Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2004
- 124 pagina's
- Uitgeverij: De bezige bij
Flaptekst
In de verfilmde en de met de Jan Campertprijs bekroonde roman Vroeger is dood herinnert Inez van Dullemen zich de laatste jaren van haar ouders, die bepaald werden door lichamelijke en geestelijke aftakeling. 'Genadeloos, maar met veel liefde,' noemde Hans Warren destijds de manier waarop Van Dullemen het gehele proces beschreef. De vader en de moeder brengen hun laatste maanden in afzonderlijke huizen door. De dochter wil weten, ervaren, doordringen zolang het nog kan. Ze probeert deze laatste momenten zo bewust mogelijk mee te maken.
Eerste zin
'Aan alles komt een eind,' zei de dokter. En zo is het ook, aan alles komt telkens weer een eind.Samenvatting
1
Als het boek begint, is de vader van de ik-figuur zojuist overleden. Als ze binnenkomt zijn er net twee verpleeghulpen bezig alle apparaten bij hem los te koppelen. De ik-persoon wil privé afscheid van haar vader nemen, maar heeft niet lang voordat haar vader naar het mortuarium gebracht moet worden. Ze weet nog een minuutje met hem door te brengen, "Zo had ik met hem een gestolen minuutje veroverd op de eeuwigheid", voordat ze weg moet.
Ze denkt terug aan het moment waarop zij en haar vader beide dachten dat hij zou sterven, toen hij tijdens het schaatsen in een wak terecht kwam. Hij werd gered door de parkwachter, maar op beide heeft dit moment toen veel indruk gemaakt.
2
De ik-persoon ruimt de kelderbox van haar ouders uit, en komt zo allemaal dingen tegen van vroeger. Ze is constant bezig met de vraag of ze een indringer is in het vroegere leven van haar ouders als ze dingen als liefdesbrieven tussen hen vindt. "Het is of ik mijn ouders binnenstap, of ik alles wat in hun hersenen is vergaan hier terugvindt, nog intact." Ze krijgt een heel ander beeld van haar ouders dan ze als 'dochter van' had, en ziet nu jonge mensen voor zich, een vervreemdende ervaring.
3
De ik-figuur denkt na over hoe Rotterdam vroeger was, het Rotterdam waar haar moeder opgroeide, nog voor de bombardementen. Haar moeder was vaak op straat te vinden om avontuur te beleven, omdat ze het thuis maar saai vond. Haar moeder, nu met naam Jopie de Witt genoemd, was optimistisch en vrolijk. Ze was "een vrouw van illusies en van neersmakken, van rampzalige en verrukkelijke liefdes". De vader van de ik-persoon, Arnold, heeft zich later vaak hardop afgevraagd hoe ze bij hem terecht gekomen is, omdat hij maar zo gewoon was.
4
Elke zondag komt de familie samen in het ouderlijk huis om spullen te verdelen in een soort roulette spelletje. De ik-persoon begint steeds meer gedragingen van haar moeder over te nemen merkt ze.
Ze loopt de kamer in waar haar vader al jaren sliep in hun huwelijk, omdat haar moeder al doorhad dat het niet meer goedging. Ze had het al zo'n twee jaar door dat hij dement aan het worden was, en toen heeft ze pas de knoop doorgehakt om naar de dokter te gaan.
5
Haar moeder heeft nog een lange tijd voor haar dementerende vader gezorgd. Op een dag was de ik-persoon bij hun thuis en die dag ging haar vader stiekem alleen naar buiten. Toen ze hem ging zoeken is ze uren bezig geweest, tot ze hem in de duinen vond. Hij herkende haar niet direct, maar toen dat wel het geval was zijn ze samen teruggelopen.
Later, toen vader al uit huis was, was moeder niet heel actief meer. Haar moeder had niet meer iemand om voor te zorgen, en dus raakte ze verder geïsoleerd, en wilde ze niet veel meer.
6
Soms had de ik-figuur liever gehad dat haar vader vredig thuis was overleden dan dat hij naar een ouderentehuis had hoeven gaan met het label 'dement'.
Thuis was hij steeds vaker verward, had hij waanbeelden en wilde niet meer eten en drinken. De dokter komt langs, en geeft ze het slechte nieuws dat het ook niet meer beter gaat worden. Hij wordt meegenomen naar de psychiatrische inrichting, wat spiegelt aan toen er in de hongerwinter in de oorlog ook mannen aan de deur kwamen om hem mee te nemen. Haar vader was toen net op tijd achterom het huis gevlucht, maar nu wordt hij wel meegenomen. Ze zegt dat ze in haar leven drie keer het idee heeft gehad dat "er een oordeel aan hem voltrokken ging worden en dat het vonnis werd aangekondigd door twee gestalten", deze twee keer en toen zij en haar broer hem gingen vertellen dat zijn vrouw was overleden.
7
Haar vader wordt opgenomen in Oud-Rozenburg, waar ze allerlei formuleren over hem moet invullen.
Ze komt later op bezoek, maar hij lijkt haar op dat moment niet te herkennen. Hij is bezorgd over hoe hij praat, omdat hij liever dood zou willen dan dat hij niet meer uit zijn woorden komt.
Hij wordt ook weer verplaatst vanaf Oud-Rozenburg naar de Lozerhof, een rustigere plek.
8
De Lozerhof blijkt een modernere instelling, die vrolijker is en veel glazen wanden heeft. Ze bekijkt de bewoners om haar heen, en realiseert zich dat dit allemaal andere mensen waren vroeger. Ze weet dat iemand vroeger advocaat was, maar begrijpt dat hier geen onderscheid meer gemaakt wordt "de jasjes zijn uit, er is geen onderscheid".
9
De moeder van de ik-persoon stelt zichzelf gerust met de gedachte dat Arnold het goed heeft in de Lozerhof. Ze gaat zelf niet langs, omdat ze bang is ook opgenomen te moeten worden. Ze mist Arnold ontzettend en heeft het gevoel de controle kwijt te zijn nu ze niemand meer om zich heeft.
Soms bellen de ik-persoon en haar moeder samen naar haar vader in de Lozerhof, zo moeder en vader dan een gesprek hebben.
10
De ik-persoon is op bezoek bij haar vader, die best eenzaam is. Hij praat bijna niet met de anderen, omdat hij zegt geen idee te hebben van wie zij waren, en zij niet van hem. De ik-figuur vindt het confronterend te zien dat haar vader gereduceerd is tot "object van hygiënische zorg".
11
Haar moeder raakt ook ouder, en verliest steeds meer de controle over haar lichaam, en moet dus ook anderen dingen voor haar laten doen. Toch wil ze er absoluut nog niet aan geloven naar een plek te gaan waar er voor haar gezorgd zou worden, omdat ze dan helemaal de controle kwijt zou zijn. Wel wordt er een soort thuiszorg voor haar geregeld.
12
Als de ik-persoon op bezoek gaat bij haar vader lijkt ze hem niet meer te herkennen, hij lijkt een soort collage van zichzelf. Diep vanbinnen vraagt ze zich af hoe hij van gymnasiumleerling naar kantonrechter naar Procureur-Generaal naar hier gegaan is, en hoe dat allemaal dezelfde man kan zijn. Nu is hij iemand die heel de dag vermaakt wordt door anderen.
13
De moeder van de ik-figuur gaat nu naar een pension in de Klimopstraat. Ze wordt hier verzorgd door een vrouw van wie ze vindt dat ze weinig mag. Ze wordt goed verzorgd, maar heeft weinig vrijheid meer. De verzorgende en de moeder van de ik-figuur hebben een soort onderlinge strijd.
De ik-persoon heeft steeds meer last van een ontzettend schuldgevoel omdat ze haar ouders voor haar gevoel elke keer weer in de steek moet laten, omdat zij soort van weer kind zijn geworden.
14
Ik-figuur komt weer op bezoek bij haar vader, en er is een verpleegkundige die zegt dat hij ondeugend is. Ze vindt het raar dat haar vader in zulke termen omschreven wordt tegenwoordig.
15
De moeder van de ik-persoon valt in het pension, maar wordt niet serieus genomen door de verzorging. De ik-persoon besluit hierop dat ze haar meeneemt naar de Rudolf Steiner-kliniek. Hier krijgt ze een aantal onderzoeken, en de neuroloog zegt dat ze duidelijk dementerend is.
16
Als ze weer bij haar moeder op bezoek komt, ligt ze diep te slapen, en na een lange dag bij haar wachten krijgt ze te horen dat ze waarschijnlijk niet meer aanspreekbaar zal gaan worden. De dokter vertelt haar dat er niet veel hoop meer is, en vanaf dat moment lijken alle dagen van de ik-persoon op elkaar. Ze gaat soms naar huis, maar is zo veel mogelijk bij haar moeder. "Zij behoorde nu steeds tot een groep: tot de ouden van dagen, de dementen, zij die in coma liggen, en uiteindelijk zou zij behoren tot de doden".
Op een vroege ochtend op een zondag komt de moeder van de ik-figuur te overlijden.
17
De kinderen van de ik-persoon, Matthijs en Celia, begraven een pop in de tuin als ze buiten aan het spelen zijn. De ik-persoon oppert bloemen te gaan halen en afscheid te nemen van oma.
18
De uitvaart van de moeder is, en eigenlijk was besloten dat vader niet mee zou gaan, maar hij is sinds het overlijden van zijn vrouw zo onrustig dat ze hem toch ook meenemen. Hij lijkt alles ontzettend goed mee te krijgen en is scherp. Hij benoemt aan het einde van de dag dat hij het een gek gevoel vindt om echt alleen te zijn.
Personages
Ik-persoon
De ik-persoon is eigenlijk de enige die je goed leert kennen in dit boek, en dan specifiek in de rol van mantelzorger en sowieso zorgdrager voor haar ouders. Ze maakt zich veel zorgen over het welzijn van haar ouders, en probeert (in dit boek heel erg op de achtergrond) ook haar eigen gezin draaiende te houden.
Arnold Abraham van Dullemen
De vader van de ik-persoon is dementerend, maar heeft zijn leven lang hard gewerkt om op te klimmen tot Procureur-Generaal, en is dus een man van de wet. Hij is hierin ook rechtlijnig, maar naarmate zijn aftakeling vordert komt ook een heel zachte, bange kant naar boven.
Jopie de Wit
De moeder van de ik-persoon komt uit Rotterdam, en is altijd een avonturier geweest. In het huwelijk met de Arnold is ze heel gelukkig geweest, en ze beleefde alles enorm intens als we de passages uit haar jeugd mogen geloven.
Quotes
"Is het misschien zo dat een mens pas helemaal, intens levend voor je wordt op het moment dat hij dood is?" Bladzijde 13
"Er waren jaren van vervreemding in hun wisselvallige huwelijksleven, maar door alles heen een verbondenheid ook en toen ze dood was ging mijn vader haar in de kortst mogelijke tijd achterna als een doffer zijn duif." Bladzijde 25
"Ik sloeg mijn armen om haar heen. Zij leunde even tegen mij aan ( - warmte, nabijheid als van dieren, konijnen of zo, dicht tegen elkaar, je neus, je lippen tegen dat warme aan, het eigene, dat wat uit je schoot is gekomen, bloed van jouw bloed. Je zou het in je willen opnemen, opslurpen, maar het gaat van je weg, je poriën sluiten zich tegen de kou. Alleen blijf je in die kille zak van je vel. Alleen ga je dood, daar helpt geen moedertje lief aan)." Bladzijde 42
""Nee, dit wordt niet meer beter," zei hij. En hij gaf die grauwe huls, die mijn vader was, een injectie" Bladzijde 46
"Maar hij opent zijn ogen weer, zijn hand maakt een wegwerpgebaar boven het dek, boven het rechte stijve pakje dat hij nu geworden is, en hij zegt: "Ik ben kinds geworden, geloof ik."" Bladzijde 66
"Als een zwemmer komt hij nog boven, lachend, met zijn hoofd boven dat zwarte water en zegt: dag, en verdwijnt weer, een meerman spelend in het meer van vergetelheid, en iedere keer dat hij onder het oppervlak zinkt neemt hij het kind dat ik was met zich mee: ik word geamputeerd, straks ben ik nog maar voor de helft aanwezig, ouderloos volwassen." Bladzijde 93
"Maar ze moesten nog hard werken om dood te kunnen gaan. Je gaat niet zo maar dood, je kunt niet in een ziekenhuisbed gaan liggen zonder dat je de kost verdient." Bladzijde 94
Thematiek
Ziekte en doodHet grootste thema uit dit boek is de ziekte en de dood van de ouders van de ik-persoon. Alles in het verhaal heeft hiermee te maken, en alles wordt voortgestuwd door deze ontwikkelingen. Beide ouders worden dement in hun ouderdom, en overlijden uiteindelijk. De zorg voor haar ouders in deze lastige tijd is voor de ik-persoon het grote thema.
Motieven
Zorg
Zowel de zorg in de verblijfplekken van haar ouders als de eigen zorg van de ik-persoon voor haar ouders zijn een motief in dit verhaal. Telkens komt de kwaliteit van deze zorg terug, en vooral bij de ik-persoon de emoties die hier bij komen kijken. Zij loopt bijvoorbeeld heel erg aan tegen het schuldgevoel dat bij haar zorg komt kijken, omdat ze altijd het gevoel heeft niet genoeg tijd in ze te stoppen.
Titelverklaring
'Vroeger is dood' kan voor deze roman op verschillende dingen slaan. Het kan slaan op de beleving van haar ouders die dementerend zijn, en zich steeds minder kunnen herinneren van wat er vroeger echt gebeurd is. Toch lijkt dit niet plausibel, omdat zij beide ook erg levendig dingen uit hun jeugd meemaken, zoals dat haar vader erg met de oorlog bezig is.
De titel kan ook slaan op de beleving van de hoofdpersoon, omdat zij zich goed kan herinneren hoe de dingen vroeger gingen, maar deze niet meer zo zijn. Zij ziet haar ouders afglijden in hun dementie, en weet nog heel goed hoe ze daarvoor waren, dus voor haar is hun 'vroegere variant' er niet meer, ofwel 'vroeger is dood'.
Structuur & perspectief
'Vroeger is dood' is opgedeeld in 18 korte, anekdotische hoofdstukken. Het boek is niet lang, en de hoofdstukken ook niet. Dit, samen met de anekdotische manier van schrijven, geeft je een soort korte inkijk in het leven van de mensen waar je over leeft.
Het boek is volledig vanuit een ik-persoon geschreven, en niet door een alwetende verteller. Dit maakt dat je alle dingen alleen meekrijgt zoals de hoofdpersoon ze meekrijgt. Je leest haar gedachten en gevoelens, zoals je die van de andere mensen uit het boek niet meekrijgt.
Decor
Het decor van dit boek is wisselend, omdat de ouders van de ik-persoon door het verhaal heen op verschillende plekken verblijven. Belangrijke plaatsen zijn het ouderlijk huis van de ik-persoon, waar haar ouders samen nog gewoond hebben, en die ze later aan het uitruimen is als ze beide overleden zijn. Rotterdam wordt uitvoerig beschreven voor en na het bombardement, omdat de moeder Jopie daar is opgegroeid. In de passages over haar jeugd wordt er teruggeblikt, omdat de hoofdpersoon zich afvraagt: "Wat voor een stad was dat, die verdwenen stad van mijn dode moeder?"
Verderop in het boek gaat haar vader van Oud-Rozenburg naar verzorgingshuis de Lozerhof, twee belangrijke plekken, en haar moeder naar een pension op de Klimopstraat, en later naar de Rudolf Steinerkliniek.
Dit boek is qua tijd gesitueerd na de oorlog, want alle personages hebben de oorlog meegemaakt. De ik-persoon blikt op een keer terug naar de oorlogswinter van 1940, waarin zij dertien jaar oud was. Haar ouders waren in de oorlog dus al volwassen met kinderen.
Er wordt gebruik gemaakt van flashbacks en flashforwards, er worden jeugdherinneringen besproken, maar ook vooruitgeblikt, al op de eerste pagina, naar het overlijden van haar ouders.
Stijl
Sommige passages zijn geschreven aan één van haar ouders, alsof ze tegen hen praat. Zo schrijft ze bijvoorbeeld iets over haar vader met "Weet je het nog?" en het hele verhaal de je-vorm volhoudend. Zo praat ze tegen haar vader via dit boek, wetende dat hij dit nooit meer zal lezen.
Een andere opvallendheid is dat er af en toe wat passages of citaten van dichters en schrijvers in het boek staan. Dan is er een bepaald beeld, bijvoorbeeld dat van haar moeder met grijs haar, haar hoofd hangend aan haar hals, die haar doet denken aan een uitgebloeide paardenbloem, en vervolgens aan Nijhoff.
Slotzin
Hij bedankte ons vriendelijk en liet toen zijn doorlopen ogen even ronddwalen, langs ons of door ons heen en hij zei: 'Ik ben nu alleen. Wat een gek gevoel is dat.'Bijzonderheden
Dit boek is gebaseerd op echte gebeurtenissen in Van Dullemen haar leven, en ze schreef het eerst samen met 'Een ezelsdroom' als één roman. Op het laatste moment besloot ze het in twee romans te verdelen.
In 1987 werd het boek verfilmd, die later Gouden Kalf voor beste film won.
Beoordeling
De anekdotische manier van schrijven geeft het boek iets heel realistisch, omdat je zelf dingen ook zo meemaakt, en het dus herkenbaar is. Dit maakt ook dat boek vlot leest, maar je wel heel erg meeleeft met haar en de andere personages.
Vooral de anekdotes over de vader die in een vroeg stadium van zijn dementie zat zijn emotioneel, omdat hierin sterk het onbegrip en de moeilijkheden naar boven komen.
REACTIES
1 seconde geleden