Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Verdronkene door Margriet de Moor

Zeker Weten Goed
Foto van Cees
Boekcover De Verdronkene
Shadow
Zeker Weten Goed

Boekcover De Verdronkene
Shadow
De Verdronkene door Margriet de Moor
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Feitelijke gegevens

  • 2005
  • 331 pagina's
  • Uitgeverij: De Bezige Bij

Flaptekst

Op maandag trekt een kleine storing boven de Straat van Labrador richting West-Europa. Diezelfde dag vraagt Armanda aan haar zus Lidy om komend weekeinde een kleine verplichting van haar over te nemen: het bezoek aan een petekind in Zeeland. De vraag van Armanda is een beetje boosaardig, zoals dat onder zussen gaat, maar staat niet in verhouding tot wat de over de Atlantische Oceaan naar het oosten trekkende storing er vervolgens van maakt.

Zaterdag 31 januari 1953. In het rustige besef dat Armanda op haar kind zal passen en de avond zal doorbrengen met haar man, reist Lidy naar Zierikzee. Zij belandt in de stormvloed die Zuidwest-Nederland van de kaart zal vegen. In een samenloop van ongehoord kwade meteorologische en astronomische omstandigheden bevindt Lidy zich, temidden van mensen met wie zij, de toevallig aangewaaide, voor de rest van dat leven meer verbonden is dan met haar lievelingen van vroeger, thuis.

Armanda intussen, voor altijd vervlochten met Lidy, zet haar dagen in het normale tempo voort. Aangezet door eht lot dat zijzelf heeft gemanipuleerd trouwt ze met Lidy's man, brengt het kind groot en beleeft het wel en wee van alledag dat, naar zij aanneemt, eigenlijk voor haar heroische zus in het verschiet had gelegen.

De verdronkene is, zoals vaker in het werk van Margriet de Moor, een boek dat met de onrustbarende gedachte speelt dat je in plaats van in dit ene levensverhaal evengoed in een ander terecht had kunnen komen.

Eerste zin

Een van de twee, Lidy, stond door het raam naar buiten te kijken.

Samenvatting

Er zijn twee verhaallijnen te vertellen: de lijn van de Watersnoodramp, waarin Lidy Brouwer terechtkomt en de lijn na de Watersnoodramp waarin haar zus Armanda terechtkomt. In deze samenvatting heb ik ervoor gekozen om niet per deel de gebeurtenissen te vertellen. In de roman staan deze verhaallijnen afwisselend door elkaar (zie hiervoor ook de verklaring onder het motto). De gebeurtenissen worden daarom per verhaallijn hieronder weergegeven.

Verhaallijn EEN: De Watersnoodramp
Armanda Brouwer is 21 jaar: ze is peettante van een nichtje in Zierikzee dat ze éénmaal per jaar op haar verjaardag bezoekt. Dat is a.s. zaterdag 31 januari 1953. Maar ze heeft veel meer zin om naar een feestje van haar vriendin Betsy Blaauw te gaan en op maandag 26 januari 1953 vraagt ze aan haar zus Lidy (23 jaar) of die niet in haar plaats naar Zeeland wil gaan. Ze lijken bovendien ook nog heel erg op elkaar. Lidy wil dat wel, omdat ze dan ook nog in de auto van haar vader mag rijden. Lidy is getrouwd met Sjoerd Blaauw, de halfbroer van Betsy, de vriendin van Armanda. Armanda was ook verliefd geweest op Sjoerd, maar die had in een onbewaakt moment Lidy versierd en haar zwanger gemaakt. Sjoerd en Lidy hebben een kind, dat Nadja heet. 
Lidy gaat op weg naar Zierikzee en neemt de route met allerlei veerponten via Zuid-Holland om in Zierikzee te komen. Een soort zwerftocht dus. Op een van de ponten ontmoet ze een ingenieur van Rijkswaterstaat die haar vertelt dat het wel eens zou kunnen gaan spoken in die nacht. Maar Lidy wordt er niet echt angstig door. Ze gaat naar de familie en viert het feest mee. Toch komen er berichten binnen dat het wel erg hard zal gaan stormen. Desondanks gaat Lidy (nadat er een foto genomen is van haar met haar petekind) rustig slapen, maar midden in de nacht wordt ze door de dijkgraaf Simon Cau uit haar bed gehaald. Hij vraagt of hij haar auto mag gebruiken om mensen te waarschuwen en de dijken te inspecteren. Lidy wil liever zelf mee gaan en op die manier krijgt de lezer een indruk van het snel wassende water. Ze ziet hoe de mensen hiermee omgaan: een aantal van hen gaat met een gerust hart slapen: ze zijn wel wat gewend. Maar allengs wordt duidelijk dat het water hoger en hoger komt en dat de terugweg van veel mensen wordt afgesneden. Er komt een moment dat de dijken breken en dat Schouwen-Duiveland (het eiland waarop Zierikzee ligt) onder water loopt. Lidy Brouwer bevindt zich op dat moment in gezelschap van de dijkgraaf Simon Cau, wat familieleden die overgebleven zijn van het feest en daarbij komen mensen die onderweg gestrand zijn en met moeite het huis kunnen bereiken waarin Lidy voorlopig zit. Er is nog plaats op de zolderverdieping, want het water heeft zijn verwoestende werk al voor een belangrijk deel gedaan. Zo komen er een gebochelde jongen bij, een hoogzwangere vrouw, die haar eerste weeën heeft en een Zeeuwse boer die de avond ervoor weer eens zijn handen heeft misbruikt toen hij dronken thuiskwam en zijn vrouw zoals zo vaak daarvoor in elkaar heeft geslagen. Lidy beschrijft de personages heel goed en geen ogenblik denkt ze eigenlijk aan haar man en Nadja die in Amsterdam zijn achtergebleven. Eigenlijk voelt ze zich wonderbaarlijk thuis in deze nieuwe omgeving. Het deel waarin deze episode wordt beschreven, heet dan ook “Familieroman”. Ze beleeft als het ware de belangrijkste zaken uit haar leven (de laatste 36 uur vanaf haar vertrek naar Zierikzee) in een nieuwe familie. Wel merkt ze als ze uit het raam kijkt dat het water steeds hoger wordt, dat er delen van huizen komen voorbijdrijven. Ze ziet ook dieren verdrinken. Het is een bizarre gebeurtenis dat er nieuw leven wordt geboren in het uur van de dood. De hoogzwangere vrouw (Cathrien Padmos) bevalt kranig van een jongetje en Lidy helpt zo goed als ze kan bij de bevalling. 
In de namiddag van zondag 1 februari 1953 raakt het huis los van zijn fundamenten en worden ze weggespoeld: ze komt op een stuk voorbijdrijvend rietland terecht en iedere keer weer wordt daarvan een stuk losgescheurd en verdwijnt er weer een Zeeuws “familielid” uit haar leven. Op het laatst blijft ze over met een de Zeeuwse boer Hocke, ze liggen in elkaars armen om elkaar warmte te geven. Maar ook hij wordt van haar losgerukt en verdwijnt in de golven. Dan is ze nog helemaal alleen over in die grote Oosterschelde. In de verte hoort ze gezang. Het idee aan de klassieke Sirenen dringt zich op, maar het blijkt een zeer gelovige familie te zijn die boven op het dak van hun boerderij psalmen zingend op de dood wacht. Dan geeft Lidy Brouwer eigenlijk ook de moed op. We schrijven maandagochtend 2 februari 1953. In het laatste deel (hoofdstuk V) wordt nog verteld wat haar laatste gedachten zijn.

Verhaallijn TWEE: Armanda na de ramp
De 21-jarige Armanda (net zo knap als haar zus) gaat met haar zwager Sjoerd naar het feest van haar beste vriendin Betsy Blaauw (10 jaar ouder dan zij). Op het feest danst ze met Sjoerd cheek-to-cheek en ze merkt dat ze zich lichamelijk tot elkaar aangetrokken voelen. Ze gaan samen van het feest weg, maar ze kan zich beheersen en ze gaat naar haar eigen bed bij haar ouders. De volgende dag komt Sjoerd wel ontbijten en hij heeft geen contact kunnen krijgen met Lidy, omdat de telefoonlijnen niet werken. Er is sprake van een informatiekloof (er is nog geen televisie). Enkele dagen later gaat Sjoerd zelf naar Schouwen-Duiveland, maar hij vindt geen spoor van Lidy. Wel ziet hij veel lijken van mensen die begraven worden, soms zonder dat men weet wie het betreft. In de maanden erna zoekt Sjoerd wel troost bij Armanda, maar er is geen sprake van lichamelijk intimiteit. Er wordt van hogerhand een noodwet afgekondigd, waarbij het mogelijk wordt dat een vermiste na ongeveer anderhalf jaar dood wordt verklaard. Dat was enkele jaren ervoor ook met de vermiste oorlogslachtoffers gebeurd. Betsy, Sjoerd en Armanda organiseren in juni 1954 een rouwdienst, maar er is geen kist en geen lichaam aanwezig. Armanda voelt wel veel voor Sjoerd; ze wordt min of meer moreel gedwongen de positie van haar zus in te nemen. 

Het komt in mei 1955 dan ook tot een huwelijk tussen Sjoerd en Armanda. Voor het eerst hebben ze seksueel contact, want Armanda is als maagd het huwelijk in gegaan. Hoewel ze toen ze vrijgezel was hevig lichamelijk naar Sjoerd verlangde (vgl. het feest bij Betsy), is het nu allemaal heel anders. Ze heeft een vreemd gevoel, omdat ze zich in alles de plaatsvervangster van haar zus voelt. Alles in het huis doet denken aan Lidy. Ze heeft zich bij de bruiloft ook verschrikkelijk geërgerd aan een oom die hoewel goedbedoeld een minuut stilte had gevraagd om Lidy te herdenken. Betsy heeft op die bruiloft een jonge oom van Armanda ontmoet en enige tijd later trouwen die ook met elkaar. Armanda voedt Nadja op als haar eigen kind, maar het meisje is niet erg gemakkelijk voor haar. Sjoerd maakt maatschappelijk carrière en ze krijgen twee kinderen: een meisje Violet en een jongen Allen. Dan ook is Armanda het zat om in het huis van Lidy te blijven wonen: alles in het huis tot en met het meubilair toe, ademt de sfeer van Lidy uit. Ook dit wordt in het deel “Familieroman” beschreven. Armanda voelt ze zich als een vreemde in de vertrouwde omgeving: ze is daarmee precies de tegenpool van haar zusje Lidy (zie hierboven) die zich zo vertrouwd voelt in de nieuwe omgeving.

In 1962 ziet Nadja (dan 11 jaar oud) een foto van Armanda met een ander meisje. Maar Armanda vertelt haar dat dit een afbeelding is van haar eigen moeder op de dag van haar dood. Ze heeft de foto van familie uit Zeeland gekregen. In het hoofdstukje “Mijn vrouw begrijpt me niet” vertelt Sjoerd dat hij op een dag naar Schouwen-Duiveland is gereden om de sluiting met caissons van de zeearmen daar bij te wonen. Armanda is eigenlijk heel boos dat hij daarnaar toe is gegaan; in wezen is ze daarmee jaloers op haar overleden zus. Op die avond maakt Sjoerd zijn eerste afspraak om vreemd te gaan: een toevallige ontmoeting met een mooie vrouw op een Amsterdams terras, waarbij de traditionele zin, dat hij niet wordt begrepen door zijn vrouw in de roman naar voren komt. Op blz. 234 trekt Armanda de vergelijking met de Middeleeuwse verhaalfiguur Beatrijs. Zo voelt ze zich: ze doet dienst in de plaats van, terwijl Beatrijs de hoer speelt.

We springen in deze tweede verhaallijn met grote sprongen door de tijd heen. Het wordt duidelijk dat het huwelijk tussen Sjoerd Blaauw en Armanda geen stand houdt. In 1968 scheiden ze.

We schrijven augustus 1972. Armanda ontvangt een brief van Nadja. Het is een treurige brief waarin staat dat ze door haar Surinaamse vriend in de steek gelaten is. Armanda had haar gewaarschuwd en nu heeft ze toch gelijk gekregen. Haar vriend gaat terug naar Suriname, waar hij getrouwd is. Nadja is helemaal van slag. Toch is het een lieve brief voor Armanda. 
Ze maakt in de brief ook gewag van de situatie in de Bijlmer, waarin steeds meer allochtonen dreigen te verschijnen. In dit hoofdstuk vertelt Armanda dat ze eigenlijk meer houdt van Nadja dan van haar eigen kinderen. 

Als ze negenenveertig jaar is (28 jaar na het begin van de roman) sterft haar vader. Het is 1981. Aan diverse onbekende mensen (in de rij voor het Rijksmuseum om de Nachtwacht te zien en in het museum zelf) vertelt ze dat haar vader eigenlijk twee keer gestorven is. De eerste keer was hij van het randje van de dood teruggehaald. Daarna was hij sterk van karakter veranderd en een jaar later was hij toch definitief doodgegaan door een plotselinge hartstilstand. Het laatste deel van het verhaal vertelt ze aan Betsy Blaauw, die ze weer eens ontmoet. Sjoerd was in 1978 hertrouwd en Armanda hield er een lat-relatie op na met een leraar van haar school. 

In het laatste hoofdstuk van deel IV “De verdrongene” krijgt Armanda van de politie bericht dat er overblijfselen zijn gevonden van wat waarschijnlijk Lidy moet zijn geweest. Haar beenderen zijn nog enigszins geconserveerd, omdat ze in het slik terecht gekomen is. Voor de bouw van de Stormvloedkering moet er gegraven worden. Gezien het feit dat de Stormvloedkering in 1986 voltooid was, ligt deze episode dus tussen 1981 en 1986. Armanda kan in deze tijd dus maximaal 54 jaar oud zijn. Ze wordt verzocht een foto van Lidy te leveren: er kan echter niet met stelligheid vastgesteld worden dat het de overblijfselen van Lidy zijn, maar het is wel aannemelijk. Aan de patholoog-anatoom vraagt ze nog hoe het is om te verdrinken. Die geeft aan dat het een zachte dood is, omdat je in koud water snel het bewustzijn verliest. Armanda en Nadja reizen met de trein naar Zierikzee en wonen daar een plechtigheid bij om de overblijfselen te begraven. Armanda wil een foto van Lidy in de kist schuiven en als die even open gaat, ziet ze dat er op een doek slechts wat beenderen en botten zijn gelegd. Net als Lidy op haar reis met de veerpont (de ingenieur van Rijkswaterstaat), ontmoet Armanda nu in de trein iemand die veel informatie geeft over de Deltawerken (een waterloopkundige van de Deltadienst). De spiegel wordt steeds duidelijker. Nadja en Armanda gooien een schep zand op de kist. Armanda vraagt zich af of je op deze plek de zee zou kunnen horen.

Slot: Responsorium
Armanda is opgenomen in het verpleegtehuis Tabitha. Ze is er slecht aan toe. Ze houdt een gesprek met de geestverschijning van Lidy. De laatste vindt dat Armanda er maar slecht uitziet. Armanda vraagt hoe het is om onder het wateroppervlak te drijven. Zoals het twee zussen betaamt, halen ze ook jeugdherinneringen op. Ze waren soms wat jaloers op elkaar. Armanda vertelt dat ze het daarna moeilijk had om de stand-in voor Lidy te zijn: ze had zelfs haar eetgewoonten aangepast om op Lidy te lijken. Lidy vraagt hoe Armanda Sjoerd in bed vond. Armanda vertelt dat Sjoerd intussen met zijn derde vrouw Blaauw weer in Amsterdam woont. Dan vraagt Lidy naar Nadja. Dat was een heel naar voorval geweest. Nadja was plotseling overleden aan een hartstilstand. Armanda vermoedt dat de hartstilstand veroorzaakt werd door emotionele beschadiging: Nadja was al weduwe, ze had een nieuwe relatie met een man die getrouwd was. Dat leverde dus ook spanning op. Intussen is moeder Brouwer op 93-jarige leeftijd ook overleden. Ze stierf in hetzelfde verpleeghuis als waarin Armanda nu ligt. Lidy vraagt aan Armanda hoe oud ze nu is. Armanda weet het niet, maar het is in ieder geval niet stokoud. Dan wordt ook nog uitgesproken waarom Armanda Lidy gevraagd had haar plaats op 31 januari 1953 in te nemen. Er was toch wel iets van jaloezie te bemerken: Armanda had Sjoerd immers ook gewild. In een opwelling had ze haar zus gevraagd, zodat zijzelf naar het feest van Betsy kon gaan. Intussen wordt duidelijk dat ze min of meer aan het dementeren is en niet lang meer te leven heeft. Ze vraagt zelfs aan Lidy of ze haar komt halen. Ze vraagt ook hoe het op de laatste momenten in de Oosterschelde is geweest. Lidy geeft aan dat ze heel rustig is gebleven. Op het moment van de dood zelf was haar laatste gedachte dat ze het jammer vond dat ze het recept van pannenkoekjes met gembersnippers niet had kunnen uitproberen.
Lidy geeft aan dat sterven niet erg is en dat het waar is dat je wordt opgehaald door mensen met wie je je wilt omringen. Dan is het moment daar. Armanda sterft…

Dit verslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Quotes

"Ze was met de sleutel binnengekomen. Nu liep ze door de marmeren gang naar de trap, waar ze haar voetstappen dempte zoals je onbewust doet in een huis dat door zijn bewoners verlaten schijnt." Bladzijde 16
"De Rode-Kruishelpster tilde het laken op van een van de tafeltjes die aan het hoofdeinde van elke doodsbaar stonden. Daar lagen de hem beschreven kleding en spullen. En omdat hij verder niets zei, alleen maar bedachtzaam knikte, sloeg de helpster het laken verder terug zodat hij het gezicht kon zien." Bladzijde 100
"Lichte duizeling. Zijn blik weer wat lager. Dwars op de kade, met de neus naar de zinkstukken, lag een menierood schip, een heel gewoon huiselijk schip met kajuit, dat Klazina heette." Bladzijde 212

Motto

Er zijn twee motto’s aan het begin van de roman.
1. Het is alsof de tijd niet meer recht voor ons uitloopt, in een vervagende lijn, maar als een bochtige draad parallel tussen ons in. (William Faulkner, Uit: “Terwijl ik op sterven lag”)
2. Es bellen die Hunde, es rasseln die Ketten, Die “Menschen schlafen in ihren Betten (Wilhelm Müller/Frans Schubert, Uit: “Winterreise”)

Beide motto’s zijn goed te verklaren. 
1. De structuur van de roman waarin de levens van de beide zussen (de één dood, de ander in haar plaats voortlevend), zijn inderdaad als een bochtige draad aan elkaar verbonden en worden in de roman door elkaar verteld. Ook de roman waarin dit citaat staat, heeft een toepasselijke titel. Het gaat over de dag dat Lidy Brouwer sterven gaat.
2. Het motto vertaald: “De honden blaffen en de kettingen rammelen, maar de mensen blijven slapen in hun bedden.” In de roman vertelt Lidy dat de mensen in Zeeland eigenlijk gewoon naar bed gingen, terwijl er een bijzonder hoge springvloed en een zware storm op komst waren. Ze waren echter niet zo bevreesd, omdat ze gewend waren dat het water enkele keren per jaar hoger kwam. Margriet de Moor heeft in Zeeland met autochtonen gesproken en die vertelden haar dat sommige mensen gewoon naar bed gingen, terwijl de storm zo enorm hevig was. Een verschijnsel dat zich ook voordeed bij de tsunami op Tweede Kerstdag 2004. De mensen vermoedden toen ook niet wat voor gevolgen de vloedgolf kon hebben. Ook hier is de titel van het werk waaruit het citaat afkomstig is, goed gekozen. Lidy Brouwer maakt inderdaad een winterreis naar zee.

Voordat het laatste deel V begint, staat op bladzijde 299 nog een strofe poëzie van J.J.Slauerhoff:
“Zoals de stormwind de wolken

Waar de zee geen kusten meer heeft

En de hemel geen sterren over

Drijft nu de stroom van mijn gedachten

Door ’t ledige ruim van mijn geest.

Ze ontmoeten geen tegenstand meer,

Drommen samen - ijlen uiteen.

De strofe verbindt deel IV en V met elkaar: de eerste regels van de strofe ronden het deel met de vertelling van de gebeurtenissen af, de laatste regels wijzen vooruit naar wat er in het Responsorium zal komen (de ontmoeting van de beide zusters). De stervende Armanda voert een gesprek met de geestverschijning van Lidy. Op deze wijze vervult het gedicht de functie van een rei (de ideale toeschouwer bij een klassieke tragedie). Daarmee zou deel V als een soort catharsis kunnen worden gezien van deze tragedie over de Watersnoodramp. Niet voor niets is de roman opgebouwd in vijf delen (vgl. de opbouw van de klassieke tragedie, waarin de hoofdfiguur het moet afleggen tegen hogere machten, zoals de Goden en/of het Noodlot). Lidy Brouwer kan niet tegen het Noodlot strijden en in feite is ook Armanda slachtoffer van het Noodlot, gezien ze zich moreel gedwongen voelt de plaats van haar zuster in te nemen.

Opdracht

Voor mijn zusters Bernardien, Maria, Fridoline, Simone, Josefien en Leida, ter gedachtenis en nagedachtenis. 

Dit hoeft verder geen uitleg. Opmerkelijk is wel dat ze de roman aan haar overleden zussen opdraagt, omdat dit ook een thema van de roman is.

Titelverklaring

“De verdronkene” is niet moeilijk te verklaren. Lidy Brouwer, in plaats van haar zus op weg naar Zierikzee, overleeft de watersnoodramp niet. Ze is het eerste personage dat in aanmerking komt voor de verklaring van de titel. Maar op blz. 282 van de roman staat het hoofdstuk getiteld “De verdrongene”. Deze bizarre woordspeling geeft aan wat de relatie is tussen beide zussen. Armanda heeft zichzelf al die jaren moeten verdringen, omdat ze teveel op haar zus moest lijken.

Structuur & perspectief

Structuur 
De roman is onderverdeeld in een aantal delen die op hun beurt weer zijn onderverdeeld in een aantal genummerde en getitelde hoofdstukken.
De opbouw is als volgt:
I Het weekenduitstapje (blz. 13-88, 8 hoofdstukken)
II Dit noem je slapen (blz. 91-151, 6 hoofdstukken)
III Er is altijd weer (blz. 155- 208, 8 hoofdstukken)
IV Familieroman (blz. 211 – 298, 8 hoofdstukken)
V Responsorium (blz. 303-231)

Een responsorium is het antwoord van het koor bij de beurtzang met de geestelijke.
Er lopen twee verhaaldraden door elkaar heen. In de eerste verhaaldraad gaat Lidy naar Zierikzee in plaats van haar zuster Armanda. Daar op Schouwen-Duiveland wordt ze overvallen door de Watersnoodramp van 1953. Door het gehele boek zien we hoe ze de laatste dagen vertelt.
Daartussen door zien we de verhaaldraad van Armanda die met de achtergebleven man van Lidy, Sjoerd, trouwt en eigenlijk de plaats inneemt van haar zusje, op wie ze heel veel lijkt. In deze verhaallijn gaan we met grote sprongen door de tijd heen. Soms wordt er een periode van tien jaar kort samengevat. In de drie dagen dat Lidy in Zeeland is, verloopt de tijd juist heel traag en zijn de beschrijvingen van de gebeurtenissen veel trager en intensiever. Je zou denken dat het verhaal op deze wijze geconstrueerd zijn spanning verliest, maar het tegendeel is waar: het gaat namelijk niet om de vraag of Lidy de ramp heeft overleefd, maar meer om het feit hoe ze haar laatste dagen heeft doorgebracht en hoe het met haar plaatsvervangster Armanda afloopt. 
De Moor speelt een spel met de tijd. In de roman sterven de vrouwen precies op hetzelfde moment, terwijl er een ruime vijftig jaar in de werkelijkheid tussen zit. Ze wil de levens van de beide vrouwen naast elkaar laten bestaan. Ze gaan precies gelijk op. 
In het laatste deel ontmoeten ze elkaar nog in een soort visioen. Armanda sterft en kan ervaringen met de geestverschijning van haar zus uitwisselen. Wel een heel aparte oplossing van de roman.

De twee verhaaldraden die door elkaar gevlochten zijn, heeft De Moor “afgekeken” van de muziek. Ze heeft een conservatoriumopleiding (piano en zang) gevolgd in Den Haag. In BOEK jaargang 2005, mei/juni nummer, zegt ze in een interview op bladzijde 12 over de roman: “Mijn hele manier van schrijven dank ik aan de muziek. Vooral in technische zin. Ik denk heel abstract. In de muziek zijn twee tempi heel gewoon. De twee verhaallijnen die ik beschrijf, zijn ook twee tempi. Zo komen verschillende kunstvormen samen. Een structuur verzin je van tevoren. Net als een beeldend kunstenaar, die met zijn hand omtrekkende bewegingen maakt boven het papier, op zoek naar de vorm. Dat heb ik met dit boek ook gedaan. Meestal schrijf ik de structuur op de achterkant van een envelop of op ene dubbelgevouwen A4tje. Het zijn ook maar een paar punten. Er is de overdonderende stroom water en er zijn die twee levens die zich simultaan ontspinnen in verschillende tempi. Het is weinig, maar het is wel het hele boek.”

Perspectief
Er is sprake van een alwetende verteller die af en toe vooruit grijpt in de tijd en dus voorspelt wat er in de roman gaat gebeuren. Hij is van elk personage op de hoogte en geeft kennis over personages die de hoofdpersonages Lidy en Armanda niet hebben. 


Enkele voorbeelden daarvan zijn: 
Blz. 13 “Ze merkte niet dat er schuin aan de overkant in een dakgoot een mannengestalte rondkroop ….”
Blz. 13/14 : “Het was de laatste dag van januari. Als iemand haar gezegd had dat ze, met Nadja stevig in haar handen, alles nog maar eens goed moest bekijken, omdat haar afscheid een afscheid voorgoed was, had ze in haar binnenste wel geweten dat zoiets mogelijk was, maar had ze het niet geloofd. Ze was per slot van rekening nog maar drieëntwintig jaar.”
Blz. 18 : Wanneer Armanda haar zus Lidy op maandag 26 januari 1953 uitnodigt in haar plaats naar Zeeland te vertrekken: “Toch was er juist op dit tijdstip, duizenden kilometers verderop, een depressie in beweging gekomen, een klein lagedrukgebied. Begonnen bij de Straat van Labrador was ze vrij snel naar het oosten getrokken en had een paar andere depressies met zich meegesleept.” 
Deze voorbeelden kunnen gemakkelijk worden uitgebreid, omdat de gehele roman hiermee doordrenkt is.

Decor

De tijd van het heden is natuurlijk niet al te moeilijk vast te stellen: op zaterdag 31 januari 1953 reist Lidy af naar Zeeland. In die nacht is de springvloed die Zeeland onder water zet. In diverse hoofdstukken wordt verteld wat zij meemaakt in het Zeeuwse decor. Haar zus Armanda blijft achter in Amsterdam en haar levenssituatie wordt beschreven vanaf die legendarische dag. Na ruim een jaar wordt Lidy doodverklaard, na weer een jaar (1955) trouwen Sjoerd en Armanda met elkaar, in 1962 hebben ze al samen twee kinderen (Violet en Allen). Ze vertelt dan de 11-jarige dochter uit het eerste huwelijk van Sjoerd, Nadja, dan voor de eerste keer wie haar echte moeder is. Wanneer Armanda sterft in een verpleegtehuis, is ze behoorlijk oud. Haar herinneringen worden steeds moeilijker op te halen. Ze zal in ieder geval ouder zijn dan zeventig jaar, waardoor het einde van de roman in ieder geval in de beginjaren van de 21e eeuw speelt. De vertelde tijd omvat dus een periode van meer dan vijftig jaar.
Het Zeeuwse decor van de Watersnoodramp is natuurlijk heel duidelijk te herkennen in de verhaallijn van Lidy. Margriet de Moor heeft zich via foto’s en archiefmateriaal moeten documenteren. Ook heeft ze gesprekken gevoerd met autochtone Zeeuwen (interview BOEK 2005, mei/juni nummer, pagina 13.). De ruimte waarin Armanda leeft, is Amsterdam. Die ruimte is van minder dramatisch belang dan de symbolische ruimte van Lidy. Een mooi verschil tussen een topografische ruimte tegenover een symbolische ruimte.

Slotzin

'...Ab-so-luut niet!'

Beoordeling

De nieuwe roman van Margriet de Moor is een prachtige roman over een belangrijke episode uit de Nederlandse naoorlogse geschiedenis: de Watersnoodramp. De noodlotsgedachte en de verwisseling van twee zussen bij een ramp leidt tot een spannende roman. De ene zus neemt het leven over van de overleden zus. Daardoor ontstaat er zelfs na de dood een relatie tussen hen. 
Deze roman zou op een literatuurlijst in thematisch opzicht prachtig kunnen worden gecombineerd met de roman van Tessa de Loo: “De tweeling” waarbij zij het in een andere uitwerking twee zussen ook elkaar spiegelbeeld zijn. Een boek waarin de jaloezie tussen twee zussen een rol speelt, is bijvoorbeeld ook “De ogen van Roosje” van Clare Lennart. In die roman is een vrouw eveneens schuldig aan de dood van haar zusje op wie ze jaloers is. Hoewel niet zo eenvoudig te lezen, moeten eindexamenkandidaten op havo-en vwo niveau de nieuwe roman van Margriet de Moor toch wel goed kunnen volgen. Een beetje kennis van verhaalstructuur is wel noodzakelijk. Maar “De verdronkene” is een mooie roman en een prachtig nummer op de literatuurlijst.

Recensies

"Moor bouwt zo duidelijk spanning op; het dringt maar langzaam tot je door welk lot Lidy tegemoet gaat. En je krijgt het ook maar langzaam toegediend. " http://www.boekgrrls.nl/b...erdronkene
"Vreemd zul je misschien het laatste hoofdstuk vinden waar de oude Armanda weer dicht bij haar zus Lidy is. Daarnaast kun je ook verbaasd zijn over het feit dat Lidy zich zo gemakkelijk door haar zus laat ompraten om naar Zeeland af te reizen." http://www.lezenvoordelij...rdronkene/
"Ik denk dat dat een van de sterkste punten van het boek is: als lezer weten we precies wat dit inhoudt, we hebben het allemaal geleerd in de geschiedenis- of aardrijkskundelessen, we weten wat er gebeurd is en welke factoren de oorzaak vormden. En het is precies die voorkennis die je mee het boek in sleurt." http://www.leestafel.info...erdronkene

Bronnen

Website met informatie over de schrijfster Margriet de Moor
http://www.boekentaal.info/id92.htm
Je hebt nog 2 Zeker weten goed verslagen over.

Wil je onbeperkt toegang tot alle Zeker Weten Goed verslagen? Meld je dan aan bij Scholieren.com.

35.453 scholieren gingen je al voor!

Geschreven door Cees

Foto van Cees

Ik heb verreweg het grootste deel van mijn leven voor de klas gestaan. Eerst vijf jaar op een basisschool, daarna veertig jaar op diverse scholen voor voortgezet onderwijs: havo en vwo, onder- en bovenbouw. Ik vond het destijds  mijn taak om de verouderde en 'afgezaagde' literatuurlijsten voor Nederlands te vernieuwen en mijn leerlingen kennis te laten maken met nieuwe en/of jonge schrijvers. Lezen kan namelijk ook gewoon leuk zijn. Docenten kunnen je met het aanprijzen van leuke en/of spannende boeken enthousiast maken. Stukken die interessant zijn, voorlezen in de klas. Kort vertellen waarover een boek gaat.  Ik heb nu ruim 1460 verslagen gemaakt, waarvan een heleboel Zeker-Weten-Goed-verslagen. Er staan vragen over de inhoud aan het eind om je te laten zien of je het boek begrepen hebt.

Bij Scholieren.com probeer ik daarom zo veel mogelijk boeken van nieuwe schrijvers te bespreken. Ik hoop altijd dat de 'moderne leraar Nederlands' het zijn leerlingen toestaat om de wat minder bekende schrijvers ook op de leeslijst te zetten. Uittreksels maken vond ikzelf vroeger helemaal niet leuk. Ik kocht daarom ook uittrekselboeken. (Bijvoorbeeld Literama, Apercu, Der Rote Faden) Nu maak ik zelf boekverslagen voor  scholieren.com. Nog een gemeend advies: wees verstandig en lees altijd wel het boek. Dan kan een boekverslag op scholieren.com een een prima geheugensteun voor je mondeling zijn.
En geloof me, docenten kunnen vanwege tijdgebrek ook niet alle boeken lezen die jaarlijks verschijnen; zij raadplegen daarom ook wel de boekverslagen die scholieren.com levert.

REACTIES

L.

L.

waar is de quizz???

8 jaar geleden

D.

D.

Wat zijn de karaktereigenschappen van nadja en sjoerd? Die worden niet duidelijk beschreven in het boek

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De Verdronkene door Margriet de Moor"

Ook geschreven door Cees