Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2012
- 176 pagina's
- Uitgeverij: Querido
Flaptekst
Eerste zin
'Ik ga,' schreeuwt Luuk naar boven.Samenvatting
Na de oorlog vertrekken honderden kinderen naar Denemarken om aan te sterken van de hongerwinter. Zo ook Luuk. Luuk staat op het punt om te vertrekken. Hij vertelt zijn moeder dat hij niet wil dat ze hem komt uitzwaaien. Op het plein verzamelen allemaal magere kinderen met koffers zich bij de bussen. Alle kinderen hebben hun ouders bij zich. Luuk ziet een meisje dat haar moeder streng toespreekt. Ze beveelt haar moeder om voldoende rust te nemen. Na een tijdje krijgt Luuk een label omgehangen met daarop zijn bestemming: Fåborg. In de bus zit Luuk op de achterbank samen met drie andere jongens. Alle kinderen beginnen te zwaaien naar hun ouders. Luuk zwaait niet, want er staat toch niemand op hem te wachten. Als Luuk toch begint mee te zwaaien en een grap maakt over zijn moeder die zogenaamd haar tieten moet wassen, spreekt het strenge meisje dat hij eerder heeft zien staan hem daar op aan.
Ook Ida gaat naar Fåborg in Denemarken. Maar ze is vooral geïnteresseerd in het feit dat ze door Duitsland zullen rijden. Eindelijk zal ze Duitsland gaan zien. Ida denkt terug aan de tijd voor de oorlog, toen alles nog normaal was. Ze maakt zich zorgen om haar moeder, die nu alles alleen moet doen thuis. Ida weet zeker dat haar moeder niet zonder haar kan. Ondertussen zingen de jongens op de achterbank vieze liedjes, waardoor Ida geïrriteerd raakt.
In Groningen komt de bus tot stilstand. De kinderen zullen die nacht in een verlaten tabaksfabriek slapen. Als Luuk 's avond nog even naar het toilet loopt, komt hij twee meisjes tegen, waarvan er eentje moet huilen. Luuk herkent het oudste meisje meteen (het is het meisje dat haar moeder streng aansprak, Ida), maar het andere meisje herkent hij niet. En dat ziet hij opeens dat het onbekende meisje maar één oog heeft. Ida zegt dat Luuk weg moet gaan, maar Luuk loopt naar het meisje met één oog toe en vraagt hoe het met haar gaat. Hij komt er ook achter dat het meisje aan een hand maar drie vingers heeft. Het meisje is bang dat er die nacht bommen op het dak van de fabriek zullen vallen. Luuk maakt duidelijk dat de oorlog voorbij is en dat het meisje niet bang hoeft te zijn voor bommen. Ida's vader vertelde vroeger altijd verhalen en dan vergat ze alles om haar heen. Ze besluit het meisje (Sjoukje) nu ook een verhaal te vertellen. Uiteindelijk gaat het drietal terug naar de slaapzaal.
De volgende ochtend gaat de reis weer verder. Dit keer reizen ze in viswagens. Nu vertrekken ze echt naar Denemarken. Ida en Luuk zitten in dezelfde wagen. Om de beurt mogen de kinderen bij het hekje staan om naar buiten te kunnen kijken. Ida wil per se Duitsland zien en dringt zich daarom ook naar voren. Als ze in Bremen aankomen is het helemaal dringen geblazen. Alle kinderen willen Bremen zien, maar ze zien een stad die volledig in puin ligt. Toch wonen er nog mensen die allemaal erg mager zijn en hun smeken om een beetje eten. De kinderen beginnen de Duitsers uit te schelden voor moffen en nazi's. Ida gaat tegen het gescheld in en zegt dat alle kinderen hun mond moeten houden. Niet iedere Duitser is volgens haar ook een mof. Dit had ze niet moeten zeggen, want nu denk iedereen dat ze fout was in de oorlog en dat haar vader een verrader is. Ida stormt op een meisje af dat haar beledigd en smijt haar op de grond. Ze beginnen te vechten, maar Luuk en een leider houden hen tegen.
