Feitelijke gegevens
- 5e druk, 1977
- 397 pagina's
- Uitgeverij: Meulenhoff Amsterdam
Flaptekst
Eerste zin
Eerste dag (vrijdag 19 juni 1970) - Om 9.30 uur in de ochtend verzamelen de deelnemers in de vertrekhal op Schiphol, waar we ruimschoots de tijd hebben om even kennis met elkaar te maken.Samenvatting
Eerste dag: De ik-persoon wordt om half 10 op Schiphol verwacht, vanaf daar vertrekt om 11 uur het vliegtuig richting Indonesië. Een van zijn reisgenoten is Bob, een vriend die hij al sinds zijn jeugd kent. Voor vertrek denkt de ik-persoon aan de kus die Bob hem gaf, vijfentwintig jaar terug in de tijd, toen Bob als soldaat naar Indië vertrok. Het was een hartstochtelijke kus die de ik-persoon nooit is vergeten. Bob had in die tijd een relatie met Lia, de zus van de ik-persoon. Wanneer Bob naar Indië vertrekt, is zij zwanger, maar dat weet Bob niet. De ik-persoon helpt zijn zus met een arts te vinden die het kindje kan ‘wegmaken’. Ze vertrekken naar Indonesië met een groepsreis. Deze groep bestaat uit meneer Van der Kuil (wordt verder De Baby genoemd omdat hij de jongste is), meneer Groenink (een oude, viezige man), mevrouw Wilbrink en haar vriendin, Rembrandt (dit is ook een bijnaam, maar haar echte naam wordt niet genoemd), meneer de Reuver, mevrouw van Santen, meneer Hoekstra (een dokter) en mevrouw Hoekstra, meneer en mevrouw Van Houten, meneer De Geus en mevrouw De la Porte. Het vliegtuig maakt een korte tussenstop in Beirut en vliegt daarna verder naar Karachi. Hier stappen ze over op het vliegtuig naar Bangkok.
Tweede dag: In de ochtend bereikt het vliegtuig Bangkok. Hier brengt het gezelschap enkele uren door op het vliegveld, voor het vliegtuig naar Medan vertrekt. Enkele uren later stappen ze uit in Medan en reizen vanaf daar per bus naar de eindbestemming: Brastagi. Eenmaal aangekomen in het vakantieoord installeert iedereen zich op zijn kamer. Bob bestelt whisky’s voor hem en de ik-persoon. Hij had eigenlijk twee vrouwen willen bestellen, maar dit is ook wel lekker. Bob gaat zich eerst wassen; een ritueel dat zich nog vaak zal herhalen. Hierna vertrekken ze naar de eetzaal en nuttigen samen met de anderen hun avondmaal. Daarna trekt iedereen zich terug op zijn kamer en gaan Bob en de ik-persoon slapen.
Derde dag: Bob en de ik-persoon staan op en ontmoeten de rest bij het ontbijt. Na het ontbijt vertrekken ze per bus naar Prapat. Er is een Indonesische gids aanwezig in de bus die vertelt over de omgeving. De bus maakt onderweg wat tussenstops bij bezienswaardigheden zoals een fruitmarkt en het Tobameer. Aan het eind van de dag begeven ze zich naar een hotel in Prapat. Hier merkt Bob voor het eerst zijn dikke enkels op. Die nacht wordt de ik-persoon wakker van het gehijg van Bob. Met het idee ‘als hij geen meid kan krijgen neemt hij wel een jongen’, ligt Bob te vrijen met een mannelijke bediende waar hij eerder die dag al zijn shirt aan heeft gegeven.
Vierde dag: Op de vierde dag maakt de groep een boottocht over het Tobameer naar het eiland Samosir. Op dit eiland bezoeken ze enkele dorpen. Voor het avondeten keren ze weer terug naar het hotel. Die avond drinken de ik-persoon en Bob een fles champagne. Later op de avond blijk Soekarno, de president van Indonesië, te zijn overleden.
