Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

De kus door Jan Wolkers

Zeker Weten Goed
Foto van Anne
Boekcover De kus
Shadow
  • Boekverslag door Anne
  • Zeker Weten Goed
  • 24 november 2015
Zeker Weten Goed

Boekcover De kus
Shadow
De kus door Jan Wolkers
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Feitelijke gegevens

  • 5e druk, 1977
  • 397 pagina's
  • Uitgeverij: Meulenhoff Amsterdam

Flaptekst

Eerste zin

Eerste dag (vrijdag 19 juni 1970) - Om 9.30 uur in de ochtend verzamelen de deelnemers in de vertrekhal op Schiphol, waar we ruimschoots de tijd hebben om even kennis met elkaar te maken.

Samenvatting

Eerste dag: De ik-persoon wordt om half 10 op Schiphol verwacht, vanaf daar vertrekt om 11 uur het vliegtuig richting Indonesië. Een van zijn reisgenoten is Bob, een vriend die hij al sinds zijn jeugd kent. Voor vertrek denkt de ik-persoon aan de kus die Bob hem gaf, vijfentwintig jaar terug in de tijd, toen Bob als soldaat naar Indië vertrok. Het was een hartstochtelijke kus die de ik-persoon nooit is vergeten. Bob had in die tijd een relatie met Lia, de zus van de ik-persoon. Wanneer Bob naar Indië vertrekt, is zij zwanger, maar dat weet Bob niet. De ik-persoon helpt zijn zus met een arts te vinden die het kindje kan ‘wegmaken’. Ze vertrekken naar Indonesië met een groepsreis. Deze groep bestaat uit meneer Van der Kuil (wordt verder De Baby genoemd omdat hij de jongste is), meneer Groenink (een oude, viezige man), mevrouw Wilbrink en haar vriendin, Rembrandt (dit is ook een bijnaam, maar haar echte naam wordt niet genoemd), meneer de Reuver, mevrouw van Santen, meneer Hoekstra (een dokter) en mevrouw Hoekstra, meneer en mevrouw Van Houten, meneer De Geus en mevrouw De la Porte. Het vliegtuig maakt een korte tussenstop in Beirut en vliegt daarna verder naar Karachi. Hier stappen ze over op het vliegtuig naar Bangkok.

Tweede dag: In de ochtend bereikt het vliegtuig Bangkok. Hier brengt het gezelschap enkele uren door op het vliegveld, voor het vliegtuig naar Medan vertrekt. Enkele uren later stappen ze uit in Medan en reizen vanaf daar per bus naar de eindbestemming: Brastagi. Eenmaal aangekomen in het vakantieoord installeert iedereen zich op zijn kamer. Bob bestelt whisky’s voor hem en de ik-persoon. Hij had eigenlijk twee vrouwen willen bestellen, maar dit is ook wel lekker. Bob gaat zich eerst wassen; een ritueel dat zich nog vaak zal herhalen. Hierna vertrekken ze naar de eetzaal en nuttigen samen met de anderen hun avondmaal. Daarna trekt iedereen zich terug op zijn kamer en gaan Bob en de ik-persoon slapen.

Derde dag: Bob en de ik-persoon staan op en ontmoeten de rest bij het ontbijt. Na het ontbijt vertrekken ze per bus naar Prapat. Er is een Indonesische gids aanwezig in de bus die vertelt over de omgeving. De bus maakt onderweg wat tussenstops bij bezienswaardigheden zoals een fruitmarkt en het Tobameer. Aan het eind van de dag begeven ze zich naar een hotel in Prapat. Hier merkt Bob voor het eerst zijn dikke enkels op. Die nacht wordt de ik-persoon wakker van het gehijg van Bob. Met het idee ‘als hij geen meid kan krijgen neemt hij wel een jongen’, ligt Bob te vrijen met een mannelijke bediende waar hij eerder die dag al zijn shirt aan heeft gegeven.

Vierde dag: Op de vierde dag maakt de groep een boottocht over het Tobameer naar het eiland Samosir. Op dit eiland bezoeken ze enkele dorpen. Voor het avondeten keren ze weer terug naar het hotel. Die avond drinken de ik-persoon en Bob een fles champagne. Later op de avond blijk Soekarno, de president van Indonesië, te zijn overleden.

Vijfde dag: De groep vertrekt weer naar Medan. Er is enige tijd om de omgeving te verkennen, zo wordt er onder andere een rubberplantage bezocht, waarna de groep zich per vliegtuig naar Djakarta verplaatst. Bob is, zoals altijd, op het vliegveld met wat meisjes aan het flirten. Tijdens de vlucht wordt het diner genuttigd. Eenmaal aangekomen wordt Bob minder vrolijk: hij fluit niet meer tijdens het douchen en ziet er wat bedrukter uit. Het is duidelijk dat hij op deze grond dingen heeft meegemaakt die diepe indruk op hem hebben gemaakt.

Zesde dag: ’s morgens staat Bob weer op met dikke enkels. Die dag wordt de stad Djakarta verkend. De groep maakt een bustocht door de stad en gebruikt de lunch in het befaamde restaurant Tjahaja Kota. ’s Middags bezoeken ze een museum en de avond is vrij voor eigen verkenning van de stad. Bob en de ik-persoon doen dit door twee meisjes op te pikken en met hen te vrijen in hun hotelkamer.

Zevende dag: Per touringcar vertrekt het gezelschap richting Bandung. Onderweg vertelt Bob soms over dingen die hij zich nog herinnert van de vorige keer dat hij er was, bijvoorbeeld hoe bij iemand die uit het raam van zijn auto keek het hoofd er door een vrachtwagen af werd gereden. Het gezelschap maakt tussenstops om onder andere het paleis van de president en de vulkaan Gedeh te bezoeken. Ze overnachten in het Savoy-Homan Hotel. Ondertussen begint Bob steeds meer last van zijn enkels te krijgen. ’s Avonds trekken ze er nog op uit, maar Bob en de ik-figuur gaan afzonderlijk naar het hotel omdat Bob nog met een hoertje meegaat.

Achtste dag: De komende twee dagen brengt het gezelschap in Bandung door. Op de eerste dag bezoeken ze de Tankuban Parahu, een nog werkende krater die per auto toegankelijk is. Het stinkt er naar zwavel, en wanneer de rest van het gezelschap afdaalt de krater in, blijven Bob en de ik-persoon achter. Daarna wordt er geluncht bij een Chinees restaurant en ’s middags bezoeken ze de warmwaterbronnen van Tjiater. Ook bekijken ze nog een theefabriek. Daarna keren ze weer terug naar het hotel. Bob krijgt steeds meer last van lichamelijke ongemakken; lopen gaat moeizaam en zijn urine heeft een ongezonde kleur. Toch gaat hij er die avond weer in zijn eentje op uit in Bandung. Ook de ik-persoon trekt er in zijn eentje op uit en wordt onderweg verleid door een jongen in meisjeskleren. Hij vrijt met hem en geeft hem daarna zijn horloge.

Negende dag: Op de tweede dag in Bandung staan er geen activiteiten op het programma. Bob wil het vliegveld Andir bezoeken, omdat hij daar vroeger vaak wacht heeft gelopen. Daarna bezoeken ze een theehuis en drinken daar wat thee. Onderweg naar het hotel wil Bob nog op de foto met een verkeersbord met een schedel om ‘niet te vergeten dat ik hier dood en verderf gezaaid heb.’ Eenmaal in het hotel teruggekomen, gaan de mannen weer aan de whisky. ’s Avonds gaat Bob nog op stap, de ik-persoon blijft in het hotel en praat met de dokter. Die vertelt hem dat Bob waarschijnlijk jicht heeft.

Tiende dag: De groep vertrekt per touringcar naar Djokjakarta. De tocht leidt langs de noordkust van Midden-Java en neemt de hele dag in beslag. Onderweg wordt er gepicknickt en van het landschap genoten. Tijdens een van de tussenstops heeft Bob opeens hevige pijn in zijn enkel, zo heftig dat hij er niet meer op kan steunen. Hij wordt de bus in gebracht en ligt de rest van de reis op de achterbank. Hij weigert een bezoek aan het ziekenhuis. Aan het eind van de rit wordt iedereen per tweetal bij een Indonesische familie afgezet, om wat ‘intenser contact met de bevolking te hebben.’ De dokter vergezelt Bob, de ik-persoon deelt een kamer met meneer Groenink.

Elfde dag: Er wordt een tocht gemaakt naar de Borobudur, een indrukwekkende tempel op Java. De tempel is op de top van een heuvel gebouwd en Bob heeft dan ook veel moeite om boven te komen. Het laatste stuk draagt de ik-persoon Bob naar boven. Ze kijken hier wat rond en Bob flirt met wat meisjes. Daarna bezoeken ze het Prambanancomplex, een complex van allemaal tempels, maar Bob besluit dan niet mee te gaan om zijn benen te sparen. Wanneer de groep ’s avonds weer terugkomt, zit Bob whisky te drinken en ondertussen worden zijn voeten gezwachteld door zijn gastvrouw.

Twaalfde dag: Bob zit ’s morgens opeens in een invalidewagen, maar hij wil er verder niet over praten. Die ochtend wordt er een bezoek gebracht aan de residentie van de sultan van Djokjakarta en hier wordt ook de lunch gebruikt. ’s Middags verplaatst het gezelschap zich per trein naar Surabaja, van waar ze per touringcar naar Tretes reizen. Hier overnachten ze weer in een hotel. Tijdens de reis slaapt Bob vooral en tijdens het eten besluit hij op bed te blijven liggen.

Dertiende dag: De dertiende dag is een vrije dag; er staan geen activiteiten op het programma. Bob heeft medicatie gekregen van de dokter voor zijn jicht, maar hier blijkt hij impotent van te worden. Bob en de ik-persoon besluiten de omgeving ter paard te verkennen. Ze rijden langs sawa’s en zwemmen in een zwembad in de buurt. De ik-persoon neemt een hoertje mee naar de hotelkamer waar hij en Bob beiden mee vrijen. Bij Bob kost dit erg veel moeite.

Veertiende dag: Vandaag reist het gezelschap per touringcar naar Banjuwangi, waar er met een veerpont over wordt gestoken naar Gilimanuk op Bali. Wanneer ze onderweg stoppen, blijft Bob in de bus. Ze zijn de hele dag onderweg en komen in de avond aan bij hun hotel. Het is al donker wanneer ze daar aankomen. Bob en de ik-persoon laten het avondeten op hun kamer brengen.

Vijftiende dag: De vijftiende dag wordt doorgebracht op Bali. Bob heeft nu ook last van de gewrichten in zijn armen, waardoor hij zichzelf niet kan scheren. Dit doet de ik-persoon voor hem. Per taxi verkennen ze de omgeving, Bob is erg stilletjes. Ze bekijken een tempel (Bob ondersteund door de ik-persoon) en rijden daarna nog wat rond. Wanneer Bob in een tempel een foto wil maken van de vleermuizen, schrikken die vleermuizen van de flits en worden Bob en de ik-persoon onder gekakt door de vleermuizen. Weer terug in het hotel wordt er gezamenlijk gedineerd. Daarna trekt iedereen zich terug op zijn kamer. De ik-persoon moet Bob helpen bij het billen afvegen, omdat hij deze beweging niet meer kan maken met zijn arm.

Zestiende dag: In de ochtend zijn er geen activiteiten gepland. Bob blijkt platjes op te hebben gelopen en de beste remedie daarvoor is je schaamstreek kaal scheren. Omdat Bob dit zelf niet kan, doet de ik-persoon dit voor hem. Wat later in de ochtend maken Bob en de ik-persoon een boottocht. Na de lunch is er een ontmoeting met Balinezen in Denpasar. Daarna maakt het gezelschap een tocht naar het dorpje Bona, waar ze in de avond een dans van de inheemse bevolking bekijken. De avondmaaltijd vindt weer plaats in het hotel.

Zeventiende dag: De laatste dag staat in het teken van de terugreis. De terugreis verloopt zonder problemen. Tijdens een tussenstop koopt de ik-persoon een nieuw horloge op het vliegveld. Wanneer ze Nederland naderen heeft de ik-persoon een droom waarin hij droomt dat ze uit het vliegtuig moeten springen. De ik-persoon slaat zijn armen om Bob heen en springt de diepte in. Er is echter geen aarde om hen op te vangen: ze razen door een oneindige tunnel.

Dit verslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Personages

Ik-persoon

De naam van de ik-persoon wordt niet bekend gemaakt in het verhaal. De ik-persoon kijkt erg op tegen Bob. Hij vindt hem een knappe man en kijkt graag naar hem wanneer hij zijn ochtendrituelen doet of wanneer hij aan het sporten is. Hij is jaloers wanneer Bob toetreedt tot het leger en hijzelf wordt afgekeurd om naar Indië te gaan. Hij trouwt en bouwt een doodnormaal leven op. De kus die Bob hem heeft gegeven voordat hij naar Indië vertrok is hem zijn verdere leven bijgebleven en heeft hem duidelijk doen twijfelen aan zijn geaardheid. Dat hij warme gevoelens koestert naar Bob toe wordt in ieder geval duidelijk uit de manier waarop de ik-persoon hem verzorgt wanneer hij ziek wordt.

Bob

Bob is een jeugdvriend van de ik-persoon, ze kennen elkaar al vanaf dat ze kleine jongetjes zijn en zijn sindsdien onafscheidelijk. Bob was altijd de sterkere en knappere van de twee en doet er ook op latere leeftijd nog alles aan om dit lichaam te behouden. Hij sport veel en besteedt veel tijd aan uiterlijke verzorging. Als jongen brengt hij vier jaar door in Indonesië tijdens de politionele acties en dit maakt een onuitwisbare indruk op hem. Wanneer hij terugkeert blijkt dat hij toch wel getraumatiseerd is geraakt in deze periode en dat er dingen zijn die hij nog niet heeft verwerkt. Ook heeft hij het feit dat hij zijn vriendinnetje vroeger heeft zien overlijden, nog niet helemaal verwerkt. Zijn manier om hiermee om te gaan is door er grappen over te maken en veel whisky te drinken. Tot het moment waarop zijn jicht dusdanig opspeelt dat hij niet goed meer kan lopen, stort hij zich ook graag op de vrouwen (en op jongens, als hij geen vrouwen kan krijgen).

Quotes

"Ik zal godsblij zijn als we morgen naar Java vliegen. Sacherijnige papoea's. Je kan hier godverdomme niet eens neuken. " Bladzijde 106
"Dan trekt hij zijn benen op en betast voorzichtig zijn rooie voeten. Je zou zweren dat ze minder dik zijn dan gisteren, zegt hij, maar als ik de Vierdaagse moest lopen zou ik wel blarenzalf meenemen." Bladzijde 317

Motieven

Homoseksualiteit

Een van de motieven is homoseksualiteit. Door de kus die Bob de ik-persoon heeft gegeven, is de ik-persoon in verwarring geraakt over de band die hij met Bob heeft. Hij heeft herhaaldelijk erotische fantasieën over Bob en ervaart jaloezie wanneer Bob vrijt met anderen. Bob heeft seks met veel verschillende vrouwen, maar lijkt op geen moment emotioneel verbonden met hen te zijn. Dit doet vermoeden dat hij inderdaad homoseksueel zou kunnen zijn. Beide personages praten echter niet over deze gevoelens, dus het blijft een beetje in het midden hoe dit nou precies zit. Zowel Bob als de ik-persoon hebben seks met een jongen in het verhaal.

Seksualiteit

Er komen veel seksuele passages aan bod, zoals dat wel vaker gebeurt in de romans van Wolkers. Indonesië lijkt een luilekkerland, waar je op iedere hoek van de straat een meisje op kan pikken. Bob maakt hier – wanneer zijn gezondheid dat nog toelaat – dankbaar gebruik van. Daarnaast is er natuurlijk de seksuele spanning tussen Bob en de ik-persoon, tussen de ik-persoon en Lia en is er sprake van een seksuele relatie tussen Bob en Lia. Opmerkelijk is dat de scène waarin de ik-persoon de schaamstreek van Bob scheert, iets wat op erotische handelingen uit zou kunnen lopen, dan juist weer heel vriendschappelijk wordt beschreven.

Cultuurverschillen

Doordat de personages ver van huis zijn, is er bijna automatisch sprake van cultuurverschillen. Ondanks dat de Nederlanders veel van thuis hebben willen verplaatsen naar Indonesië, zijn er toch dingen die je niet kunt veranderen. Er staan dus wel veel gebouwen die aan Nederland doen denken, maar de houding van de inheemse bevolking is veel nederiger en formeler.

Motto

My life is spent in one long effort to escape from the commonplaces of existence.
SHERLOCK HOLMES

Dit is een citaat uit een van de verhalen over Sherlock Holmes, een fictieve detective van de hand van Arthur Conan Doyle. De vertaling van het motto luidt als volgt: 'Mijn leven is één lange poging om te ontsnappen aan de banaliteit van het leven.' 

Er wordt in de roman niet direct verwezen naar dit citaat, dus waarom Wolkers voor dit motto heeft gekozen is door de lezer zelf te interpreteren. Je zou het kunnen interpreteren vanuit het standpunt van de ik-persoon, die zich vaak verliest in zijn dromen en hiermee de werkelijkheid ontvlucht. Persoonlijk denk ik dat het motto ook nog wat breder te trekken is. Wolkers heeft een zelfde soort reis naar Indonesië gemaakt en deze reis vormde waarschijnlijk de basis voor deze roman. De roman laat zien wat er zoveel jaren na de Nederlandse bezetting nog zichtbaar is van deze periode. Het massatoerisme wordt beschreven, dat in contrast staat met de armoede van de inheemse bevolking. Het reisgenootschap van de ik-figuur wordt bijna karikaturaal omschreven: zeurpieten die klagen over het eten en alles te duur vinden. Ik denk dat met ‘the commonplaces of existence’ hiernaar wordt verwezen: het oppervlakkige gedrag van veel toeristen en de nare gevolgen van een zinloze oorlog. Hieraan probeert de ik-persoon (en wellicht ook Wolkers zelf?) te ontsnappen.

Trivia

Jan Wolkers heeft zelf een dergelijke reis gemaakt die wordt beschreven in de roman. Waarschijnlijk is deze reis de basis voor deze roman.

Titelverklaring

De roman begint met de titel: ‘De kus! Het slaat weer door me heen als ik naar zijn slapende gezicht kijk. De schaamte en de verwarring. Na vijfentwintig jaar nog.’ (p. 7) De ik-persoon doelt hier op de kus die Bob hem geeft voor hij als soldaat naar Indië vertrekt. Hij omschrijft de kus als volgt: ‘In het park gaf ik hem een stevige hand. De tranen stonden bijna in mijn ogen. Ineens trok hij me naar zich toe en omhelsde me met een klemmende wurggreep. En toen zoende hij me op mijn mond. Vurig en hartstochtelijk. Zijn lippen over mijn op elkaar geperste lippen. Toen liet hij me los, draaide zich om en liep weg.’ (p. 8) Het gaat duidelijk om meer dan een ‘gewone’ kus. Deze kus staat symbool voor de relatie tussen Bob en de ik-persoon: het blijft een beetje in het midden of deze relatie verder gaat dan alleen een vriendschappelijke relatie. De kus komt nog meerdere keren terug in het verhaal, bijvoorbeeld op pagina 102: ‘Ik krijg ineens een beroerd gevoel. Zou ze denken dat we een stel zijn. Die kus. Ik denk eraan dat ik hem toen teruggezoend had in een even hartstochtelijke omhelzing, als vrienden die misschien voorgoed afscheid van elkaar nemen, ik die kus allang vergeten was. Zoals ik al die kussen aan meisjes en vrouwen vergeten ben.’ (p. 102) Het is duidelijk dat de kus veel met de ik-persoon heeft gedaan en dat hij niet goed weet wat hij ermee aan moet.

Dan is er nog een andere kus, namelijk die tussen de ik-persoon en zijn zus Lia. Voor Bob naar Indië vertrekt heeft hij een relatie met Lia. Wanneer hij weg is, blijkt zij zwanger te zijn. Ze vraagt hulp bij haar broer en ook zij delen een kus die meer past bij een liefdesrelatie dan een broer-zus-relatie: ‘Toen ik haar op haar kamer kwam vertellen dat er een arts in Den Haag was die haar wilde helpen, omhelsde ze me. Ik stond te trillen op mijn benen want ik had het gevoel dat er iets vreselijks ging gebeuren. En ineens waren we elkaar aan het zoenen. Niet gewoon als broer en zuster maar met de tongen om elkaar heen.’ (p. 9) De ik-persoon kan zich nog net bedwingen om haar niet te penetreren. Beide kussen lijken de ik-persoon totaal in verwarring te brengen.

Structuur & perspectief

De roman heeft een heldere structuur, hij bestaat namelijk uit zeventien hoofdstukken die ieder een dag van de reis beslaan. Wat dat betreft lijkt het verhaal chronologisch te zijn, maar niets is minder waar. Er worden namelijk tussendoor veel flashbacks beschreven, voornamelijk jeugdherinneringen van de ik-persoon die hij deelt met Bob. Hierdoor is het verhaal niet-chronologisch.

De reis begint op 19 juni 1970 en duurt dus zeventien dagen. Door de flashbacks is de vertelde tijd echter langer. De ik-persoon beschrijft namelijk ook herinneringen die plaatsvonden ver voor Bob naar Indië ging. Hoe oud ze hier precies waren, wordt niet duidelijk uit het verhaal.

Het verhaal wordt vanuit de ik-persoon verteld. De naam van deze ik-persoon blijft onbekend. Er is echter iets geks met het vertelperspectief aan de hand. Er zijn enkele zinnen, zoals ‘Iedereen slaapt.’ (p. 228) en ‘[…], hoor ik meneer De Reuver tegen Bob zeggen, die nog steeds afwezig aan die danseressen zit te denken.’ (p. 352), die vanuit een ik-verteller moeilijk te verklaren zijn. Hoe weet de ik-persoon dat iedereen slaapt, als hij zelf ook slaapt? En hoe weet hij wat Bob denkt? Dit zou kunnen duiden op een alwetende verteller, maar omdat het maar om enkele zinnen gaat, ligt dit niet voor de hand. Een andere mogelijkheid is dat de ik-verteller zelf invult wat Bob denkt, en dat iedereen – behalve hijzelf – slaapt.

Wat verder nog opvalt is dat het verhaal uit de ik-persoon verteld wordt, maar dat de hoofdpersoon eerder Bob lijkt te zijn. Hij heeft in Indië gevochten en voor hem is de terugkomst in Indonesië veel heftiger.

Decor

Het gezelschap maakt een grote reis door Indonesië en Wolkers neemt de ruimte om deze locaties uitgebreid te beschrijven. Een voorbeeld van een observatie die de ik-persoon doet bij De Raung: ‘Uit het donkergroen begroeide voorgebergte stijgt hij omhoog als een brokkelige piramide van azuur. Onwerkelijk ver weg. Een groep mensen langs de weg in gescheurde vodden. De mannen sjouwen warrige bossen sprokkelhout aan bamboestokken over hun schouder met zich mee. De kinderen zijn naakt met ongezonde bolle buikjes.’ (p. 324) Het zou te ver gaan om alle locaties die worden beschreven hier stuk voor stuk te bespreken, maar het is interessant om Djojakarta (voormalig Batavia) even uit te lichten. Deze locatie speelt een belangrijke rol in het verhaal omdat Bob hier als soldaat veel tijd heeft doorgebracht. Hij heeft hier veel herinneringen en het is vanaf dit moment in de reis (dag 10) dat het snel bergafwaarts gaat met zijn gezondheid. Hij heeft het gevoel dat ‘het land wraak neemt op hem.’ Hier is duidelijk sprake van een omslagpunt in het verhaal. Hiervoor is Bob de vrolijke jongeman, met iedereen praatjes maken, flirten met de vrouwen en fluiten onder de douche. Dit slaat om naar een stille Bob, die zich oud en versleten voelt.

Qua tijd waarin het verhaal zich afspeelt is het goed om je te realiseren dat, ondanks dat Indonesië in 1970 al een tijd onafhankelijk is, de koloniale tijd nog niet is vergeten. Zo wil Bob graag met een groepsreis (in plaats van individueel) het land bezoeken omdat hij bang is voor wraakacties. Hij heeft ten slotte jarenlang tegen de inheemse bevolking gestreden. Daarnaast heeft het koloniale tijdperk duidelijk zijn sporen in het land achter gelaten als je kijkt naar het contrast tussen arm en rijk en het massatoerisme dat er nu heerst. Dat ook het beeld van westerlingen soms nog vrij ouderwets is, blijkt uit bijvoorbeeld het volgende citaat:

‘Meneer Van Houten roept gebiedend, zonder van zijn afgeladen bord op te kijken: “Djongos!”
“Dat zeg je nu niet meer. Djongos,” zegt mevrouw Wilbrink.
“Wat moet ik dan zeggen? Meneer soms!?”’ (p. 60)

Stijl

De Kus heeft een beetje de stijl zoals een dagboek geschreven kan zijn, vooral als het gaat om de omschrijvingen. Deze worden soms gegeven in hele korte zinnetjes, zoals in dit citaat: ‘Dorre vlakten. Levenloze steppen. Oranjebruin. Bleekgrijs. Verschroeide aarde. Geen plek groen. De bergruggen zijn donker geplooid aan de schaduwkant alsof het daar nacht is. Een bergmeer, schitterend in de zon. Verchroomd oppervlak.’ (p. 393) Dit is een extreem voorbeeld, in de meeste beschrijvingen is er meer balans tussen lange en korte zinnen. De beschrijvingen worden afgewisseld door citaten, die vaak wat humoristisch zijn omdat enkele van de reisgenoten wat onnozel zijn. Zo zeurt meneer Van Houten steevast over het eten, wat dan weer berispt wordt door zijn vrouw. Een ander opvallend van de stijl van deze roman is het taalgebruik. Er worden regelmatig Indische woorden gebruikt die verder niet worden toegelicht. Meestal valt uit de context wel op te maken wat er wordt bedoeld (‘mandiën’ is bijvoorbeeld ‘baden’) maar toen het over een ‘tokeh’ ging, moest ik toch even opzoeken wat dat was (een gekko).

Slotzin

Dan zie ik een lange smalle boot door het water schieten met zoveel schuim langs de boorden dat het lijkt of hij woest vooruitgeroeid wordt met krachtige gelijke slagen.

Beoordeling

Ik vond het een van de minder toegankelijke romans van Wolkers. Het verhaal wordt vrij traag verteld: er gebeurt eigenlijk niet zo veel. Het gaat meer om de beschrijvingen van de omgeving en de gevoelens van de hoofdpersoon. Het werd wat mij betreft niet op een manier verteld waardoor je werd meegesleept en het gevoel had dat je zelf die reis aan het maken was. Ik denk wel dat als je zelf ooit in Indonesië bent geweest, dat dit heel anders ervaren kan worden. Ik kon moeilijk door het verhaal heen komen, omdat het hier en daar wat langdradig was. Dit is ook iets wat ik heb terug gevonden in de kritieken op het boek. Mijn beeld over de roman is echter wel veranderd nadat ik er secundaire literatuur over heb gelezen. Ik vind de thematiek erg mooi en snap hierdoor de keuzes van Wolkers ook beter. Dus als je zin hebt om je echt te verdiepen in deze roman, kan je er erg van genieten. Ik denk wel dat enige affiniteit met het koloniale tijdperk als onderwerp wel wenselijk is als je deze roman wilt gaan lezen.

Bronnen

De Kus van Jan Wolkers: meer dan een kus
http://www.dbnl.org/tekst...1_0011.php
Je hebt nog 2 Zeker weten goed verslagen over.

Wil je onbeperkt toegang tot alle Zeker Weten Goed verslagen? Meld je dan aan bij Scholieren.com.

34.839 scholieren gingen je al voor!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De kus door Jan Wolkers"

Ook geschreven door Anne