De volgende ochtend passeren de viswagens de Deense grens. Daar worden de kinderen naar een loods geleid waar ze hun kleren uit moeten doen. Ze worden gewassen en gewogen. Daarna mogen ze hun gewassen kleren weer aantrekken. De rest van de dag spelen ze spelletjes en zitten ze bij het kampvuur. Na het ontbijt de ochtend erna, moeten ze opnieuw in de viswagen gaan zitten. Langzaam rijden ze naar Fåborg. Eenmaal daar wordt bekendgemaakt wie er bij welk gezin terechtkomt. Ida en Luuk komen terecht in hetzelfde gezin, maar dat vinden ze allebei niet leuk.
Ida en Luuk ontmoeten hun gastgezin. De man en de vrouw zien er gezond uit en stellen zich voor als Mor en Far. Na een prachtige tocht in een rijtuig dat wordt voortgetrokken door een mooi paard komen ze aan op de boerderij. In de keuken is de tafel gedekt alsof er een feest is en dus begint Luuk meteen te eten. Ida eet niet. Ze zegt dat ze niet kan eten. Luuk zegt tegen Ida dat haar familie juist wil dat ze eet, maar Ida krijgt bijna geen hap door haar keel.
Ida wordt wakker in een mooie kamer die ze toegewezen heeft gekregen. Op de stoel treft ze nieuwe klompen en een jurk aan. Ze denkt dat het huis leeg is, maar dan ontmoet ze Kirsten. Kirsten is de dochter van de boer en de boerin (Far en Mor) en ze is zestien jaar. Ida staat ervan versteld dat Kirsten er al zo volwassen uitziet en zo brutaal is tegen haar ouders. Na het ontbijt gaan Ida en Kirsten naar de koeien. Kirsten melkt de koeien, maar dat ziet Ida niet zitten dus ze besluit de rest van de boerderij te gaan verkennen. Ze gaat naar de paarden en daar ontmoet ze Rasmus, de zoon van de boer en de boerin. Rasmus is twintig jaar. Ida ziet maar twee paarden staan en weet niet waar het derde paard is dat dag ervoor voor de koets liep. Ida probeert te vragen waar het paard is, maar dat lukt niet zo goed, want ze preekt natuurlijk geen Deens. Uiteindelijk weet Rasmus haar uit te leggen dat het koetspaard van de buren is en dat hun koetspaard is meegenomen door de Duitsers. Hij weet niet waar het paard is, maar hij denkt dat het dood is.
Ida maakt Luuk wakker en stelt hem aan de rest van de familie voor. Ida komt erachter dat Far en Mor een tweeling hebben: Rasmus en Søren. Halverwege het ontbijt komt Kirsten binnen. Luuk is meteen van haar onder de indruk. Kirsten en Far krijgen ruzie. Dat gebeurt wel vaker. Ida en Luuk vluchten naar buiten om met elkaar te praten. Luuk vertelt dat zijn moeder in de oorlog vaak weg moest omdat, zoals zijn moeder zei, ze voor zieke onderduikers zorgde. Op een avond ging Luuk zijn moeder ophalen, maar hij vond haar zoenend met een andere man. Luuk raakt een beetje overstuur en gaat ervandoor. In het bos komt hij Kirsten tegen. Luuk helpt haar met houthakken.
Ida baalt ervan dat ze niet mee mag helpen op de boerderij, terwijl Luuk dat wel mag. Luuk vertelt haar dat ze niet mag helpen, omdat ze daar te mager voor is. Plots komen er drie paarden en een man het terrein op. Ida denkt dat ze het gestolen koetspaard komen terugbrengen, maar dat is niet het geval. De mannen laten wel het mooiste paard achter op de boerderij. Het dier is behoorlijk onrustig, maar Ida weet het rustig te krijgen. Uiteindelijk mag Ida de naam voor het paard verzinnen. Ze noemt het paard Pelgrim.
Luuk geniet van het leven op de boerderij en begint steeds meer Deens te leren. Ook vindt hij het wel heel fijn dat hij Kirsten elke dag kan zien. Hij doet extra zijn best tijdens het oogsten van het graan, maar Kirsten heeft geen oog voor hem. Op een dag komt Ida op Pelgrim aanrijden. Ze heeft stiekem geoefend met paardrijden. Far wordt boos op haar, omdat hij het te gevaarlijk vindt. Kirsten vertelt dat Far ook vaker op haar boos wordt, omdat hij haar niet begrijpt. Kirsten is ook wel een beetje brutaal. Zo pakt ze gewoon het geweer van haar vader om een paar duiven te schieten en is ze een keer heel erg laat teruggekomen van een feest. Op een nacht kijken Luuk en Ida naar een kalfje dat geboren wordt. Hierbij doet Kirsten een beetje raar en ze loopt de stal uit.
Op een middag vraagt Ida aan Luuk of zij een keer de koeien terug mag drijven naar de stal. Dit is normaal iets wat Luuk doet, maar Luuk vindt dit goed. Tijdens het eten komen Luuk en Ida erachter dat er tienduizenden Duitsers gevangen worden gehouden in de Deense stad Oksbøl. De Duitsers leven er onder slechte omstandigheden. Ida is hierdoor een beetje van slag. Die middag probeert Ida de koeien terug te drijven, maar ze ontsnappen. Luuk neemt de schuld op zich. Luuk en Ida krijgen ruzie. Luuk zegt dat hij wilde dat Ida' vader dood was. Die nacht loopt Ida weg. Ze rijdt op pelgrim het terrein af en gaat op zoek naar haar vader. Ze denkt dat haar vader in Oksbøl is.
De volgende morgen gaan de mannen, behalve Luuk, op zoek naar Ida. Kirsten en Luuk blijven achter. Luuk komt erachter dat Ida's vader daadwerkelijk dood is. Hij is dwangarbeider voor de Duitsers geweest. Kirsten dacht dat Luuk dat wel wist. Luuk begrijpt ineens waarom Ida soms zo raar deed. Luuk bedenkt dat Ida vast naar Oksbøl is gegaan om haar vader te zoeken. De twee besluiten Ida achterna te gaan, ondanks dat dit niet mocht van Mor.
Ida's tocht is zwaar. Het regent en ze heeft het erg koud. Ze denkt terug aan de brieven die haar vader aan haar schreef. Luuk en Kirsten zijn intussen onderweg. Kirsten vertelt over haar eerste zoen. Luuk vertelt dat zijn moeder is vreemdgegaan. Dan zien ze Ida op het strand staan. Ze is helemaal doorweekt en koud. Ida en Luuk gaan achter in de hooiwagen zitten. Kirsten rijdt hen naar huis. Als ze thuis zijn, vertelt Kirsten aan haar familie dat ze zwanger is.
Op de boerderij moet Ida in bed blijven, want ze heeft koorts. Even denken ze dat Ida niet meer beter wordt, maar gelukkig gaat het steeds iets beter. Ida vertelt het verhaal over haar vader aan Luuk. Ida gaat inzien dat haar vader dood is en niet meer terugkomt. Far is erg lief voor Ida. Hij komt haar vaak even met haar praten op haar kamer. Far is wel erg boos op Kirsten.
Langzaam wordt Ida beter en komt ze haar bed weer uit. Ze is aan het breien geslagen en breit kleding voor de toekomstige baby van Kirsten. De dagen gaan erg snel voorbij en ineens is het tijd om afscheid te nemen. Ida en Luuk bedanken de familie en vertrekken naar huis. Ze beloven de familie te schrijven en nog een keer terug te komen. Dan kunnen ze meteen Kirstens baby zien. Het was voor hen allebei een zomer die ze nooit meer vergeten.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden