Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2010
- 378 pagina's
- Uitgeverij: Noordhoff Uitgevers BV, Groningen/Houten
Flaptekst
Zuid Limburg, 1938. Fings droom is zojuist in duigen gevallen. In plaats van dat ze mag doorleren voor onderwijzeres, moet ze gaan werken bij de Sigarenkeizer. Het werk stelt niet veel voor: ze wordt oppas van Liesl, het eigenaardige joodse nichtje van de vrouw van haar baas. Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en Liesl blijkt in groot gevaar. De enige die haar kan helpen is Fing. Als het noodlot onafwendbaar lijkt, krijgt Fing op wonderbaarlijke wijze hulp. Niet van mensen, maar van een mijnpaard genaamd Heivisj en een stokoude linde. Maar zal de redding op tijd zijn?
Eerste zin
Op een regenachtige middag moest ik naar de Hemel.Samenvatting
Het is 1938. Het verhaal begint bij de armoedige familie Boon. Moeder is overleden. Oma Mei en vader verzorgen vier zoons en drie dochters. De jonge Fing Boon en tevens de hoofdpersoon van het verhaal, is één van de dochters. Ze gaat nog naar school en haalt hoge cijfers. Ze wil later dolgraag onderwijzeres worden, dat is haar toekomstdroom. Omstandigheden gooien roet in het eten. Fing moet van oma Mei gaan werken voor haar aangetrouwde Duitse tante in de luxueuze villa van de Sigarenkeizer. Fing moet van haar tante op nichtje Liesl passen, al denkt ze eerst dat ze schoonmaakwerk moet verrichten. Het schoonmaakwerk blijkt een dekmantel voor de daadwerkelijke bedoeling: oppassen. Fing wordt hiervoor betaald, maar doet het werk met tegenzin. Liesl is namelijk nogal lastig in de omgang en zeker geen aangenaam gezelschap. Tegen haar wil in moet Fing van de Pruusin vriendschap sluiten met Liesl.
Ondertussen dreigt de Tweede Oorlog te beginnen. Het rommelde eerst wat bij de Duitse grens, maar niemand hield zich daar aanvankelijk echt mee bezig. Toch begint de oorlog serieuzere vormen aan te nemen. Na eerst een invasie in Polen, beginnen de bombardementen in Nederland. Ook Zuid Limburg wordt onder vuur genomen, waardoor het gezin Boon noodgedwongen moet schuilen in de kelder van hun huis. Het rustige leven is voorbij en het leven van Fing lijkt ineens in een stroomversnelling te gaan. Ze krijgt verkering met Filip. En doordat Liesl doet alsof Fing iets heeft gestolen in het huis van de Pruusin, wordt Fing plots ontslagen. Ze is er niet bepaald rauwig om en is ergens ook wel wat opgelucht. Ze hoopt nooit meer iets met Liesl te maken te krijgen, maar het verhaal krijgt een andere wending. Liesl blijkt niet Duits te zijn (zoals Fing aanvankelijk dacht), maar joods en is hierdoor ernstig in gevaar. Ze kan ieder moment gepakt worden door de Duitsers en Fing is de enige die haar kan redden.
Intussen ontdekt Fing steeds meer dingen over Filips achtergrond. Ze ontdekt dat hij NSB’er is, dat hij lange tijd gelogen heeft over zichzelf en kan hierdoor niet anders dan de relatie met hem verbreken. Vervolgens nemen de spanningen toe: de oorlog ontwricht het gezin en scheurt het letterlijk uit elkaar. Oma Mei begint zich vreemder te gedragen, Zus Muulke gaat in het verzet en ook zus Jes begint haar eigen weg te bewandelen. Dan slaat het noodlot toe. De Duitsers hebben Fings vader en haar vier broers gevangen genomen. Fing en haar twee zussen zijn als enige over met oma Mei. Dan komt Fing erachter dat je, anders dan haar stadgenoten beweren, kunt schuilen in de oude mijn. Liesl is niet meer veilig bij de Pruusin en wordt, nadat ze een tijd heeft rondgezworven, bij de overgebleven 'Boons' in huis genomen, met de risico’s van dien. Ze kan daar niet lang blijven, omdat ze gezocht wordt. Liesl wordt na korte tijd weggebracht en zo in veiligheid gesteld. Het huis wordt korte tijd later plat gebombardeerd, maar oma Mei, Fing en zusjes Muulke en Jes blijven ongedeerd en weten aan de Duitsers te ontkomen. Ze hielden zich namelijk schuil in de kelder en doordat de keldertrap ingestort was, konden de Duitsers hen met geen mogelijkheid vinden. Fing en haar familie denken eerst dat de keldertrap is ingestort door een tweede bombardement, maar later ontdekken ze dat dit gebeurd is door een aantal vergroeide wortels van een linde die op het stadskerkhof stond, naast hun huis. De wortels van de linde waren namelijk tot onder de keldertrap gegroeid. Nu was de linde omgevallen. Oma Mei had tijdens het bombardement nog bezittingen willen redden in de keuken, maar had niet naar boven gekund door de ingestorte keldertrap. Op die manier heeft de linde oma Mei kunnen redden. De familie kan daardoor het huis uit vluchten. Later keren ze terug naar het gebombardeerde huis, waar niet zoveel meer van over is. Het verhaal eindigt kort daarna: vader Boon en de vier broers zijn nog niet terecht, maar de overlevenden laten Onze Negen Armen achter zich. Liesl is veilig.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden