Feitelijke gegevens
- 1638
- 71 pagina's
- Uitgeverij: Stichting Bulkboek Literaire Klassieken
Flaptekst
Nederlands beroemdste toneelstuk, dat eindelijk weer wordt opgevoerd op Nieuwjaarsdag.
Uitvoerig ingeleid en toegelicht, en aangevuld met fragmenten uit verschillende legendarische toneelopvoeringen, waaronder de huidige door 'Het Toneel Speelt'.
Eerste zin
Het hemelse gerecht heeft zich ten lange lesten erbarremt over mij, en mijn benauwde vesten, en arme burgerij; en op mijn volx gebed, en dagelix geschreij, de bange stad ontzet.Samenvatting
'Gijsbreght van Aemstel' gaat over de ondergang van Amsterdam in 1300.
Gijsbreght van Amstel is met zijn mannen net buiten de Haarlemmerpoort, om te zien of de vijand inderdaad vertrekt. Het blijkt waar te zijn: Amsterdam, al een jaar belegerd door Willem van Egmond, is bevrijd van insluiting, de vijand is vertrokken. In een lange proloog weidt Gijsbreght uit over de vele rampen die hem de laatste tijd hebben getroffen. Hij staat vooral stil bij de moord op Floris V, die hij niet had willen doden. Hij had de graaf willen laten berechten en hij betreurt het dat de omstandigheden het hem hebben belet. Om die reden laat men hem niet met rust. De Kennemers en de Waterlanders hebben het op zijn ondergang gemunt. Deze lange rede wordt afgebroken als Willebrord, de vader van het Karthuizer klooster, eraan komt. Het klooster is even buiten de poorten van Amsterdam gelegen en diende tijdens het beleg de aanvoerder van de belegeraars als hoofdkwartier. Willebrord vertelt dat de belegeraars geschrokken waren van een gerucht dat de stedelingen een uitval zouden doen tijdens een twist onder de aanvoerders.
Dan komt Arent van Amstel dit ook bevestigen: hij heeft de vijand nagejaagd tot bij Sloterdijk en die is gevlucht. Hij heeft een gevangene bij zich: Vosmeer, een spion, die er akelig uitziet omdat hij was weggezakt in het slik. Deze Vosmeer vertelt zijn geschiedenis: hij behoorde tot de krijgsknechten van de vijand en wilde de stad met een list veroveren, namelijk door de stadsgracht af te dammen met rijshout, waarmee een schip, 't Zeepaert, was geladen. Hij had dat gepland voor kerstnacht, als de burgerij in de kapel en de kerk zou zijn. De hoofden vonden het plan echter te roekeloos en begonnen te ruziën. Hij werd zelf voor tovenaar uitgescholden, men nam hem gevangen en wilde hem doden maar een vriend maakte hem los en hij kon vluchten. Toen de burgers uit de stad de vluchtende vijand achterna zaten, heeft hij om hulp geroepen. Hij geeft zich nu over aan Gijsbreght en die schenkt hem zijn leven en draagt hem op het Zeepaert binnen te halen.
Een rei van Amsterdamse maagden sluit het eerste bedrijf af met een zegelied ter ere van de overwinnaars.
Tweede bedrijf - Karthuizer klooster. De vlucht van de vijand was een krijgslist. Diederick van Haarlem keert tegen de avond terug en eist van de prior van het klooster een nachtverblijf voor zijn mannen en hemzelf. Willebrord wil weigeren maar moet wel toestemmen. Als Vosmeer, de spion, het afgesproken teken geeft, zal men opbreken en de stad overmeesteren. Vosmeer komt terug en vertelt dat hij het hoesten van de krijgslieden die in het ruim van het Zeepaert verborgen zitten, heeft verborgen door te zingen, zodat het klonk of hij pompte. De burgers wilden lossen en Vosmeer stond dit toe en hielp mee tot de zoldering bedekt bleef. Straks als de kerken vol mensen zitten, zal de troep die in het Zeepaert zit, te voorschijn komen, de Haarlemmerpoort veroveren en dan het schip in brand steken, wat voor Egmonds troepen het sein is om naar Amsterdam op te rukken.
Een rei van edelen sluit het tweede bedrijf af, iedereen in de stad maakt zich op voor het kerstfeest en niemand denkt aan gevaar.
Derde bedrijf - Gijsbreghts slot. Gijsbreghts vrouw Badeloch had zich voor het kerstfeest gekleed, maar deed nog even een dutje in een stoel. Zij had een nare droom over haar nicht Machteld (de vrouw van Gerard van Velzen, eens verkracht door Floris V en al overleden), die in haar droom verscheen en haar aanraadde te vluchten omdat er groot gevaar dreigde. Badeloch is van streek maar Gijsbreght doet het af als inbeelding. Plotseling horen ze echter: 'Wapen, wapen: De vijandt is in de stad. Het is met Amsterdam en met zijn hooge wallen gedaan.' (p. 42) Iedereen is in rep en roer. Gijsbreght beklimt de Schreierstoren om de boel te verkennen en iedereen bereidt zich voor op een wanhopige verdediging.
Een rei van Klaerissen (nonnen in het klooster in de stad, waarvan Klaeris van Velzen, dochter van Machteld, abdis is) zingen de kerstzang: 'O, Kerstnacht, schoner dan de dagen.' (p. 43)
Vierde bedrijf - kapel Klaerissenklooster. Bisschop Gozewijn, Gijsbreghts oom, spoort de nonnen aan om te vluchten. Ze zijn nog jong en hebben een heel leven voor zich. Ze weigeren echter hem te verlaten en willen met hem sterven. Hij kleedt zich dan in vol ornaat en wacht met de nonnen de vijand af. Gijsbreght komt binnen om iedereen in veiligheid te brengen maar de nonnen weigeren zijn hulp en zijn eensgezind om te sterven. Hij gaat dan weg om de vijand tegen te houden. Het toneel verplaatst zich naar Gijsbreghts slot waar Badeloch angstig wacht op de terugkomst van haar man. Arent komt binnen en vertelt wat hij gezien en meegemaakt heeft. Hij vertelt uitvoerig over de strijd en Badeloch is bang dat Gijsbreght dood is.
Aan het slot zingt een rei van burgers een lied op de huwelijkstrouw: 'Waer werd oprechter trouw dan tusschen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?' (p. 51)
Vijfde bedrijf - kasteel Gijsbreght. De stad is verloren. Gijsbreght vertelt Badeloch wat hij heeft gedaan maar hoe het met Gozewijn en Klaeris is afgelopen weet hij niet. Een bode komt dat vertellen: ze zijn vermoord. Dan komt Arent zwaargewond binnen en hij sterft. Intussen wordt het kasteel belegerd. De heer Van Vooren komt het kasteel opeisen, maar Gijsbreght wijst hem af: hij wil zijn slot verdedigen en sterven. Zijn vrouw en kinderen wil hij wegsturen via de opening aan de IJ-kant. Badeloch wil echter niet scheiden van haar man en ze weigert te vertrekken: ''k Zal u om lief noch leed bezwijcken noch begeven. 'k Beloofde u hou en trouw te blijven tot de doot.' (p. 66) Net als Gijsbreght zich op de vijand wil storten, geeft Badeloch toe en gebeurt er iets bijzonders. Als broeder Peter bidt om Gijsbreghts behoud, daalt de engel Rafael uit de hemel neer. Hij draagt Gijsbreght op om met zijn gezin het kasteel te verlaten en een nieuw vaderland te zoeken in Pruisen. De stad gaat nu ten onder maar zal eens groter uit haar as verrijzen. (gebaseerd op Studeo 1976)
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden