Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2011
- 256 pagina's
- Uitgeverij: Querido
Flaptekst
Wanneer Mati’s moeder in een verpleeghuis belandt, ruimt Mati haar huizen leeg: huizen waar de troep zich kamerhoog heeft voortgeplant en waarin ieder voorwerp – de pianokruk, het emaillen pannetje – haar terugvoert naar haar eigen, onveilige, jeugd en haar voorgeschiedenis. Die wordt door Karlijn Stoffels opgeroepen in een prachtig mozaïek van verhalen. Over de overgrootmoeder, geboren uit een zoete geheime liefde. Over de grootvader die als advocaat in de oorlog Portugese joden redde. En natuurlijk over de moeder, wier gekte man en kinderen radeloos maakt maar die uiteindelijk schittert in een ontroerend portret. En steeds wordt er gezongen: kinderversjes en smartlappen, droevige Jiddisje liedjes die van ver komen en die bijna niemand verstaat.
Eerste zin
Samenvatting
Heden 2010: Mati (een zestiger) heeft een moeder (Hanna) die in Emmeloord in het verpleegtehuis legt. Ze is geopereerd en zal niet al te lang meer leven. In het eerste hoofdstuk gaat ze de moeder (die wat snibbig op de lezer overkomt) bezoeken. De moeder staat op het punt 91 jaar te worden. Wanneer Mati die dag een muziekband bij het tehuis van haar moeder hoort voorbijtrekken, krijgen we al meteen te maken met de flashback van een dag uit het verleden (in Amsterdam) waarop het gezin met de “ muziek mee moest.” Later die dag zingt ze met haar moeder de Zuiderzeeballade (verwijzing naar de titel).
Ze bezoekt daarna de woning van haar moeder in Amsterdam en ziet dat het huis een puinzooi is. Haar moeder was eigenlijk de laatste jaren een beetje verwaarloosd.
Via weer een flashback komt de lezer te weten dat de verhouding tussen Mati’s ouders een groot deel van die tijd niet goed was. Het lijkt erop alsof ze iets meer gecharmeerd was van haar vader dan van haar moeder. Later wordt duidelijker waarom dat zo was.
Vervolgens komt er een hoofdstuk over de ouders van Maarten: eerst was er het eenvoudige meisje Pi dat lerares mocht worden. Ook vader Teun was in het onderwijs werkzaam en door zijn zussen werd hij aan Pi gekoppeld. Het was een geregeld huwelijk en dat liep niet zo heel goed. Ze krijgen een kind Maarten. Maar er is een duidelijke verwijdering tussen Pi en Teun. Ze betrapt hem een keer na schooltijd met een kwekeling aan wie hij poëzie uitlegt.
Hanna maakt duidelijk aan Mati dat ze haar 91e verjaardag thuis wil vieren, maar dat is vanwege de puinzooi eigenlijk niet goed mogelijk. Haar moeder moet naar huis vervoerd worden met een rolstoel en Mati wil haar Amsterdamse Marokkaanse buurman vragen om dat tegen die tijd voor haar te regelen. Mati is bij toeval ook lid van een kroegkoor geworden, dat volksliedjes ten gehore brengt. Zo komt ze in aanraking met een kroegbaas die weer wat afweet van de vader van Hanna die advocaat was en in de oorlog Portugese Joden heeft verdedigd en gevrijwaard van deportatie. Hanna vindt het raar dat haar vader soms gebruik maakt van Duitsers om vrijstellingen te regelen, maar haar vader is van mening dat er goede Duitsers en slechte Nederlanders zijn.
Wanneer Mati opnieuw het huis van Hanna bezoekt, krijgt ze weer herinneringen aan vroeger. Ze heeft zelfs fantasieën over haar vader. Eerst wil ze veel herinneringen bewaren, maar later besluit ze een opkoper alles te laten weghalen. Ze bezoekt haar nog levende, krasse vader op, samen met haar dochter. Maarten is 94 jaar. Ze wil hem vertellen dat haar moeder, zijn ex-vrouw ziek is. Dat is blijkbaar een aanzet voor een nieuwe flashback.
In het daarop volgende hoofdstuk lezen we dat Maarten aan het begin van de oorlog bij de vuurlinie aan de Grebbeberg moest vechten. Hij is dan al verliefd op Hanna en het is hem wel een belofte aan de Hemelse Heer waard als hij zonder gewond te raken bij Hanna zal kunnen terugkeren. Hij heeft haar daarvoor ontmoet tijdens een studieconferentie Latijn. Op aanraden van Hanna’s vader maakt Maarten wat meer werk van Hanna, maar tijdens de eerste oorlogsjaren is er geen sprake van trouwen. Ze zijn verloofd en Hanna is eigenlijk maar een preuts meisje dat van seks helemaal nog niets wil weten. Vader Slincke spoort Maarten aan. Symbolisch voor de verhouding is dat Hanna in de oorlog meer oog heeft voor een drijvende bloemkool in de gracht dan voor Maartens geflikflooi. Wanneer ze later echter een woning (etage) krijgen toegewezen, kan er wel getrouwd worden. Vader Slincke betaalt het diner van de bruiloft. Marina (oudste dochter) wordt nog net tijdens de oorlog geboren, maar het is Hongerwinter en oma Pi komt uit Zeeland eten brengen voor het Amsterdamse gezin. In de laatste oorlogsjaren wordt het gymnasium waaraan Maarten verbonden is gesloten en moet hij min of meer onderduiken, want zijn vrijstelling wegens onmisbaarheid als docent vervalt.
Na de oorlog moet hij naar Arnhem om in regeringsdienst een en ander uit te zoeken voor de Indische kwestie. Hij hoeft nog niet naar Nederlands-Indië. Intussen wordt Mati geboren. Pi reist naar Amsterdam om haar schoondochter te helpen, maar Hanna doet erg onvriendelijk tegen haar. Hanna krijgt kuren en doet vreemde dingen met haar kinderen, die ze soms zo maar ergens naar toe brengt. De huisarts vindt dat Maarten maar zoveel mogelijk kinderen moet maken en inderdaad komt er een derde kind, de jongen Benny. Illustratief voor die tijd zijn de opvattingen van de huisarts: vrouwen hebben weinig te vertellen en hoeven vooral geen plezier aan seks te beleven. Dat kan natuurlijk niet goed gaan in zo’n huwelijk en Hanna wordt depressief in een kliniek opgenomen. Uiteindelijk krijgt ze ook elektroshocks toegediend. Volgens vader zijn die pijnloos en volgens Hanna juist erg pijnlijk. Dat is een reden voor de oudste zus Marina om Mati en zichzelf een experiment te laten ondergaan met het stoppen van hun vingers in het stopcontact. Marina doet wel meer vreemde dingen: ze laat bijvoorbeeld Mati urine proeven. Vader Maarten heeft zo zijn twijfels gekregen.
Heden 2010: In het verpleegtehuis maakt Hanna kennis met een aardige Iraanse verpleegkundige, die zelfs Iraans eten voor haar meeneemt. De dominese uit het verpleegtehuis wil alvast de begrafenisdienst voorbereiden, maar Mati weigert dat. Ze weet echt wel wat haar moeder op haar begrafenis wil horen zingen en spelen. Dat weet ze nog uit de tijd toen ze naar de kerk ging (bijvoorbeeld tijdens de Watersnoodramp in 1953) Hanna was Gereformeerd en Maarten Hervormd en Hanna laat al merken dat ze na de scheiding weer terug zal keren tot het geloof van de Gereformeerden. De Hervormden zijn veel te zwaar voor haar.
Op advies van vader Slincke gaat Maarten een tijdje naar Indonesië, om daar te werken voor de Nederlandse regering in de rechtszaak tegen/voor de Molukkers. Maarten is namelijk ook advocaat geworden. Het huwelijk tussen Maarten en Hanna blijft slecht gaan en Benny vindt op een zeker moment op een geheime plek een foto van zijn vader met een jonge vrouw in Parijs. Er komt een scheiding en de kinderen worden ondervraagd door de kinderrechter, die wil weten wat er met de kinderen moet gebeuren. Vader wil namelijk de voogdij over de kinderen. Marina gaat later met haar vader mee: ze heeft een vrolijke stiefmoeder en doet daarover verslag aan haar zusje Mati en broertje Benny. De muziekstijlen veranderen in de tijd en Marina vertelt erover aan haar zus en broer.
Mati vertelt de lezer nog over een mislukt avontuur naar Londen. Hanna is via de kerk met kinderen uitgenodigd door een zwarte man Sam. Maar wanneer hij zegt dat hij met haar wil slapen, neemt ze meteen de kuierlatten en komt er van de reis nauwelijks iets terecht.
Heden: Hanna wil uit het verpleegtehuis naar huis terug. De laatste maanden wil ze dan continue verpleging, maar Mati en Marina vinden dat dit niet kan. Misschien zou de Iraanse verpleegster met haar mee kunnen gaan, maar het komt er niet van.
In het laatste hoofdstuk maakt Mati met haar kroegkoor het jaarlijkse uitstapje. Deze keer is het reisje naar Emmeloord en ze gaan optreden in het verpleegtehuis van Hanna. Mati wist er niets van. Het is de bedoeling dat Hanna komt luisteren naar de opvoering. Die doet eerst kattig, maar later komt ze toch naar de recreatiezaal. Natuurlijk wordt aan het einde de “ Zuiderzeeballade” gezongen. Hanna komt uit haar stoel en gaat mee dirigeren. Aan het einde valt ze neer, maar ze is niet dood. Gelukzalig kijkt ze naar de het koor dat nog een keer het refrein van het lied zingt.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden