Inhoudsopgave:
• Plan van aanpak
• Inleiding
• 1. De term “allochtonen”
• 2. Statistische gegevens
• 3. Groepen allochtonen in Nederland
• 4. De geschiedenis van de immigratie
• 5. Redenen van immigratie
• 6. Allochtonen en de Nederlandse cultuur
• 7. Opinies van autochtonen
• 8. De rechten van allochtonen
• 9. Het inburgeringsbeleid van de Nederlandse overheid
• 10. Het immigratiebeleid
• 11. Immigratie in de toekomst
• Conclusie
• Literatuurlijst
• Bijlage 1
• Begrippenlijst
• Logboek
Plan van aanpak:
Activiteit Aantal studielasturen Weeknummer
Hoofdvraag en deelvragen formuleren 1 uur (samen) week 8
Onderzoeksopzet uitwerken 1 uur (samen) week 8
Gegevens verzamelen en ordenen 3 uur (per persoon) week 9 en 10
Gegevens verwerken, deelvragen beantwoorden, inclusief uittypen 6 uur (per persoon) week 11, 12, 14 t/m 16
Hoofdvraag beantwoorden en werkstuk afronden 2 uur (samen) week 19 en 20
Presentatie voorbereiden 1½ uur (per persoon) week 21
Inleiding:
De samenstelling van de Nederlandse bevolking is de afgelopen decennia danig veranderd. Er leven hier nu meer mensen die van oorsprong geen Nederlander zijn. Op grond hiervan wordt de Nederlandse samenleving een multiculturele samenleving genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat het duidelijk te merken is dat er in ons land bevolkingsgroepen met verschillende culturen naast elkaar leven.
Een multiculturele samenleving ontstaat als grote groepen mensen om een of andere reden besluiten hun land te verlaten om in een ander land met een andere cultuur te gaan wonen. Dit is in de afgelopen decennia geregeld het geval geweest. De multiculturele samenleving is daardoor een vaststaand feit geworden.
Maar die multiculturele samenleving levert ook de nodige problemen op. Zo speelt het probleem van de culturele verschillen een grote rol. Allochtonen hebben enerzijds te maken met negatieve reacties op hun waarden, normen en leefwijze. Deze reacties monden soms zelfs uit in discriminatie. Maar de allochtonen zelf hebben anderzijds soms moeite met de aanpassing aan de Nederlandse samenleving. Ook hebben allochtonen vaak een duidelijke achterstand op sociaal-economisch gebied. Die achterstand blijkt onder andere uit het hoge aantal werklozen, de betrekkelijk slechte woonomstandigheden en de achterstand in opleidingsniveau.
Gezien de bovenstaande feiten en gezien het gegeven dat het integratieprobleem de laatste tijd in de media zo actueel is, vonden wij het de moeite waard om het maatschappelijk probleem van de integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving te onderzoeken.
Daarbij stelden wij onszelf de volgende hoofdvraag:
In hoeverre passen allochtonen zich aan de Nederlandse samenleving aan?
Om tot beantwoording van deze vraag te komen, kwamen wij tot de volgende deelvragen:
deelvraag 1:
Wat verstaat men onder “allochtonen”?
deelvraag 2:
Hoeveel allochtonen kent ons land?
deelvraag 3:
Welke groepen allochtonen immigreren naar ons land?
deelvraag 4:
Is immigratie naar Nederland iets van de laatste tijd?
deelvraag 5:
Waarom immigreren mensen naar Nederland?
deelvraag 6:
Wat nemen allochtonen over van de Nederlandse cultuur en wat behouden ze van hun eigen cultuur?
deelvraag 7:
Hoe reageert de autochtone bevolking op de allochtonen in de Nederlandse samenleving?
deelvraag 8:
Hebben allochtonen dezelfde rechten binnen de Nederlandse samenleving als de autochtone bevolking?
deelvraag 9:
Welke mogelijkheden biedt de Nederlandse overheid aan allochtonen om in te burgeren?
deelvraag 10:
Welk beleid voert de politiek ten opzichte van immigranten?
deelvraag 11:
Hoe zal de immigratie zich in de toekomst ontwikkelen?
HOOFDSTUK 1: De term “allochtonen”
Deelvraag 1:
Wat verstaat men onder “allochtonen”?
Volgens de Van Dale, het groot woordenboek der Nederlandse taal, betekent het woord “allochtoon”: niet-oorspronkelijke bewoner, met name buitenlandse werknemer. Het CBS definieert het begrip “allochtoon” sinds 1999 op grond van geboorteland. Iemand is allochtoon wanneer hij buiten Nederland is geboren of wanneer dit geldt voor zijn vader of moeder. Wie zelf het land binnenkwam, is allochtoon in de eerste generatie. Hun in Nederland geboren kinderen zijn allochtoon in de tweede generatie. Allochtonen in de derde generatie bestaan niet in de statistieken: zij worden geacht zo te zijn ingeburgerd dat ze gelden als “autochtoon” (ook al zullen sommigen op straat desondanks als buitenlanders worden betiteld).
Een meer subjectieve onderverdeling is die tussen “westerse” en “niet-westerse” allochtonen. De eerste categorie betreft immigranten uit de rest van Europa, Noord-Amerika, Australië, Indonesië en Japan. (Allochtonen uit de laatste twee landen danken hun “westerse” status aan hun sociaal-economische positie, zegt het CBS.) Als “niet-westers” gelden Afrika, Azië, en Latijns-Amerika, inclusief Suriname, Turkije, Marokko en de Antillen.
In de dagelijkse omgang worden meestal alleen deze “niet-westersen” als allochtoon aangeduid. Iemand is allochtoon als hij zich op grond van ras of andere duidelijk zichtbare kenmerken onderscheidt van de oorspronkelijke inwoners van een land. Belgen en Duitsers noemen we geen allochtonen. Kinderen van Turkse gastarbeiders, die hier geboren zijn, perfect Nederlands of een regionaal dialect spreken (en misschien zelfs geen Turks meer) en die de Nederlandse nationaliteit hebben, behoren wel tot de allochtonen.
HOOFDSTUK 2: Statistische gegevens
Deelvraag 2:
Hoeveel allochtonen kent ons land?
In 2002 kent Nederland ongeveer 1,6 miljoen niet-westerse allochtonen, ofwel bijna 10 procent van de bevolking. De totale bevolking van Nederland is sinds 1997 met 3,5 procent toegenomen. Het aantal niet-westerse allochtonen groeide in dezelfde periode ongeveer acht keer zo snel. Zowel hun bovengemiddelde vruchtbaarheid als de immigratie van relatief jeugdige niet-westerse allochtonen hebben een enigszins verlagend effect op de vergrijzing.
Ruim een derde van de niet-westerse allochtonen is van de tweede generatie. Deze tweede generatie neemt vooral bij de “klassieke” niet-westerse allochtone groepen, zoals Turken, Marokkanen en Surinamers, steeds sneller in omvang toe. Verder zijn vooral “nieuwe” herkomstgroepen zoals Afghanen en Irakezen sterk in omvang toegenomen.
HOOFDSTUK 3: Groepen allochtonen in Nederland
Deelvraag 3:
Welke groepen allochtonen immigreren naar ons land?
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek woonden er op 1 januari 2002 om precies te zijn 2 964 949 allochtonen in ons land. Hiervan is het merendeel van niet-westerse afkomst, namelijk 1 406 587.
Deze niet-westerse immigranten komen voornamelijk uit Turkije, Suriname en Marokko. Verder komt er nog een grote groep uit de Nederlandse Antillen en Aruba.
In het volgende overzicht van het CBS staan de exacte aantallen vermeld, ook nog eens opgesplitst naar 1e en 2e generatie allochtonen.
Leeftijd Totaal alle leeftijden
Onderwerpen Allochtonen naar generatie
Totaal 1e + 2e generatie allochtonen
1e generatie allochtonen
2e generatie allochtonen
Totaal 1e en 2e generatie allochtonen Totaal 1e generatie allochtonen Totaal 2e generatie allochtonen
Totaal 2e generatie allochtonen
Herkomstgroepering
absoluut
Allochtonen totaal
2 964 949 1 547 079 1 417 870
Niet-westers totaal
1 558 362 971 706 586 656
Westers totaal
1 406 587 575 373 831 214
Marokko
284 124 159 605 124 519
Ned. Antillen en Aruba
124 870 82 209 42 661
Suriname 315 177 186 262 128 915
Turkije 330 709 185 943 144 766
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 17-4-2003
In grafiekvorm ziet dat er zo uit:
HOOFDSTUK 4: De geschiedenis van de immigratie
Deelvraag 4:
Is immigratie naar Nederland iets van de laatste tijd?
De Nederlandse samenleving wordt gekenmerkt door de vele allochtonen die zich in ons land bevinden. Ze wordt dan ook vaak aangeduid als een multiculturele samenleving. De vraag is echter of Nederland altijd een migratieland is geweest of dat migratie naar ons land iets van de laatste tijd is. En als Nederland vroeger al een multiculturele samenleving was, bestond het toen dan ook uit dezelfde groepen allochtonen als tegenwoordig? Hieronder volgt een overzicht van alle groepen allochtonen die in de loop der geschiedenis naar ons land zijn gekomen.
Rond 8000 voor Chr. trokken de eerste jagers naar het gebied dat nu Nederland heet. Dit werd mogelijk doordat de laatste ijstijd was afgelopen en de temperatuur weer steeg. Deze eerste jagers woonden in kleine groepen en leefden van de jacht en de visvangst. Zo’n 5000 jaar voor het begin van onze jaartelling was er voor het eerst landbouw mogelijk. Vanaf toen verbouwden de Nederlanders – die nu op een vaste plek leefden – tarwe en hielden koeien, varkens en schapen.
Tussen 3500 en 2800 voor Chr. kreeg Nederland te maken met de hunebedbouwers. Zij richtten complete, van enorme stenen gemaakte, grafmonumenten op om hun doden in te begraven.
Na het Romeinse Rijk (50 voor Chr. – 400 na Chr.) bleven er Romeinen en Bataven uit Duitsland in Nederland wonen.
Rond 1300 na Chr. kwamen er ook joden naar ons land. Zij namen een belangrijke plaats in de geldhandel en het kredietwezen in, aangezien men alleen bij hen geld kon lenen.
Van 1580 tot 1600 vluchtten protestantse Belgen weg van de Spanjaarden, die in de Nederlanden heersten. Het Spaanse leger dwong hen katholiek te worden of te vertrekken. De meeste Belgen verkozen het laatste en kwamen naar ons land.
Ook Franse protestanten vluchten tussen 1650 en 1700 naar ons land. Zij werden ook wel Hugenoten genoemd. De reden van hun vlucht was dat koning Lodewijk XIV in 1685 de godsdienstvrijheid afschafte.
Van 1600 tot 1700 vestigden zich Oost-Europese joden in met name Amsterdam, omdat hun positie in Spanje en Portugal vanwege de godsdienstvervolgingen steeds slechter
werd.
In de Gouden Eeuw (rond 1650 – 1850) zat het platteland te springen om personeel. De boeren gingen meer produceren, zodat er meer landarbeiders, maar ook turfstekers nodig waren. Ook trokken Duitse handelaren, “kiepkerels” genoemd, naar Nederland. Zij droegen manden bij zich met producten als koffie, veters en lappen stof.
Tussen 1911 en 1930 vestigden zich ook de eerste Chinezen in ons land, die waren ingehuurd voor het zware en vuile werk als stoker en wasknecht op de grote passagiersschepen.
Ook tussen 1920 en 1940 kwamen er joodse vluchtelingen vanuit Oost-Europa, Duitsland en Oostenrijk naar Nederland vanwege het nationaal-socialistische regime van Hitler.
In 1948 werd Indonesië onafhankelijk. De meeste Indische Nederlanders waren onzeker over hun lot en trokken vervolgens naar hun land van herkomst.
Vanaf eind jaren vijftig ging het economisch zo goed met Nederland, dat bedrijven wegens gebrek aan beschikbare werknemers op zoek gingen naar buitenlandse arbeiders. De eerste gastarbeiders waren afkomstig uit landen als Joegoslavië, Italië en Spanje. Vanaf 1965 zochten bedrijven naar goede en goedkope arbeidskrachten in Turkije en Marokko.
Na 1975, toen Suriname onafhankelijk werd, vertrokken veel Surinamers naar ons land, vanwege de slechte economische situatie die er destijds in Suriname was. Een tweede beweegreden waarom de Surinamers naar ons land kwamen, waren de tegenstellingen tussen de creoolse en hindoestaanse bevolkingsgroepen, die voor conflicten zorgden. Ook inwoners van de Nederlandse Antillen en Aruba immigreerden naar Nederland, omdat ze hier wilden studeren.
HOOFDSTUK 5: Redenen van immigratie
Deelvraag 5:
Waarom immigreren mensen naar Nederland?
Vreemdelingen komen Nederland op zeer verschillende manieren en met zeer verschillende doelen binnen. De belangrijkste stromen vreemdelingen komen hier op bezoek: voor zaken of vakantie. Sommige vreemdelingen vestigen zich in Nederland.
De belangrijkste redenen zijn:
Gezinshereniging of gezinsvorming (persoonlijke redenen):
Mensen die zich bij hun eerder gevestigde familie voegen of mensen die hier komen om met een partner te trouwen en een gezin te stichten. Volgens het CBS is dit bijna de helft van alle niet-Nederlandse immigranten (zie cirkeldiagram). Veel van deze mensen volgen mensen die eerder in de jaren 60 en 70 op grond van economische overwegingen naar ons land zijn gehaald om in de perioden van schaarste arbeid te verrichten. Ook zij besloten om hun geluk in Nederland te gaan beproeven na het horen van enthousiaste verhalen van geëmigreerde familieleden of vrienden.
In de laatste jaren zijn er regels gesteld aan de mogelijkheden van mensen om vanwege dit soort economische redenen naar Nederland te komen. Maar volgens het CBS kwam 19 % (dat is ongeveer een vijfde deel) van de niet-Nederlandse immigranten in 2001 voor arbeid naar ons land.
Vlucht uit het land van herkomst (politieke redenen):
Mensen die op grond van vervolging omwille van politieke of godsdienstige redenen het eigen land verlaten hebben en die een beroep doen op de mogelijkheden die Nederland heeft om vluchtelingen al of niet tijdelijk op te nemen. Er zijn ook vluchtelingen en asielzoekers die uit humanitaire overwegingen uitgenodigd zijn. Het CBS stelt dat ongeveer 1 op de 4 immigranten een vluchteling is die politiek asiel heeft gekregen.
HOOFDSTUK 6: Allochtonen en de Nederlandse cultuur
Deelvraag 6:
Wat nemen allochtonen over van de Nederlandse cultuur en wat behouden ze van hun eigen cultuur?
Allochtonen brengen een geheel nieuwe cultuur mee. De verschillen in waarden en normen met de Nederlandse autochtone cultuur kunnen erg diepgaand zijn. Dat is ook één van de problemen die de integratie van allochtonen bemoeilijkt. Vooral tussen de westerse cultuur en de islamitische cultuur zijn enkele duidelijke cultuurverschillen op te merken, waaraan een principieel verschil in waarden ten grondslag ligt.
In de Nederlandse autochtone cultuur staat het individu centraal. Het maken van eigen keuzes vinden we belangrijk evenals het je onafhankelijk opstellen. Eigen verantwoordelijkheid, persoonlijk succes en de individuele prestatie zijn belangrijke waarden in onze cultuur. Daarbij staat persoonlijke vrijheid centraal. Sociale controle past daar minder bij. Ook tolerantie beschouwen we als een groot goed.
In de islamitische cultuur staat de familie centraal. Iedereen vervult binnen deze familie zijn rol en neemt daardoor een bepaalde positie in. Respect verwerf je alleen door je op de juiste manier – behorende bij jouw positie in de familie – te gedragen. Wat de familie voor jou wil is belangrijk; jouw eigen wil is veel minder belangrijk. De eer van de familie is belangrijk. Vrouwen en kinderen nemen vaak erg traditionele, ondergeschikte posities in. In islamitische culturen hebben kinderen vaak veel meer eerbied voor hun vader en oudere broers dan in de westerse cultuur. De sociale controle in de groep is erg groot, want iedereen hoort zich aan de regels van de groep te houden.
Ook religieuze verschillen tussen de allochtone en de autochtone bevolking spelen een rol. Zo is de besnijdenis in bepaalde moslimculturen heel gewoon, terwijl dit in de Nederlandse cultuur ondenkbaar is.
Bovendien kunnen sommige allochtonen moeilijk wennen aan de grote vrijheid die er in de westerse cultuur heerst, bijvoorbeeld op het gebied van (ont)kleding, seksuele vrijheid en drugs. Dat sommige allochtone jongeren in botsing komen met het strakke moslimmilieu thuis en het vrije leven daarbuiten dient daarbij niet onvermeld te blijven. Op individuele uitzonderingen na houden de niet-westerse allochtonen echter vast aan de eigen waarden en normen waar ze van kleins af aan mee zijn opgegroeid.
Wat wel wordt overgenomen van de Nederlandse cultuur is onze taal. En zelfs dat geldt niet voor alle allochtonen, want er zijn nog altijd allochtonen van de eerste generatie – vooral vrouwen die nauwelijks buitenshuis komen – die de Nederlandse taal nog steeds niet machtig zijn.
HOOFDSTUK 7: Opinies van autochtonen
Deelvraag 7:
Hoe reageert de autochtone bevolking op de allochtonen in de Nederlandse samenleving?
Ook in de Nederlandse samenleving zijn er mensen die zich blijven verzetten tegen een multiculturele samenleving. Ze zijn georganiseerd in rechts-extremistische partijen en groeperingen. Uitgangspunt van deze partijen is de ongelijkwaardigheid van verschillende culturen. Volgens hen zou er eigenlijk geen multiculturele samenleving moeten zijn, omdat de culturen door hun ongelijkwaardigheid beter niet met elkaar kunnen samenleven in één land. De extreem rechtse groeperingen vinden dan ook dat de terugkeer van vreemdelingen naar het land van herkomst moet worden bevorderd. Ze gaan zelfs zo ver dat ze suggereren dat de allochtonen de schuld zijn van alle problemen in ons land, zonder stil te staan bij het feit dat deze problemen ook wel eens door verschillen binnen de “westerse” cultuur veroorzaakt kunnen zijn. Ze zijn onverdraagzaam ten opzichte van allochtonen en gaan soms zelfs tot discriminatie over.
Om te bekijken hoe er in onze naaste omgeving over allochtonen wordt gedacht, hebben wij de volgende enquête afgenomen. Wij realiseren ons natuurlijk dat deze enquête niet representatief is voor de rest van ons land, maar hebben wel geprobeerd om de enquête aan een zo breed mogelijke groep mensen voor te leggen, dat wil zeggen mensen van allerlei verschillende leeftijden en opleidingsniveaus.
De (schriftelijke) enquête, die werd aangeboden aan twintig personen, zag er als volgt uit:
• Wat is volgens u een allochtoon?
………………………………………………………………………………………………
• Hebt u veel contact met allochtonen?
………………………………………………………………………………………………
• Gedraagt u zich ten opzichte van allochtonen anders dan ten opzichte van autochtonen?
Zo ja, hoe dan?
………………………………………………………………………………………………
• Ondervindt u wel eens overlast van allochtonen?
………………………………………………………………………………………………
• Vindt u dat de allochtonen voldoende ingeburgerd zijn in de Nederlandse samenleving?
………………………………………………………………………………………………
• Wat zou er volgens u anders moeten aan het Nederlandse inburgeringsbeleid?
………………………………………………………………………………………………
• Vindt u dat de allochtonen in Nederland gelijk aan de autochtonen worden behandeld?
………………………………………………………………………………………………
• Zou dit wel/niet moeten volgens u?
………………………………………………………………………………………………
Uit de uitslag van de enquête kwam het volgende naar voren:
Bij vraag 1 - Wat is volgens u een allochtoon?:
antwoordden 5 personen (dat is 25%): een buitenlander.
6 personen (30%) voegden er nog aan toe: die in Nederland woont (en werkt).
4 personen (20%) antwoordden: iemand die niet (of zijn ouders niet) in Nederland geboren is. Eén persoon voegde er nog aan toe: spreekt de taal niet en kent de cultuur niet.
Verder kwamen de volgende antwoorden nog aan bod:
- iemand die niet uit Nederland komt
- iemand van buitenlandse afkomst
- iemand die in Nederland is komen wonen en zich niet aanpast aan de cultuur
Bij vraag 2 - Hebt u veel contact met allochtonen?:
gaven 13 personen als antwoord: nee → dat komt overeen met 65%
gaven 2 personen als antwoord: zelden → dat is 10%
gaven 4 personen als antwoord: soms → dat is 20%
gaf 1 persoon als antwoord: vaak → dat is 5%
Bij vraag 3 - Gedraagt u zich ten opzichte van allochtonen anders dan ten opzichte van autochtonen? Zo ja, hoe dan?:
gaven 15 personen als antwoord: nee → is 75%
gaven 4 personen als antwoord: ja → is 20%
Deze personen gaven de volgende argumenten ter toelichting van hun antwoord:
- onbewust
- terughoudend, gereserveerd
- omdat ze de taal slecht beheersen, kun je er moeilijk mee communiceren.