Vijfde dag: De groep vertrekt weer naar Medan. Er is enige tijd om de omgeving te verkennen, zo wordt er onder andere een rubberplantage bezocht, waarna de groep zich per vliegtuig naar Djakarta verplaatst. Bob is, zoals altijd, op het vliegveld met wat meisjes aan het flirten. Tijdens de vlucht wordt het diner genuttigd. Eenmaal aangekomen wordt Bob minder vrolijk: hij fluit niet meer tijdens het douchen en ziet er wat bedrukter uit. Het is duidelijk dat hij op deze grond dingen heeft meegemaakt die diepe indruk op hem hebben gemaakt.
Zesde dag: ’s morgens staat Bob weer op met dikke enkels. Die dag wordt de stad Djakarta verkend. De groep maakt een bustocht door de stad en gebruikt de lunch in het befaamde restaurant Tjahaja Kota. ’s Middags bezoeken ze een museum en de avond is vrij voor eigen verkenning van de stad. Bob en de ik-persoon doen dit door twee meisjes op te pikken en met hen te vrijen in hun hotelkamer.
Zevende dag: Per touringcar vertrekt het gezelschap richting Bandung. Onderweg vertelt Bob soms over dingen die hij zich nog herinnert van de vorige keer dat hij er was, bijvoorbeeld hoe bij iemand die uit het raam van zijn auto keek het hoofd er door een vrachtwagen af werd gereden. Het gezelschap maakt tussenstops om onder andere het paleis van de president en de vulkaan Gedeh te bezoeken. Ze overnachten in het Savoy-Homan Hotel. Ondertussen begint Bob steeds meer last van zijn enkels te krijgen. ’s Avonds trekken ze er nog op uit, maar Bob en de ik-figuur gaan afzonderlijk naar het hotel omdat Bob nog met een hoertje meegaat.
Achtste dag: De komende twee dagen brengt het gezelschap in Bandung door. Op de eerste dag bezoeken ze de Tankuban Parahu, een nog werkende krater die per auto toegankelijk is. Het stinkt er naar zwavel, en wanneer de rest van het gezelschap afdaalt de krater in, blijven Bob en de ik-persoon achter. Daarna wordt er geluncht bij een Chinees restaurant en ’s middags bezoeken ze de warmwaterbronnen van Tjiater. Ook bekijken ze nog een theefabriek. Daarna keren ze weer terug naar het hotel. Bob krijgt steeds meer last van lichamelijke ongemakken; lopen gaat moeizaam en zijn urine heeft een ongezonde kleur. Toch gaat hij er die avond weer in zijn eentje op uit in Bandung. Ook de ik-persoon trekt er in zijn eentje op uit en wordt onderweg verleid door een jongen in meisjeskleren. Hij vrijt met hem en geeft hem daarna zijn horloge.
Negende dag: Op de tweede dag in Bandung staan er geen activiteiten op het programma. Bob wil het vliegveld Andir bezoeken, omdat hij daar vroeger vaak wacht heeft gelopen. Daarna bezoeken ze een theehuis en drinken daar wat thee. Onderweg naar het hotel wil Bob nog op de foto met een verkeersbord met een schedel om ‘niet te vergeten dat ik hier dood en verderf gezaaid heb.’ Eenmaal in het hotel teruggekomen, gaan de mannen weer aan de whisky. ’s Avonds gaat Bob nog op stap, de ik-persoon blijft in het hotel en praat met de dokter. Die vertelt hem dat Bob waarschijnlijk jicht heeft.
Tiende dag: De groep vertrekt per touringcar naar Djokjakarta. De tocht leidt langs de noordkust van Midden-Java en neemt de hele dag in beslag. Onderweg wordt er gepicknickt en van het landschap genoten. Tijdens een van de tussenstops heeft Bob opeens hevige pijn in zijn enkel, zo heftig dat hij er niet meer op kan steunen. Hij wordt de bus in gebracht en ligt de rest van de reis op de achterbank. Hij weigert een bezoek aan het ziekenhuis. Aan het eind van de rit wordt iedereen per tweetal bij een Indonesische familie afgezet, om wat ‘intenser contact met de bevolking te hebben.’ De dokter vergezelt Bob, de ik-persoon deelt een kamer met meneer Groenink.
Elfde dag: Er wordt een tocht gemaakt naar de Borobudur, een indrukwekkende tempel op Java. De tempel is op de top van een heuvel gebouwd en Bob heeft dan ook veel moeite om boven te komen. Het laatste stuk draagt de ik-persoon Bob naar boven. Ze kijken hier wat rond en Bob flirt met wat meisjes. Daarna bezoeken ze het Prambanancomplex, een complex van allemaal tempels, maar Bob besluit dan niet mee te gaan om zijn benen te sparen. Wanneer de groep ’s avonds weer terugkomt, zit Bob whisky te drinken en ondertussen worden zijn voeten gezwachteld door zijn gastvrouw.
Twaalfde dag: Bob zit ’s morgens opeens in een invalidewagen, maar hij wil er verder niet over praten. Die ochtend wordt er een bezoek gebracht aan de residentie van de sultan van Djokjakarta en hier wordt ook de lunch gebruikt. ’s Middags verplaatst het gezelschap zich per trein naar Surabaja, van waar ze per touringcar naar Tretes reizen. Hier overnachten ze weer in een hotel. Tijdens de reis slaapt Bob vooral en tijdens het eten besluit hij op bed te blijven liggen.
Dertiende dag: De dertiende dag is een vrije dag; er staan geen activiteiten op het programma. Bob heeft medicatie gekregen van de dokter voor zijn jicht, maar hier blijkt hij impotent van te worden. Bob en de ik-persoon besluiten de omgeving ter paard te verkennen. Ze rijden langs sawa’s en zwemmen in een zwembad in de buurt. De ik-persoon neemt een hoertje mee naar de hotelkamer waar hij en Bob beiden mee vrijen. Bij Bob kost dit erg veel moeite.
Veertiende dag: Vandaag reist het gezelschap per touringcar naar Banjuwangi, waar er met een veerpont over wordt gestoken naar Gilimanuk op Bali. Wanneer ze onderweg stoppen, blijft Bob in de bus. Ze zijn de hele dag onderweg en komen in de avond aan bij hun hotel. Het is al donker wanneer ze daar aankomen. Bob en de ik-persoon laten het avondeten op hun kamer brengen.
Vijftiende dag: De vijftiende dag wordt doorgebracht op Bali. Bob heeft nu ook last van de gewrichten in zijn armen, waardoor hij zichzelf niet kan scheren. Dit doet de ik-persoon voor hem. Per taxi verkennen ze de omgeving, Bob is erg stilletjes. Ze bekijken een tempel (Bob ondersteund door de ik-persoon) en rijden daarna nog wat rond. Wanneer Bob in een tempel een foto wil maken van de vleermuizen, schrikken die vleermuizen van de flits en worden Bob en de ik-persoon onder gekakt door de vleermuizen. Weer terug in het hotel wordt er gezamenlijk gedineerd. Daarna trekt iedereen zich terug op zijn kamer. De ik-persoon moet Bob helpen bij het billen afvegen, omdat hij deze beweging niet meer kan maken met zijn arm.
Zestiende dag: In de ochtend zijn er geen activiteiten gepland. Bob blijkt platjes op te hebben gelopen en de beste remedie daarvoor is je schaamstreek kaal scheren. Omdat Bob dit zelf niet kan, doet de ik-persoon dit voor hem. Wat later in de ochtend maken Bob en de ik-persoon een boottocht. Na de lunch is er een ontmoeting met Balinezen in Denpasar. Daarna maakt het gezelschap een tocht naar het dorpje Bona, waar ze in de avond een dans van de inheemse bevolking bekijken. De avondmaaltijd vindt weer plaats in het hotel.
Zeventiende dag: De laatste dag staat in het teken van de terugreis. De terugreis verloopt zonder problemen. Tijdens een tussenstop koopt de ik-persoon een nieuw horloge op het vliegveld. Wanneer ze Nederland naderen heeft de ik-persoon een droom waarin hij droomt dat ze uit het vliegtuig moeten springen. De ik-persoon slaat zijn armen om Bob heen en springt de diepte in. Er is echter geen aarde om hen op te vangen: ze razen door een oneindige tunnel.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden