Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Zelfdoding bij jongeren

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 6042 woorden
  • 18 februari 2003
  • 76 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
76 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Zelfdoding bij jongeren. Een onderzoek naar suïcidaal gedrag en hulpverleningsmogelijkheden. Begeleider: Mevr. M. Van Iseghem Els Lambrecht 6 Latijn - Wiskunde Woord vooraf Dit schooljaar zijn we in de Ursulinen Mechelen met een nieuw project gestart, genaamd `eindwerk'. De bedoeling was om ons onder andere vertrouwd te maken met de informatie- en communicatietechnologie. Maar dit eindwerk is ook meer dan een oefening in zelfstandig werken. Men wilde namelijk ook dat de leerstof iets persoonlijker werd als afsluiting van het secundair onderwijs. Daarvoor werd tijd noch moeite gespaard. We kregen ieder een persoonlijke begeleider en er werden ook lesuren ingeleverd. Ik heb gekozen voor het onderwerp “zelfdoding bij jongeren” onder de begeleiding van mevrouw Van Iseghem. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik psychologie wil gaan studeren. Het liefst van al zou ik als klinisch psychologe met kinderen en jongeren werken, waardoor de titel van dit eindwerk me erg aansprak. Ik vond het alleszins heel boeiend om aan te werken. Ik heb ook veel hulp gehad van mevrouw Van Iseghem natuurlijk, die wil ik daarvoor bedanken, maar ook mijn vrienden, vriendinnen en familieleden die mij allemaal aan informatie hebben geholpen. Ook heb ik enkele nuttige artikels van het Centrum ter Preventie van Zelfmoord in Brussel gekregen. Bedankt daarvoor. Ik hoop dan ook dat u het de moeite waard vindt om het te lezen. Inleiding [plaatje0] Deze brief komt uit het boek
Dag Mam: wat mijn dochter mij leerde doordat ze zelf een einde aan haar leven maakte. Het is een boekje met allerlei tekstjes van Marjolijn, samengesteld door haar moeder. Wanneer ik dit boekje las, werd ik er echt stil van. Meer en meer begon ik me af te vragen wat jonge mensen soms toch kan bezielen om een einde te maken aan hun leven. Daarom ben ik hierover gaan lezen. Het opzoekingswerk valt uiteen in twee grote delen. In het eerste deel heb ik vooral omschreven wat men nu eigenlijk bedoelt met zelfdoding en welke jongeren risico lopen. De grote meerderheid van zelfdodingen gebeurt niet zonder signalen. Je moet echter ook naar de omgeving kijken. Het overgrote deel van de zelfdodingen gebeurt niet uit vrije wil. De grootste doodsoorzaak in Vlaanderen bij jongeren zijn verkeersongevallen, gevolgd door zelfdoding. Men moet dit echter niet als het jongerenprobleem bij uitstek beschouwen. Jongeren sterven nu eenmaal niet zo snel aan een ernstige ziekte als bijvoorbeeld een gepensioneerde man. In het tweede deel heb ik vooral omschreven hoe je suïcidanten en nabestaanden kan helpen. Bij beiden geldt de regel van praten. Met praten bereik je al heel veel. Het overgrote deel van zelfdodingen zou al vermeden kunnen worden als jongeren er met iemand over zouden kunnen praten, al was het maar de plaatselijke cafebaas. Ook nabestaanden kan je het best helpen door veel te praten. Dit helpt hen in de verwerking. De meeste mensen weten niet goed wat te zeggen tegen mensen die iemand verloren zijn door zelfdoding. DEEL I: Suïcidaal gedrag 1 De begrippen zelfdoding, suïcidaal gedrag en suïcidale ideatie. In de hedendaagse literatuur verkiest men meer en meer de term zelfdoding boven de term zelfmoord. Dit verklaart men vooral door het feit dat in het woord zelfmoord de misdaad doorklinkt, net of de persoon in kwestie een misdaad wil begaan en anderen intentioneel wil pijn doen. Om te kunnen spreken van zelfdoding, zijn er vier voorwaarden: om te beginnen moet er een daad gesteld worden. De persoon moet een handeling uitvoeren. Ten tweede moet er een bedoeling zijn. De daad moet dus doelgericht en intentioneel zijn, men wil zelf een einde aan zijn leven maken. Ten derde wil hij via de gevolgen van deze daad de door hem gewenste veranderingen verkrijgen. Tenslotte moet er een dodelijke afloop zijn. Indien de daad niet uitmondt in de dood, spreekt men van een suïcidepoging of poging tot zelfdoding. Het gedrag van de persoon bestaat meestal uit zichzelf verwonden of het innemen van een overdreven hoeveelheid stof (bijvoorbeeld: slaaptabletjes). Het gedrag wordt eveneens intentioneel uitgevoerd met de bedoeling de gewenste veranderingen te verkrijgen. Deskundigen hebben het ook vaak over suïcidale ideatie: dit is het actief denken aan of overwegen van suïcide of suïcidepoging als gedrag om ervaren problemen te verminderen of op te lossen. Voor alle drie de gedragingen geldt dus dat de (verwachte) uitkomst ervan door de suïcidant (dit is de persoon die deze handelingen wil overwegen) wordt beschouwd als onmisbaar in het teweeg brengen van gewenste eigen veranderingen (o.a. bewusteloosheid waardoor je bepaalde dingen niet meer hoeft te voelen) en/of veranderingen in sociale omstandigheden en/of gedragingen van anderen. Deskundigen maken vaak ook nog andere onderscheidingen die mooi en duidelijk omschreven zijn in het boek “De laatste daad”. De auteurs vermelden o.a.: Postagressionele zelfmoord: zelfmoord gepleegd na een daad van agressie. Bijvoorbeeld zichzelf doden na het eigen gezin te hebben vermoord. Transagressionele zelfmoord: zelfmoord bedoeld om een ander persoon schuldgevoelens te bezorgen. Indirecte zelfmoord: een daad waarvan de persoon kan verwachten dat hij indirect tot zijn eigen dood zal leiden. Bijvoorbeeld op zee gaan varen in de verwachting dit niet te overleven. Gesimuleerde zelfmoord: een moord of een ongeval wordt voorgesteld als een zelfmoord. Gedissimuleerde zelfmoord: een zelfmoord wordt voorgesteld als een ongeval. Gemaskeerde zelfmoord: een ongeval dat eigenlijk een zelfmoordpoging is. Gecombineerde zelfmoord: het gelijktijdige of opeenvolgend gebruik van twee of meer dodelijke middelen Dubbelzelfmoord: gelijktijdig en in onderlinge afspraak gepleegde zelfmoord van twee personen Balanszelfmoord: zelfmoord na een rationele afweging van de voor- en nadelen. Het gaat om mensen die bij hun volle verstand hun situatie nuchter overdenken en uiteindelijk voor zelfmoord opteren 2 De houdingen doorheen de geschiedenis t.o.v. zelfdoding: tolerantie versus intolerantie. In de geschiedenis van de houdingen tegenover zelfdoding wisselen tendensen van tolerantie en van onverdraagzaamheid elkaar af. De Griekse filosofen wijdden uitgebreide beschouwingen aan het verschijnsel zelfdoding. De filosofen Plato en Aristoteles stonden afwijzend tegenover zelfdoding, hoewel Plato een uitzondering maakte voor zelfdoding op bevel van de staat. Andere filosofen dachten meer genuanceerd over dit onderwerp. Diogenes, die zichzelf van het leven beroofd heeft op hoge leeftijd, en het hele stoïcisme waren ervan overtuigd dat zelfdoding in bepaalde omstandigheden wel kon. Bij de Romeinen bleef deze opvatting bestaan, maar voor soldaten en slaven was dit ontoelaatbaar. Dit werd gezien als een vorm van desertie en diefstal. De klassieke zelfdoding werd gekenmerkt door drie elementen: de dood door het zwaard, de schaamte en de wilskracht. Men ontnam zich vooral van het leven door het zwaard en dit deed men uit een schaamtegevoel, men dacht namelijk dat er geen leven meer mogelijk was als de eer van een mens gekrenkt was, of uit wilskracht omdat men zijn eer dan redde. In de vroege middeleeuwen bleef de tolerantie van de Romeinen doorbestaan, maar toch werd het gaandeweg strenger. Het opkomend Christendom stond aanvankelijk positief tegenover zelfdoding als het ging om het redden van de eer of van het geloof. Gaandeweg kwam er een verandering in deze opvatting. Vooral sinds de kerkvaders Augustinus en Thomas van Aquino werd het beeindigen van het leven en alle pogingen hiertoe steeds meer als een zondige handeling beschouwd, waaraan kerkelijke straffen waren gebonden. Om hun beweringen te verstevigen, verwezen ze naar de bijbel, waarin vermeld wordt: “Gij zult niet doden”. In de Renaissance werd teruggegrepen naar de opvatting uit de klassieke oudheid. De christelijke opvattingen over zelfdoding werden betwist, maar de meerderheid van de maatschappij bleef zelfdoding afwijzen. Wanhoop werd niet langer alleen als oorzaak gezien, maar ook melancholie en waanzin. Geleidelijk aan rezen er meer stemmen op die het menselijk zelfbeschikkingsrecht verdedigden. Vanaf de Franse Revolutie werden de straffen op zelfdoding afgeschaft. (In Engeland bleef een poging tot zelfdoding echter strafbaar tot 1961.) Het was pas in de 18de eeuw dat men zelfdoding als een medisch probleem ging beschouwen en in de 19de eeuw werd zelfdoding steeds meer beschouwd als een medische, psychische of sociale ziekte. Ook vandaag blijft zelfdoding een medisch probleem in de Westerse maatschappij. Er heerst nog altijd een soort taboe rond deze daad. Er is wel aandacht voor het thema, maar vaak negatief! Meestal krijgt de bevolking sensationele verhalen te horen, maar nooit waarom deze daad verricht werd. Er is wel een mogelijkheid om erover te spreken en er is veel belangstelling voor het thema door o.a. scholen. Maar eigenlijk zwijgt men er toch liever over. Er ligt vooral een taboe op de hulpvraag. Mensen mogen in onze maatschappij niet mislukken of falen. Er wordt niet geluisterd naar mensen die hulp nodig hebben. Daarnaast bestaan er verschillende houdingen t.o.v. zelfdoding. Sommigen blijven het verboden vinden omdat je als mens verplichtingen hebt t.o.v. God, de samenleving en anderen. Anderen zeggen dat je helemaal zelf moet kunnen beslissen over je leven of niet! Daartussen heb je dan een groep die meent dat zelfdoding in sommige gevallen toelaatbaar is en in andere gevallen ontoelaatbaar. 3 Risicogroepen, oorzaken en signalen bij zelfdoding. 3.1 Risicogroepen Het is moeilijk te zeggen welke groepen jongeren meer risico lopen dan anderen. Er is geen eenduidig antwoord op de vraag waarom jongeren hun toevlucht nemen tot zelfdoding om hun problemen op te lossen of om zich te bevrijden uit een situatie die door de jonge suïcidant als uitzichtloos wordt beschouwd. Adolescenten bevinden zich in een situatie, een soort tussenstadium, waar veel dingen nog geen definitieve plaats gekregen hebben. Ze hebben nog geen echte zelfstandigheid opgebouwd. En de adolescent die geen manier heeft ontwikkeld om met stress om te gaan of die merkt dat zijn of haar manieren mislukken, zal steeds meer stress ondergaan en in toenemende mate gedemoraliseerd geraken. Als een jongere dan ook nog eens de kans niet heeft om over eventuele problemen te praten, is de kans op zelfdoding aanwezig. Het is natuurlijk duidelijk dat jongeren die al een poging ondernomen hebben het grootste risico lopen om het opnieuw te proberen. Deze jongeren verkeren immers in een min of meer problematische levenssituatie. In elk geval zijn deze jongeren vaak maatschappelijk en geestelijk geïsoleerd. Bij suïcidale personen vindt men altijd een kenmerk terug: hopeloosheid, het gevoel in een situatie te zitten, die je helemaal niet wil en ook onomkeerbaar lijkt, een situatie die je ook niet te baas kunt. Er is geen andere uitweg dan zelfdoding. Daarom is zelfmoordpoging ook vaak een verkeerde term. Een op vijf pogingen gebeurt namelijk vanuit een zeer concrete doodswens. In andere gevallen stelt men een duidelijk teken vast. Bijvoorbeeld bij iemand die 5 slaaptabletjes neemt. Dat zijn er om te sterven te weinig, maar het is wel een duidelijk teken. Cijfers tonen aan dat aan de helft van de zelfmoorden een poging tot zelfdoding voorafgaat. 3.2 Oorzaken die aanleiding geven tot zelfdoding Bij zelfdoding wordt aangenomen dat het gaat om een mengeling van verschillende factoren. Daarin onderscheiden we langetermijn- en kortetermijnfactoren. En daarnaast zijn er nog drempelverlagende en drempelverhogende factoren. Factoren op lange termijn zijn gebonden aan persoonlijkheidskenmerken van de persoon. Ten eerste: zijn of haar gevoeligheid voor stresserende omstandigheden, gebeurtenissen waar sommige mensen erg moeilijk mee kunnen omgaan. Een tweede factor die meespeelt op lange termijn is impulsiviteit. Dit wil zeggen: de snelheid waarmee gedachten worden omgezet in gedrag. Dat element stellen we vooral vast bij jongens. We zetten enkele voorbeelden op een rijtje. Problemen thuis kunnen vaak een belangrijke oorzaak zijn, vooral een moeilijke omgang met de ouders. Deze reden wordt door meisjes meer opgegeven als reden om zelfdoding te overwegen dan door jongens. Vele suïcidale jongeren komen uit gezinnen waar veel conflicten zijn tussen de ouders onderling of tussen de ouders en de kinderen. Suïcidale jongeren komen vaak uit een gebroken gezin, maar het is niet de nieuwe gezinstoestand die voor de jongeren zo problematisch is, maar wel de manier waarop de echtscheiding van de ouders verlopen is of de moeilijkheden die daar nog steeds uit voortvloeien. Ook gewelddadigheid, seksueel geweld en incestueuze benadering lokken suïcidaal gedrag uit bij jongeren. Opvallend is dat holebi's vaker aan zelfdoding denken (en het ook doen) dan hetero's van dezelfde leeftijd. Tot deze vaststelling kwamen de professoren Johny Vincke (socioloog) en Cornelis van Heeringen (psychiater). Ze maakten hun bevindingen bekend op het zevende Europees Congres over Suïcide dat in september 1998 in Gent werd gehouden. Omdat die jongeren denken dat ze niet goed zitten qua seksuele orientatie, menen ze ook dat de rest van hun leven een puinhoop zal worden. Ze weten nog niet hoe hun verdere leven er zal uitzien. Dat hangt natuurlijk ook wel samen met jong zijn, maar ze krijgen daar nog eens de problematiek van seksuele orientatie bij. De zoektocht naar seksuele identiteit speelt dus een belangrijke rol. Ook jongeren die hun eigenwaarde onderschatten, lopen risico. Iemand die gelooft in zichzelf komt niet tot zelfmoord, al zijn de problemen nog zo groot. Maar als je gevoelens hebt van zelfverachting, waardeloosheid en zelfs vijandschap tegenover jezelf, kan je wellicht op de gedachte komen om jezelf te vernietigen. Er bestaan ook sterke vermoedens dat allochtone jongeren meer aan zelfdoding denken dan anderen. Vooral bij meisjes zou dit percentage hoog liggen. Het is voor hen bijzonder moeilijk om op te groeien in twee totaal uiteenlopende culturen. Depressie is de grote factor op korte termijn. De wil om verder te leven breekt. Altijd is er rond de tijd van de zelfmoordpoging een depressie, met vooral een gevoel van totale hopeloosheid als kern. (Zie ook boven, punt 3.1) Vaak zijn er nog bijkomende factoren die de drempel naar de zelfmoordpoging kunnen verlagen of verhogen. De drempel kan verlagen door de aanwezigheid van rolmodellen. Dat kunnen tv-figuren zijn, een idool, maar ook een medestudent die zichzelf van het leven beroofde. Het is bijvoorbeeld nog steeds niet duidelijk of erfelijkheid een grote rol speelt, maar vast staat dat suïcide in een gezin een dramatische voorbeeldfunctie kan hebben op andere gezinsleden. Er is meer kans op zelfdoding bij jongeren met suïcidale ouders. Gewoon omdat jongeren modellen overnemen van hun ouders (maar ook van andere mensen waar ze naar op kijken, bijvoorbeeld popsterren). Suïcidale neigingen van ouders kunnen zo sterk zijn dat dit wordt overgedragen op de jongere via bewuste en/of onbewuste communicatie. Deze jongeren kunnen dan werkelijk het gevoel krijgen tot zelfdoding gedwongen te worden. Drempelverhogende factoren zijn vooral factoren die de integratie van de persoon verhogen. De persoon voelt zich, ondanks alle problemen, toch aanvaard in een groep. Of zijn/ haar studieresultaten zijn goed. 3.3 Signalen voor zelfdoding De grote meerderheid van de zelfmoorden gebeurt niet zonder waarschuwingsteken. Drie op vier slachtoffers spreken op voorhand over hun plannen om een einde aan hun leven te maken. Soms blijft het echter bij verdoken signalen en merk je ze niet, zo denken we aan een plotse gedragsverandering. Of de persoon raakt steeds meer betrokken bij vechtpartijen of de schoolresultaten lopen achteruit. We moeten natuurlijk niet in alles voortekenen gaan zien, maar eigenlijk kunnen we niet voorzichtig genoeg zijn. Je moet echter niet alleen naar de zelfmoordpoger kijken, maar ook naar de omgeving, naar zijn sociaal systeem. Bij het overgrote deel van de zelfmoorden is er trouwens geen sprake van vrije wil, maar zijn de pogingen vaak het gevolg van sociaal of relationeel ongunstige omstandigheden. Het werk en een relatie zijn twee mogelijke aanleidingen tot hopeloosheid. En hoe groter de hopeloosheid, hoe groter het risico op zelfdoding.
4 Zelfdoding: tendensen en cijfers 4.1 Tendensen i.v.m. zelfdoding In Belgie noteert men gemiddeld 7 geslaagde zelfdodingen per dag. Per geslaagde zelfmoord zijn er gemiddeld tien zelfmoordpogingen. Dat betekent dat er elke dag 100 mensen in dit land iets ondernemen om een einde te maken aan hun leven. Bij jongens en meisjes tot 24 jaar is zelfdoding na verkeersongevallen zelfs de eerste doodsoorzaak. Om de vier dagen sterft een Vlaamse jongere door zelfmoord. Over de hele wereld neemt het aantal zelfdodingen onder jongeren toe. In vergelijking met de jaren 50 was er midden jaren 80 zelfs sprake van er verdubbeling. Sindsdien stijgt het aantal zelfdodingen onder jongeren niet meer. Opvallend is wel dat de leeftijd waarop kinderen een eind aan hun leven maken (of pogen te maken) steeds daalt. Waarschijnlijk is dit te verklaren doordat jongeren steeds vroeger in de puberteit komen. Op latere leeftijden krijgen andere doodsoorzaken dan zelfdoding de overhand. Dit wil niet zeggen dat zelfdoding een jongerenprobleem is. Jongeren lopen immers minder het risico om te sterven aan een dodelijke ziekte. De meeste zelfdodingen vinden niet plaats in de deprimerende wintermaanden, zoals vaak wordt gedacht, maar in de opbeurende lente. In maart worden de meeste zelfmoorden gepleegd, 10 procent meer dan gemiddeld. In december worden de minste suïcides geteld. Mannen zijn meer gevoelig voor het seizoen dan vrouwen. 4.2 Enkele cijfers m.b.t. zelfdoding in Vlaanderen Zelfdoding bij jongeren in het Vlaamse gewest per leeftijdscategorie (1996) De volgende cijfers vond ik in een bijlage van De Standaard van januari 1999. De cijfers tonen ons dat naarmate men ouder wordt, het aantal zelfdodingen per inwoner stijgt. Maar hoe betrouwbaar zijn deze cijfers? Het staat vast dat een behoorlijk aantal gevallen van zelfdoding niet zo worden gerapporteerd omdat er regelmatig twijfel bestaat. Bijvoorbeeld in het geval van een als verkeersongeval gecamoufleerde zelfdoding.  10 tot 14 jaar jongens meisjes totaal Aantal inwoners 177.921 169.973 346.973 Aantal overlijdens 25 28 53 Zelfdodingen 1 2 3 Zelfdodingen per 100 inwoners 0,56 1,18 0,68 % zelfdoding op overlijdens 4% 7,14% 5,66%  15 tot 19 jaar jongens meisjes totaal Aantal inwoners 184.079 176.332 360.411 Aantal overlijdens 124 50 174 Zelfdodingen 25 6 31 Zelfdodingen per 100 inwoners 13,58 3,4 8,6 % zelfdoding op overlijdens 20,16% 12,00% 17,82%
 20 tot 24 jaar jongens meisjes totaal Aantal inwoners 190.093 183.929 374.022 Aantal overlijdens 223 53 276 Zelfdodingen 49 13 62 Zelfdodingen per 100 inwoners 25,78 7,07 16,58 % zelfdoding op overlijdens 22% 24,53% 22,46% Aard van de zelfdoding Volgende grafiek verscheen in Het Nieuwsblad naar aanleiding van de twee tienermeisjes die in januari van dit jaar van tien hoog naar beneden sprongen in Brussel. Verhanging blijkt de meest gebruikte methode te zijn om zelf uit het leven te stappen. Mannen (en jongens) kiezen op de tweede plaats voor vuurwapens terwijl hun vrouwelijk collega's voor verdrinking of vergiftiging kiezen. [plaatje1] DEEL II: De verschillende terreinen van hulpverlening bij zelfdoding. 1 Hulp bieden aan suïcidanten Als onmiddellijk betrokkene Als een vriend je in vertrouwen neemt en over zijn ellende praat, luister dan en veroordeel niet! Misschien denk je wel: “Die zal toch geen einde maken aan zijn leven?” Velen durven dit dan niet te vragen, maar je mag het gerust vragen. Onderzoek heeft uitgewezen dat niemand dit doet omdat hen dit gevraagd is! Je hoeft dus niet bang te zijn, dat hij dit daarom zal doen. Meestal gebruiken we dit vooroordeel omdat dat gemakkelijker is voor ons. We zijn namelijk bang dat de andere zal zeggen: “Ja, ik denk daar soms aan.” We zouden niet goed weten wat we dan zouden moeten antwoorden. Je kan toch moeilijk tegen je vriend zeggen: “Morgen schijnt de zon weer!” Daarmee duw je hem alleen maar verder in de put. De meeste personen ervaren het uitspreken van zelfmoordgedachten vaak als een bedreiging. Ze denken namelijk, dat, als ze verkeerd zouden reageren, de uiteindelijke zelfdoding hun schuld zou zijn. De reactie van de omgeving is dan ook vaak het wegduwen van het probleem: “ je mag het niet doen, denk aan je ouders.” Sommigen denken dan dat ze die persoon geholpen hebben, maar dit is niet zo. Het belangrijkste is te luisteren naar die personen en je mag ook niet beginnen te discussieren over de waarde van het leven. Daar bereik je helemaal niets mee. Wat je wel moet doen, is de andere ervan proberen te overtuigen dat er andere oplossingen zijn. En dat je mee wil zoeken naar die oplossing en dat hij ondertussen het leven het voordeel van de twijfel moet geven. Het is echt niet gemakkelijk iemand die in de put zit zover te krijgen dat hij hulp zal zoeken. Wat soms helpt, is hem zelf de keuze te laten tussen 2 mogelijke oplossingen. De ene oplossing is zelfmoord, de andere oplossing is hulpverlening. Je vertelt erbij dat zelfmoord eigenlijk toch maar een gruwelijke oplossing is. Hulpverlening, daarentegen, kan ook moeilijk zijn, maar de pijn zal wellicht verlichten. Het gaat erom te vertellen dat er nog andere mogelijkheden zijn dan zelfdoding als oplossing. Eigenlijk is het heel belangrijk te reageren wanneer iemand met jou over zelfdoding komt praten. Er hangt zoveel vanaf. Het is vaak moeilijk om deze klus alleen te klaren en je praat er dan ook het best over met je ouders, een verantwoordelijke van het C.L.B. of een andere vertrouwenspersoon. Als je echter merkt dat ze het probleem niet ernstig nemen, bel je het best zelf met het centrum ter preventie van zelfmoord: 02/694.95.55.. De man of vrouw die je dan aan de telefoon krijgt, zal je helpen op een deskundige manier. Officiele hulpverlening Soms belt iemand die aan zelfdoding denkt naar Tele-onthaal. Dit kan de laatste gooi zijn naar contact uit het gevoel van absolute eenzaamheid. De hulpverlener werkt volstrekt anoniem. Eerst en vooral zal deze vrijwilliger luisteren naar het probleem. Hij laat de oproeper zijn verhaal doen, bouwt vertrouwen op en leert de beller praten over zijn of haar probleem. Zelfmoordkandidaten lijden meestal aan een vernauwing van hun bewustzijn: voor hen is alles negatief. Die vernauwing moet in het gesprek aan bod komen. De hulpverlener gaat ervan uit dat er in de wereld bijna geen problemen voorkomen, waarvoor zelfdoding de enige oplossing zou zijn. Bijna altijd zijn er alternatieven. Zelfdoding kan later nog altijd een mogelijke optie zijn. Maar je kan niets verliezen met eerst een andere uit te proberen. De vrijwilligers van Tele-onthaal krijgen de raad om het gesprek af te ronden na 50 tot 55 minuten. Indien meer tijd wenselijk is, wordt er een nieuwe afspraak gemaakt. Alles blijft anoniem, maar er is wel een systeem van medewerkersnummers. 2 Hulp bieden aan nabestaanden 2.1 Als onmiddellijk betrokkene Het is voor nabestaanden heel belangrijk om met iemand over hun verdriet te praten. Veel mensen in hun omgeving laten echter niets van zich horen omdat ze zich moeilijk kunnen uiten over zelfdoding. Voor de nabestaanden is dit niet fijn, want ze raken hierdoor vaak afgesloten van de buitenwereld en ze hebben de steun echt nodig. Het is dus voor de nabestaanden het beste om het gewoon te zeggen als je niet goed over het onderwerp kan praten. Voor de nabestaanden is het belangrijk om te zoeken naar een verklaring voor het overlijden. Hierbij kan je helpen door gewoon te luisteren naar wat de nabestaande te vertellen heeft. Gewoon luisteren is het beste, want de nabestaande moet er zelf achterkomen wat hij nou precies denkt over de dood. Het heeft geen zin om de nabestaande je eigen mening te vertellen, want de nabestaande moet zelf met het verlies verder leven. Het kan voorkomen dat de nabestaanden na de zelfdoding dingen doen die erg onzinnig lijken. Ze kunnen bijvoorbeeld beweren dat de overledene eigenlijk helemaal niet dood is, of ze kunnen de overledene erg idealiseren. Het is niet nodig om dan duidelijk te maken dat het onzinnig gedrag is, want daar komen ze op een gegeven moment, als ze er aan toe zijn, zelf wel achter. Voor het verwerken van het verdriet is het belangrijk dat je de rouwende niet jouw mening opdringt, maar hem gewoon onzinnig laat doen, tot hij er zelf achter is dat het toch geen zin meer heeft. Het komt voor dat de nabestaanden na een zelfdoding zelf ook het idee hebben om zelfdoding te plegen. Dit betekent niet dat ze dit ook echt gaan doen en het is goed om er met ze over te praten. Vaak durven ze zelf niet over het onderwerp te beginnen, omdat ze bang zijn dat ze door de omgeving niet begrepen worden. Meestal helpt het al om gewoon erover te praten, maar voor sommigen is het beter om professionele hulp te krijgen. De zelfmoordgedachten zijn dan zo realistisch dat de persoon het ook zo in het echt zou doen. 2.2 Professionele hulp Sinds een aantal jaren komen mensen die een ervaring van zelfdoding hebben meegemaakt bij elkaar. Praten met anderen die hetzelfde hebben meegemaakt kan het verlies en het rouwen gemakkelijker maken. Daarom wordt de onderlinge communicatie in een groep door vele nabestaanden gemakkelijker en spontaner ervaren dan ergens anders. Er is minder sociale afstand, mensen voelen zich erg betrokken, geven elkaar informatie, steun en moed. In een zelfhulpgroep vormt het taboe geen struikelblok. Lotgenoten zijn juist gekomen om mensen te ontmoeten die hetzelfde hebben meegemaakt. Met lotgenoten kan je vrijuit praten en mag je verwachten dat je begrepen wordt. Er bestaan open en gesloten zelfhulpgroepen. Een gesloten groep bestaat uit een vast aantal deelnemers en komt meestal een beperkt aantal sessies bij elkaar. Een deelname aan alle sessies is aangewezen, zo krijgen mensen de kans om ongeveer gelijktijdig een verwerkingsproces door te maken in een hechte en vertrouwelijke sfeer. Bij een open groep kan er op gelijk welk moment worden aangesloten. (Voor verdere info kan je terecht bij Nico De Fauw: 02/361.21.28.)
3 Omgang met nabestaanden: moeilijkheden . Het rouwproces voor de nabestaanden van een zelfdoding is in grote lijnen hetzelfde als het rouwproces bij een andere sterfgeval. Toch zien we enkele typische reacties die steeds weer opduiken. Bij een zelfdoding zoeken nabestaanden naar een verklaring. Vaak vragen de nabestaanden zich af of ze de zelfdoding hadden kunnen voorkomen. Ook het waarom van de zelfdoding is een veel voorkomende vraag. Het is moeilijk om deze vragen te beantwoorden. Vaak is er wel een afscheidsbrief of een dagboek waaruit je een antwoord kan vormen, maar dit wordt nooit het precieze antwoord. Het is voor de nabestaanden erg frustrerend om geen antwoorden op hun vragen te krijgen en het verwerkingsproces wordt hierdoor veel moeilijker. Bij een zelfdoding hebben nabestaanden vaak schuldgevoelens. Ze hebben het idee dat ze de dood hadden kunnen voorkomen en verwijten zichzelf dat ze de overledene niet goed genoeg hebben bijgestaan. Ze vragen zich af wie of wat verantwoordelijk is voor de zelfdoding en trekken vaak de conclusie dat zij verantwoordelijk zijn voor de zelfdoding. Met deze schuldgevoelens gaat iedereen anders om. De een zal ontkennen dat de overledene door een zelfdoding om het leven is gekomen, de ander zal de positieve kanten uit de zelfdoding halen. Dit zijn bijvoorbeeld uitspraken als: “De overledene heeft nu rust.” of “Het was het beste voor ons allemaal.” Bij sommige mensen wekt de zelfdoding erg veel woede op. Je kan bijvoorbeeld kwaad zijn op jezelf, omdat je vindt dat je te weinig hebt geholpen, maar je kan ook kwaad zijn op de buitenwereld, als die niet prettig reageert. Na een zelfdoding voelen veel nabestaanden zich afgewezen. Ze hebben het idee dat de overledene liever dood wil zijn, dan dat hij wil leven samen met hen. Als je dit denkt dan kan je een groot gevoel van minderwaardigheid krijgen. Je gaat aan jezelf twijfelen en je kan gaan denken dat je een mislukt persoon bent. Dit is ook erg slecht voor het verwerken van de dood. Door je minderwaardigheidsgevoel zul je minder snel contact met andere mensen zoeken, waardoor je niet over je verdriet kan praten. Zelfdoding kan net als bij een normaal sterfgeval ook tot angst leiden. Alleen zijn bij een zelfdoding de reacties van jezelf veel heftiger, waardoor het lijkt alsof je jezelf niet meer onder controle hebt. Dit is natuurlijk heel erg beangstigend. Veel nabestaanden hebben last van erg depressieve gevoelens. Ze gaan ook nadenken over de dood en worden bang om zelf ook zelfdoding te plegen. Er zijn ook nabestaanden die zich tijdens het rouwen gaan inleven in de situatie van de overledene. Ze gaan zich dan vaak ook afvragen of ze niet beter zelfdoding kunnen plegen, of ze nemen bepaalde karaktertrekjes over van de overledene. Een zelfdoding heeft altijd veel gevolgen voor de relaties met andere mensen. Het kan gebeuren dat nabestaanden elkaar dingen verwijten over de zelfdoding, zonder dat ze het uit durven spreken. Heel soms wordt er ook openbaar een beschuldiging gedaan tegenover de partner van de overledene. Als iemand op een `normale' manier overlijdt, dan krijgen de nabestaanden meestal wel genoeg steun. Bij een zelfdoding is dit anders, want de mensen vinden een zelfdoding nog moeilijker om mee om te gaan dan een ander overlijden. Hierdoor worden de nabestaanden vaak gemeden, waardoor deze weer een gevoel van schaamte krijgen. Waardoor ze helemaal niet meer over de zelfdoding durven te praten en een andere doodsoorzaak verzinnen. Om je verdriet goed te verwerken is het belangrijk dat je met veel mensen goed over je verdriet kan praten. Helaas rust er in onze samenleving een soort taboe op zelfdoding, zodat de omgeving vaak anders reageert dan bij een andere doodsoorzaak. Het komt vaak voor dat mensen de echte doodsoorzaak negeren, en soms gaat het zelfs zo ver dat men niet wil dat de echte doodsoorzaak wordt genoemd bij de begrafenis. 4 Tips om verdriet en rouw te verwerken Het belangrijkste wat je moet doen tijdens het verwerken van je verdriet is geduld hebben, want het rouwproces is een lang proces, wat niet in een keer over is. Het is goed om over rouw te gaan lezen, want hierdoor leer kan je je eigen reacties beter begrijpen en accepteren. Een aantal dingen die je zou kunnen doen om het proces sneller te laten verlopen zijn: je kan het beste je eigen reacties serieus nemen. De reacties lijken soms overdreven, maar je hoeft je er niet voor te schamen. Bijna iedereen die in de rouw zit heeft last van zulke emoties die ineens naar boven komen. Als je de gevoelens die je op zo'n moment hebt, onderdrukt, dan duurt het alleen maar langer om je verdriet te verwerken. Je moet jezelf genoeg tijd geven om je verdriet te verwerken. Het verdriet verwerken kost veel energie, dus kan je jezelf het beste eerst een tijdje rust geven. Wat heel erg goed helpt is praten over gevoelens, je voelt je daardoor minder eenzaam en de gevoelens worden ook minder als je erover praat. Je kan het beste iemand zoeken waarmee je goed kan praten, want dan gaat dat makkelijker dan bij iemand die je niet zo goed kent. Het is verstandig om in het begin van het rouwproces geen belangrijke beslissingen te nemen. Je bent dan meestal nog heel emotioneel en je kan de gevolgen ervan nog niet goed overzien. Denk eraan dat jij niet degene bent die voor de zelfdoding heeft gekozen. Een schuldgevoel is heel normaal, maar de zelfdoding is toch echt de keuze geweest van de overledene zelf. Als het nodig is, zoek dan gewoon hulp. Je hoeft je niet te schamen voor je probleem, want dat heeft iedereen die een dierbare verliest. Bronnen Boeken: DE MOOR, P. , MEESEMANS, S. , GROSEMANS, A. en KUIJPERS, J. De laatste daad: zelfdoding in Vlaanderen, Globe, Gent, 1998, 153 pagina's Keirse, M., Helpen bij verlies en verdriet, een gids voor het gezin en de hulpverlener, Drukkerij Lannoo nv, Tielt, 1998, 278 pagina's VAN MONSJOU-KRIJGER, E., Dag mam: Wat mijn dochter me leerde doordat ze zelf een einde aan haar leven maakte, Ankh Hermes, Deventer, 1990.
Artikels: HOLTROP, A., `Meer jongens plegen zelfmoord, maar meisjes doen vaker een poging', NRC Handelsblad, 1995,10 juni LAUDI, Y., `Jonge zelfmoordenaars willen eigenlijk niet dood', Reflector, 1995, november, p 3-5 MONFILS, E., `Zorgwekkend: zelfmoord bij jongeren! Ook het sociale verkeer eist veel jonge slachtoffers', Joepie, 2002, 6 februari, p 52 ROMBOUTS, R., `Jongere verkiest soms trots te sterven', Het Parool, 1996, 17 januari, p 59-60 VAN DER SMAN, J., `Voorkeur voor de dood', Elsevier, 2000, 21 oktober VAN MAANEN, H., `Zelfmoord vaak het gevolg van een pijnlijke geboorte', Het Parool, 1998, 14 november VLAEMINCK, M., `Elke dag 100 zelfmoordpogingen', Het Nieuwsblad, 2002, 14 januari, p 4 VL, M., `Zeven zelfmoorden per dag', Het Volk, 2002, 15 januari, p 5 XXX, `Verhanging meest gebuikte methode',
Het Volk, 2002, 14 januari Internetinformatie: Achterblijven na zelfdoding, internet, Psychowijzer, (http://www.psychowijzer.nl/html/body_zelfdoding.htm) Na een zelfdoding, internet, (http://home02.wxs.nl/~willsom/naeenzelfdoding.htm) Statistisch Nieuws: zelfmoord veel groter probleem bij homoseksuele jongeren, internet, Vlaamse statistieken, (http://fred.vlaanderen.be/statistieken/nieuwsarch/september98/zelfmoord.htm) Overige bronnen: BECKERS, A.C.H., `Encarta encyclopedie Winkler Prins, cd-rom, Winkler Prins, 2000 DE FAUW, N., `Wegwijzer: zelfhulpgroepen voor nabestaanden na zelfdoding' DE KEYSER, L., BAEYENS, B., `Bijlage uit De Standaard over zelfdoding', 1999 Besluit
Bij het maken voor dit eindwerk heb ik vooral veel informatie gezocht in de bibliotheek en verschillende kranten en tijdschriften, want de voorbije periode is er veel verschenen over zelfdoding bij jongeren. Dit is vooral te verklaren door de zelfdoding van de twee tienermeisjes die in januari uit het raam van een appartement sprongen, gevolgd door de zelfdoding van een 17-jarige jongen die in Gent van het Gravensteen sprong. Ik heb ook contact opgenomen met het Centrum ter Preventie van Zelfmoord in Brussel en gepraat met twee personen. Bij een van de twee had haar broer zelfdoding gepleegd en bij de andere haar vriend. Ik heb dit niet echt verwerkt in mijn eindwerk, maar ik kon er bijvoorbeeld wel de stappen van verwerking in ontdekken. Suïcidaal gedrag of zelfmoordgedachten omvat meer dan de zichtbare zelfdodingen en pogingen daartoe. Het is een verzameling van gedragingen waartoe ook de zelfmoordgedachten, - wensen, -dreigingen, en -plannen behoren. Dat jongeren bezig zijn met dood en zelfdoding is niet zo verwonderlijk. In de puberteit en de adolescentie wordt de mens bewust van zijn verantwoordelijkeheid voor het eigen leven. Hij heeft zijn leven (en dus ook zijn dood) in eigen handen. Het aantal effectieve zelfdodingen is eigenlijk veel hoger bij ouderen dan bij jongeren. Zelfdoding is dus niet echt een jongerenprobleem. Het komt er op aan om gepaste aandacht te besteden aan het zelfmoordgedrag van jongeren. Elke vorm van zelfmoordgedrag moet ernstig genomen worden. Zoals elk menselijk gedrag heeft het een betekenis. In ieder geval is het een signaal dat de jongere met problemen zit en dat aan de omgeving op een of andere manier wil kenbaar maken. Als het signaal genegeerd of verkeerd begrepen wordt, kunnen zelfdodinggedachten overgaan in zelfmoordplannen en -pogingen. En elke poging verhoogt het risico op een geslaagde zelfdoding. Wanneer we mensen willen helpen, moeten we vooral praten, zowel bij de preventie als bij de steun voor nabestaanden. Nodig suïcidanten uit voor een babbeltje, vele zelfdodingen kunnen vermeden worden door te praten. Begin zeker niet te discussieren met deze mensen, maar probeer hen ervan te overtuigen dat er ook andere mogelijkheden zijn om problemen op te lossen. Kan je dit moeilijk, dan vraag je het best hulp van anderen, bijvoorbeeld het Centrum ter Preventie van Zelfmoord. Wanneer je iemand kent die net een dierbaar persoon verloren is door zelfdoding, durf te praten met hem. Nabestaanden hebben nood om te praten, om telkens opnieuw hun verhaal te vertellen, om te praten over het `waarom', over de talloze vragen die zijn blijven liggen. Wanneer je zelf iemand verloren hebt door zelfdoding, mag je zeker niet vergeten te rouwen. Rouwen heeft een functie. Het is een mentaal verwerkingsproces waarbij je stilstaat bij het verlies en dat is erg pijnlijk. Uitstellen help niet, integendeel. Je moet ook geduld hebben. Zo'n proces heeft tijd nodig. Als we iets aan het probleem van zelfdoding willen doen, zullen we eerst met de jongeren hierover moeten leren praten en tegelijk het taboe rond zelfdoding doorbreken. Ik heb door het maken van dit eindwerk vooral veel geleerd over de aanleidingen tot zelfdoding. Vroeger dacht ik altijd dat die mensen psychische problemen hadden, wat niet altijd zo is. Je zal mij ook nooit meer horen zeggen dat suïcidanten zelf kiezen om te sterven. Ik denk niet dat ik zelf ooit zelfdoding zou kunnen plegen. Niet alleen omdat ik teveel van het leven houd, maar ook omdat ik het mijn familie en vrienden niet zou willen aandoen. Ik heb nu geleerd hoe moeilijk het is zo'n rouwproces te verwerken. Het wordt natuurlijk ook nog zwaarder door onbegrip van de omgeving. Ik dacht altijd dat zelfdoding uit de taboesfeer was. Ik weet nu dat dit niet zo is. Er is nog een lang af te leggen weg. Met een een 24h / 24h telefoonlijn zoals Tele-onthaal, waar jongeren met zelfdodinggedachten terecht kunnen, zijn we al op de goede weg. VAN MONSJOU-KRIJGER, E., Dag mam: Wat mijn dochter me leerde doordat ze zelf een einde aan haar leven maakte, Ankh Hermes, Deventer, 1990. DE MOOR, P. , MEESEMANS, S. , GROSEMANS, A. en KUIJPERS, J. De laatste daad: zelfdoding in Vlaanderen, Globe, Gent, 1998, 153 pagina's bronnen: *BECKERS, A.C.H., `Encarta encyclopodie Winkler Prin's, cd-rom, Winkler Prins, 2000 *DE MOOR, P. , MEESEMANS, S. , GROSEMANS, A. en KUIJPERS, J. De laatste daad: zelfdoding in Vlaanderen, Globe, Gent, 1998, 153 pagina's stoïcisme: de leer, de levenshouding van de stoïcijnen: onverstoorbaar, onaandoenlijk, gelijkmoedig kerkvaders: uitnemend kerkelijke schrijvers in de eerste eeuwen na Christus Bron: Vlaamse vereniging voor Suïcidologie, DS-infografiek Bron: Gezondheidsindicatoren 1999, Vlaanderen, NB-infografiek 17 Aantal zelfmoorden in Vlaanderen (1999)

REACTIES

I.

I.

Hallo, ik heb je werkstuk gelezen op scholieren.com en vond het heel interessant. Alleen kan ik helaas niet lezen wat er in die brief stond, de afscheidsbrief. Zou je dit mij willen sturen? Alvast bedankt~!

Groetjes iris

19 jaar geleden

M.

M.

hallo, ik heb jouw werkstuk gelezen over zelfdoding bij jongeren. jij hebt het daar over een boek "dag mam: wat mijn dochter mij leerde doordat ze zelf een einde aan haar leven maakte". van welke schrijver is dat, ik zou het graag willen lezen
groetjes marieke

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.