stoppen dan wel te verlengen. Indien de werkloosheidsuitkering afloopt tijdens de scholing dan wordt de betrokkene wel in staat gesteld de opleiding af te ronden. De regeling gaat met terugwerkende kracht in per 1 augustus 2004. Allochtonen De afgelopen jaren hebben ook etnische minderheden profijt gehad van de sterke groei van de economie. Toch zijn zij nog vaker werkloos dan autochtone Nederlanders. Bij sommige groepen is de werkloosheid zelfs drie tot vier keer zo hoog. De overheid en werknemers- en werkgeversorganisaties willen dit veranderen. Tegen de achtergrond van de huidige verslechterende economische situatie wordt ernaar gestreefd de arbeidsdeelname van etnische minderheden per jaar met 0,75 procentpunt te laten toenemen tot 54 procent in 2005. Onder de 917.000 huishoudens met een inkomen dat onder de lage-inkomensgrens ligt zijn de allochtone huishoudens oververtegenwoordigd. Van de huishoudens met een inkomen dat lager is dan de lage-inkomensgrens blijkt 29% van allochtone afkomst. In Nederland is ongeveer 17% van de huishoudens van allochtone afkomst. persbericht

Trajectbemiddeling Allochtonen
ROOSENDAAL, 20041112 -- Sinds 21 oktober 2004 is van start gegaan Stichting Trajectbemiddeling Allochtonen. De Stichting heeft als doelstelling het bestrijden van langdurige werkloosheid van allochtonen, d.m.v. het geven van informatie en voorlichting over rechten en plichten met name op de arbeidsmarkt,scholing,ondernemersschap,verzekeringen,remigratie-emigratie,schuldhulpverlening, bevordering van integratie in Nederland. Concreet geformuleerd: De Stichting Trajectbemiddeling Allochtonen stimuleert werkgelegenheid voor allochtonen in het algemeen, en het bevorderen van allochtonen om als zelfstandig ondernemer deel te nemen aan het economische verkeer. De stichting vervult een brugfunctie tussen allochtonen en de overheid, vakbonden, vakvereningen, bedrijfsleven en andere organisaties, ... Moet of gaat er iets veranderen Zichtbare toename werkgelegenheid sinds eind 2003
Werkgelegenheidsvooruitzichten zijn aanhoudend positief voor laatste kwartaal
DIEMEN, 14 september 2004 – De verwachte netto werkgelegenheid in Nederland voor het vierde kwartaal komt uit op +6%. In vergelijking met hetzelfde kwartaal een jaar geleden is dit een stijging van 4%. Dit is een van de uitkomsten van de Internationale Manpower Employment Outlook Survey. Deze positieve ontwikkeling is op regionaal niveau terug te vinden in West- en Noord-Nederland en op sector niveau binnen de overheid, maatschappelijke dienstverlening en welzijn. Om de verwachtte ontwikkelingen in de netto werkgelegenheid in de komende maanden oktober, november en december in kaart te brengen zijn wereldwijd meer dan 35.000 werkgevers geïnterviewd. Het onderzoek van Manpower onderscheid zich van andere onderzoeken naar werkgelegenheid doordat de resultaten een prognose geeft over de toekomstige ontwikkelingen qua netto werkgelegenheid. Het onderzoek wordt wereldwijd gebruikt in overheid en de industrie, met inbegrip van de The Bank of England’s Monetary Policy en de Committee and the U.S. Department of Labor. In 2004 is de netto werkgelegenheid in Nederland verbeterd vergeleken met 2003, deze was +2 en komt dit jaar neer op +6. Van de werkgevers die aan het onderzoek deelnamen zegt 9% te verwachten in het vierde kwartaal van 2004 meer mensen in dienst te zullen nemen. Slechts 3% verwacht een daling van het aantal medewerkers. De Net Employment Outlook komt hiermee uit op 6%. De Net Employment Outlook is het percentage werkgevers dat denkt het volgende kwartaal meer medewerkers te zullen aantrekken minus het percentage werkgevers dat verwacht dat het personeelsbestand kleiner zal worden. Koen Drouen, Director Regional & Local Accounts Manpower Nederland over deze cijfers: “De aanhoudende positieve berichten van de werkgevers zien wij ook terug in onze cijfers. Hieruit blijkt dat het aantal uitzenduren het afgelopen kwartaal zichtbaar gestegen is." De bevestiging van de stabiliteit op de arbeidsmarkt is ook terug te vinden in de onlangs gepubliceerde cijfers van het CBS. Deze cijfers laten duidelijk zien dat er einde is gekomen aan de sterke stijging van de werkloosheid. Het stijgingstempo is teruggelopen tot drie duizend werklozen per maand in het afgelopen half jaar, vorig jaar was dit nog ruim tienduizend per maand. Schematisch overzicht van de relatie tussen de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden
Om de relatie tussen de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden te beschrijven worden
drie groepen onderscheiden: 1. Welke werklozen staan niet ingeschreven bij het CWI als niet-werkende werkzoekenden? Hierbij gaat het om mensen die werk willen van twaalf uur of meer per week, beschikbaar zijn en actief zoeken, maar die zich niet hebben ingeschreven bij het CWI. Dit zijn voor een groot deel mensen die geen uitkering (kunnen) krijgen en zich daarom niet melden bij het CWI. Dit zijn vooral vrouwen, waar onder herintreders
en schoolverlaters. Ook zijn het mensen die tijdelijk werk zoeken, zoals jongeren die een vakantiebaantje

zoeken. 2. Welke werklozen staan wel ingeschreven bij het CWI als niet-werkende werkzoekenden? Dit is de overlap tussen de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden. Hierbij gaat het om
mensen die werk willen van twaalf uur of meer per week, beschikbaar zijn, actief zoeken en ook ingeschreven
staan bij het CWI. 3. Welke niet-werkende werkzoekenden staan ingeschreven bij het CWI en behoren niet tot de werkloze beroepsbevolking? Deze grote groep bestaat uit drie verschillende categorieën. Ten eerste de mensen die werk hebben van
twaalf uur of meer per week, bijvoorbeeld mensen met een tijdelijke uitzendbaan waarvan de CWI inschrijving
nog niet is aangepast. Of mensen die al werk hebben maar nog niet zijn uitgeschreven bij het CWI. Ten tweede mensen die niet beschikbaar zijn voor werk van twaalf uur of meer per week. Dit zijn bijvoorbeeld
bij het CWI ingeschreven arbeidsgehandicapten en personen die in een reïntegratietraject zitten. Daarnaast zitten in deze groep ook de personen die werk zoeken voor minder dan twaalf uur per week. Ten derde de mensen die niet actief zoeken. Dit zijn veelal mensen die een vrijstelling van sollicitatieplicht
hebben, bijvoorbeeld vanwege de zorg voor kleine kinderen of gezien hun leeftijd (boven 57,5 jaar). Daarnaast
zitten in deze groep de ontmoedigden die geen baan zoeken omdat zij daar niets van verwachten. Maandelijkse cijfers over de werklozen en werkzoekenden van het CBS en het CWI
Schematisch overzicht met aantallen personen behorend bij de werkloze beroepsbevolking en de
niet-werkende werkzoekenden
Is er verschil tussen mannen en vrouwen? De verdeling naar geslacht binnen de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden is nagenoeg
gelijk, met een iets groter aandeel van vrouwen. Vrouwen zoeken vaker naar werk zonder zich daarbij in te

schrijven bij het CWI. Dit geldt vooral voor herintredende vrouwen die geen recht hebben op een uitkering. Is er verschil in de leeftijdsopbouw? Er zijn grote verschillen in de leeftijdsopbouw van de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden. In de werkloze beroepsbevolking zijn de 15-24-jarigen een kwart van de totale werkloze beroepsbevolking, terwijl dit bij de niet-werkende werkzoekenden slechts 10 procent van de totale niet-werkende werkzoekenden
is. Bij de 45-65 jarigen is het beeld omgedraaid. Het aantal 45-64-jarigen binnen de werkloze beroepsbevolking
is met 94 duizend personen de kleinste groep. Het grootste deel van hen is niet actief op zoek naar werk van
twaalf uur of meer per week en behoort dus niet tot de werkloze beroepsbevolking. Het gaat daarbij onder meer
om mensen van 57,5 jaar en ouder die een passieve sollicitatieplicht hebben. Hoe zit het met de seizoeninvloeden? Werkloosheidscijfers zijn gevoelig voor seizoeninvloeden. Daarom publiceert het CBS naast de driemaandgemiddelden
ook seizoengecorrigeerde cijfers. Voor de vergelijking van maandcijfers van het CBS en CWI is de
verwijdering van seizoeninvloeden van belang, omdat de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende
werkzoekenden een ander seizoenpatroon volgen. Dit komt doordat het gedrag op de arbeidsmarkt niet gelijk is
aan het inschrijfgedrag, dat gerelateerd is aan het recht op een uitkering. Zo schrijven jongeren die op zoek zijn
naar een vakantiebaan zich bijvoorbeeld niet in bij het CWI. Maandelijkse cijfers over de werklozen en werkzoekenden van het CBS en het CWI. Het seizoeneffect van de werkloze beroepsbevolking verschilt duidelijk van die van de niet-werkende werkzoekenden. Vooral in de zomerperiode is een verschil zichtbaar. De werkloze beroepsbevolking is dan tijdelijk
hoger, terwijl het aantal niet-werkenden werkzoekenden juist wat lager ligt. Schoolverlaters en jongeren op zoek

naar een vakantiebaan zijn dan op zoek naar werk, vaak zonder zich in te schrijven bij het CWI. In de wintermaanden
komen beide reeksen hoger dan gemiddeld uit, onder andere omdat er dan minder werk is in seizoen
gevoelige bedrijfstakken als bouw, horeca en landbouw. Globaal genomen laten de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden dezelfde ontwikkeling
in de tijd zien. In grote lijnen kan gesteld worden dat een stijgende werkloosheid zich ook vertaalt in een toenemend
aantal inschrijvingen als niet-werkende werkzoekenden. CENTRUM VOOR WERK EN INKOMEN
Arbeidsmarktprognose CWI 2003-2008
Hoe zal de beroepsbevolking zich de komende jaren ontwikkelen? In welke sectoren kunnen we krimp of groei van de werkgelegenheid verwachten? Voor welke regio.s in Nederland ligt een gunstige of ongunstige ontwikkeling van de arbeidsmarkt in .t verschiet? Wat zijn de kansen op de arbeidsmarkt voor herintreders, allochtonen en ouderen? Maandag 23 juni om 14:00 uur zal drs. R. de Groot, voorzitter van de Raad van bestuur van CWI, de Arbeidsmarktprognose CWI 2003-2008 presenteren. Na een schets van de waarschijnlijke scenario.s, zal hij ook aangeven wat dit betekent voor het beleid en werkprogramma van CWI. De persconferentie zal plaatsvinden in het hoofdkantoor van CWI aan de Naritaweg 1 te Amsterdam (tegenover NS Station
Amsterdam-Sloterdijk). Noot voor de redactie
De publicatie Arbeidsmarktprognose CWI 2003-2008 is op 23 juni beschikbaar. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Bart Crouwers (020-7515228). 17 jun 03 14:51 Armoede in Nederland Je krijgt in Nederland een steeds grotere tweedeling tussen arm en rijk. De armen worden steeds armer en de rijken steeds rijker. PERSBERICHT ’Weinig aanwas nieuwe rijken in Nederland’ AMSTERDAM (Dow Jones) - Het aantal vermogende particulieren in de wereld is in 2003 gegroeid, terwijl hun aantallen in Nederland gelijk bleven. Dat blijkt uit het World Wealth Report 2004 van consultancyfirma Capgemini en zakenbank Merrill Lynch. Wereldwijd waren er eind 2003 circa 7,7 miljoen vermogende particulieren, een stijging ten opzichte van 2002 van 7,5% ofwel 500.000 mensen. In Nederland bleef de teller evenals in 2002 op 100.000 vermogende particulieren steken. Het gezamenlijk vermogen van deze rijken bleef ook onveranderd op 302 miljard dollar. "Daarmee loopt Nederland achter in Europa, dat op zijn beurt achter loopt bij de Verenigde Staten en Azië" aldus Michel Vrolijk, directeur van Merrill Lynch in Nederland. Het gemiddelde vermogen in Europa is vooral lager gebleven dan in de Verenigde Staten door het zwaardere belastingregime, lagere economische groei, hoge overheidstekorten en hoge werkloosheid in Europa, aldus de onderzoekers. Het World Wealth Report voorspelt een aanhoudende groei in het wereldwijde vermogen met 7% per jaar tot 40 biljoen dollar in 2008. PERSBERICHT
ACTUEEL: EEN MILJOEN ARMEN IN NEDERLAND

Het Nibud (Nationaal Instituut voor budgetvoorlichting) bracht begin juli een rapport uit waaruit blijkt dat 630.000 Nederlandse gezinnen onder de armoedegrens leven. Socioloog Raf Janssen van Sjakuus legt uit hoe het rapport tot stand kwam en geeft commentaar. ``De anti-armoedebeweging dringt al heel lang aan op verhoging van het sociaal minimum. De ervaringen van mensen die daarvan moeten rondkomen, geven aan dat het niet voldoende is om normaal van te leven. Door de bezuinigingen in de jaren tachtig en negentig is het te laag geworden. Er is een gat ontstaan, dat voor een deel is opgevangen door gemeentelijk minimabeleid. Maar natuurlijk moet het gat eigenlijk structureel gerepareerd worden. Wij hebben dat dikwijls bij de regering aangekaart, maar de Paarse kabinetten hebben dat altijd afgehouden. Volgens hen waren de minima er al genoeg op vooruit gegaan. Deze patstelling wilden wij doorbreken en daarom hebben wij het Nibud opdracht gegeven om uit te rekenen wat je van dat sociale minimum eigenlijk allemaal moet kopen, het basispakket en bijkomende kosten. Het Nibud heeft al die cijfers doorgerekend. Overigens vonden wij dat de kosten voor een aantal dingen zoals kleding, telefoon, vervoer in hun opgaven aan de lage kant becijferd waren. Voor vervoer rekenden zij bijvoorbeeld maar vijftien strippen per maand. Dat is niet veel: een paar keer naar de dokter en je bent ze kwijt. Maar de uitkomst van het
Nibud-onderzoek is dus dat je niet kunt rondkomen van een sociaal minimum, zelfs als je de uitgaven vrij laag aanhoudt. Mensen komen in de min terecht, en dat varieert van enkele tientjes tot zeshonderd euro per maand voor een gezin met vijf kinderen. Het is bewonderenswaardig hoe mensen er toch in slagen hun huishouden draaiend te houden. Dat kost ontzettend veel pijn en moeite en gaat ten koste van veel ontplooiingsmogelijkheden waarop ze recht hebben in onze samenleving." Wat verwacht u van de nieuwe regering? ``Beter beleid! Het CDA moet toch dat sociale gezicht en die solidariteit waar ze de mond van vol hebben, vertalen in beleidsmaatregelen. Tot nog toe zagen we veel fraaie termen, maar geen daadwerkelijke verbeteringen voor de laagste inkomens. Integendeel, helaas. In het eerste concept van het regeeraccoord stond nog uitdrukkelijk dat het minimuminkomen te laag was. De voorgestelde maatregelen correspondeerden er niet mee, maar het was in ieder geval opgemerkt. Nu staat het er niet meer in, het is geschrapt. Wat overgebleven is, zijn veel fraaie teksten en veel harde maatregelen. Wij vinden dat die maatregelen zouden moeten corresponderen met de volzinnen over sociale cohesie en solidariteit. Het feit dat er in Nederland 360.000 kinderen zijn die geconfronteerd worden met armoede, is ongelooflijk. En dat in zo'n welvarend land. Daarom zit deze samenleving in de beklaagdenbank wat ons betreft. Onze organisatie heet Sjakuus, dat komt van het Franse J'accuse: ik klaag aan. Als er iets aangepakt zou moeten worden, is het die situatie." In het regeeraccoord staat wel dat de armoedeval bestreden zal worden, en tegelijkertijd dat de gemeente de minima geen extra's meer mogen geven. Hoe zit dat? ``De hele discussie over armoede wordt gereduceerd tot de armoedevaldiscussie. Die val houdt in dat mensen die vanuit de bijstand naar betaald werk stromen, achteruit gaan in inkomen omdat ze geen aanspraak meer kunnen maken op inkomensafhankelijke regelingen. Wij vinden dat inderdaad een probleem, maar je moet het natuurlijk niet oplossen door regelingen te blokkeren die anderen ook keihard nodig hebben, mensen die niet kunnen uitstromen naar betaald werk. Die gemeentelijke extra's zijn niet meer dan plakpleisters, maar ze zijn wel nodig omdat het landelijke beleid de verantwoordelijkheid niet neemt. Wij zeggen: liever een goeie pleister dan een slechte, of helemaal geen. De armoedeval kun je ook bestrijden met andere maatregelen, zoals een hogere arbeidskostenaftrek in de belastingen, met name voor lage inkomensgroepen. Het punt is dat men doet of iedereen een rekenende burger is. Alsof mensen bedenken dat ze beter in de uitkering kunnen blijven dan werken. De meeste mensen willen graag uit de uitkering, maar dan wel naar een fatsoenlijke baan. Er komen in Nederland steeds meer `werkende armen', dat zijn mensen die weliswaar een betaalde baan hebben, maar daarmee nog niet uit de armoede zijn omdat ze heel slecht betaald worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen in de gesubsidieerde banen. In plaats van die situatie te verbeteren, gaat het komend kabinet bezuinigen op deze banen." Is het probleem niet dat armoede gezien wordt als een individuele kwestie, zelfs als een soort eigen schuld? ``Ja, dat beeld leeft heel sterk, ook bij vorige kabinetten. Armoede is echter geen individueel probleem. Als je het over armoede wilt hebben, moet je over rijkdom praten. Kijk naar de manier waarop wij rijkdom verzamelen en verdelen - dáár ontstaat armoede. Arme mensen zijn daar alleen maar het slachtoffer van. De meeste studies over armoe gaan over arme mensen - in de trant van: wat missen individuele armen dat ze niet `gewoon' mee kunnen doen en ook voor zichzelf kunnen zorgen, zoals iedereen in deze geïnvidualiseerde samenleving voor zichzelf moet kunnen zorgen? Maar met die vraag breng je maar een deel, en dan nog het kleinste deel, van het probleem in beeld. Je kijkt naar kenmerken van mensen, zonder vragen te stellen over de kenmerken van de hedendaagse samenleving. Wij zijn een geldmaatschappij en dat heeft gevolgen voor de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Dat uit zich in de verschillen tussen rijk en arm. Je kunt wel proberen de arme mensen te verbeteren, maar als je niet iets doet aan de achterliggende structuur, wordt daarna gewoon de volgende arm. Het is veel meer dan een individueel probleem. Wij zijn een consumptiesamenleving: buy or die. Dat geeft een bepaalde geest. Mensen die onbetaalde arbeid doen, worden niet gewaardeerd en lopen grotere kans op armoede. Wij willen de politiek hiervoor mobiliseren en daarom heeft de Sociale Alliantie het `Manifest tegen armoede en sociale uitsluiting' gemaakt. De Sociale Alliantie is een brede verzameling van maatschappelijke organisaties en groepen die vechten tegen armoede en sociale uitsluiting. Wij proberen onze werkprogramma's op elkaar af te stemmen zodat de effectiviteit groter wordt. We hebben elk half jaar overleg met het kabinet, waarbij ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aanwezig is. Dat halfjaarlijks overleg hopen we met de nieuwe regering voort te zetten. De inzet van dat overleg is: concrete afspraken maken met het kabinet over concrete verbeteringen voor mensen met de laagste inkomens." Interview Lisette Thooft
Je ziet dat het verschil tussen de armen en de rijken steeds groter wordt. Hoewel het aantal rijken niet echt snel stijgt, er zit een stijgende lijn in. En het aantal armen groeit drastisch. We zitten al over de miljoen mensen. In “Nederland” wel te verstaan. Een land wat bekend staat als een redelijk rijk land. De tweedeling word dus steeds en steeds groter. En wie weet, wat de toekomst zal brengen. Conclusie Achteraf gezien was het behoorlijk wat werk, maar we hebben het af gekregen en het is naar onze mening een mooi en vooral uitgebreid verslag geworden. We hebben eerst een leuk onderwerp uitgezocht waarvan we dachten dat er genoeg informatie over te vinden zou zijn. Toen we op het onderwerp waren uitgekomen bedachten we wat voor vragen er goed bij zouden passen die genoeg over het onderwerp duidelijk zouden maken. We keken of er antwoorden op de vragen te vinden waren zodat we genoeg informatie zouden hebben om over te schrijven. We begonnen met de inleiding te maken waar we de vragen in hebben gezet, zodat we alles op een rijtje hadden en het overzichtelijk zou zijn. Vervolgens zijn we gaan zoeken naar de antwoorden op de vragen en hebben die op een rijtje gezet. Toen we dat eenmaal hadden hebben we de inhoudsopgave gemaakt om te kijken of we nou echt alles hadden. Dat hadden we bijna. Er moesten nog een paar puntjes bijkomen. Als allerlaatst deden we de conclusie en die hebben we nu ook af. Bronvermelding www.cbs.nl
www.ministerievansocialezaken.nl
www.nibud.nl
www.werk.nl
www.persberichten.nl
www.human-development.nl
We hebben veel meer sites en links bezocht, maar weten de namen niet precies meer. De belangrijkste staan in ieder geval bovenaan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.