1 persoon antwoordde: niet van toepassing → is 5%
Bij vraag 4 - Ondervindt u wel eens overlast van allochtonen?:
antwoordden 17 personen: nee → 60%
antwoordden 2 personen: weinig tot nooit → 10%
antwoordden 4 personen: soms → 20%
antwoordden 2 personen: ja → 10%
Bij vraag 5 - Vindt u dat de allochtonen voldoende ingeburgerd zijn in de Nederlandse samenleving?:
werd 13 keer nee geantwoord → 65%
werd 2 keer ja geantwoord → 10%
werd 4 keer sommigen geantwoord → 20%
1 persoon antwoordde dat hij de vraag niet begreep → 5%
Bij vraag 6 - Wat zou er volgens u anders moeten aan het Nederlandse inburgeringsbeleid?:
kwam 6 keer (30%) het volgende antwoord naar voren:
Allochtonen moeten verplicht worden om de Nederlandse taal (en gebruiken) te leren.
Verder werd nog geantwoord:
- Ook een inburgeringscursus voor allochtonen die al langer in Nederland zijn.
- Er moet meer aandacht voor het aanleren van de Nederlandse normen en waarden zijn.
- Betere begeleiding en strenger (uitzettings)beleid.
- Bekijken of ze wel hier mogen blijven.
- Aanpassing of anders terug naar het eigen land.
- Niks.
- Geen idee.
Bij vraag 7 - Vindt u dat de allochtonen in Nederland gelijk aan de autochtonen worden behandeld?:
was het antwoord 8 keer: ja → 40%
5 personen (25%) spraken van privileges en een voorkeursbehandeling.
was het antwoord 12 keer: nee → 60%
1 persoon vermeldde de term discriminatie.
Bij vraag 8 - Zou dit wel/niet moeten volgens u?:
vinden 13 personen van wel → 65%
Door 4 personen werd hier aan toegevoegd: mits ze zich aanpassen aan de Nederlandse samenleving.
vinden 7 personen van niet → 35%
Ter argumentatie werd aangegeven: - niet iedereen is gelijk
- justitie moet er harder tegen optreden
- ze “lopen” immers achter
Met behulp van de bovenstaande enquêteuitslag komen wij tot de volgende conclusies:
Alhoewel driekwart der ondervraagden zich niet anders ten opzichte van allochtonen gedraagt, is er zelden tot nooit contact met allochtonen.
Daarom geeft drievijfde der ondervraagden logischerwijs dan ook aan geen overlast te ondervinden van allochtonen.
Het grote merendeel geeft aan dat allochtonen niet voldoende ingeburgerd zijn, dat er een strenger inburgeringsbeleid zou moeten komen en dat allochtonen verplicht zouden moeten worden om de Nederlandse taal en gebruiken te leren.
Driekwart der ondervraagden vindt dat allochtonen niet gelijk aan autochtonen behandeld worden, maar dat dit wel zou moeten als ze zich aanpassen aan de Nederlandse samenleving.
Ter vergelijking volgt op de volgende pagina de uitslag van een enquête gehouden door het CBS in het jaar 2001 met als onderwerp de opinies die er in ons land heersen met betrekking tot minderheden:
HOOFDSTUK 8: De rechten van allochtonen
Deelvraag 8:
Hebben allochtonen dezelfde rechten binnen de Nederlandse samenleving als de autochtone bevolking?
In de jaren ‘70 en ’80 was het een brede maatschappelijke opvatting dat allochtonen en autochtonen gelijkberechtigd dienden te worden. In 1983 werd zelfs een kamerbreed gesteunde Minderheden-nota aangenomen, waarin werd afgesproken dat de Nederlandse wet- en regelgeving gecontroleerd zou worden op bepalingen die discriminerende of nadelige gevolgen voor allochtonen hebben.
Toch laten rapporten steeds weer zien dat ook in ons land gelijke kansen voor ieder nog geen realiteit is. Migranten en minderheidsgroepen liggen structureel op achterstand. Dat geldt voor alle belangrijke terreinen van het leven, zoals werk en inkomen, onderwijs, gezondheidszorg als huisvesting. Vrouwen en jongeren scoren doorgaans nog lager.
Autochtonen en westerse allochtonen hebben een betere arbeidspositie dan niet-westerse allochtonen. Van de autochtonen van 15-64 jaar is 64% werkzaam voor tenminste 12 uur per week en van de westerse allochtonen 60%. Van de niet-westerse allochtonen heeft slechts 44% een baan. Daarnaast is de werkloosheid onder niet westerse allochtonen met 16% vier maal zo hoog als onder autochtonen. (zie grafiek CBS)
HOOFDSTUK 9: Het inburgeringsbeleid van de Nederlandse overheid
Deelvraag 9:
Welke mogelijkheden biedt de Nederlandse overheid aan allochtonen om in te burgeren?
Iedereen die zich nieuw in Nederland vestigt, kan in aanmerking komen voor een inburgeringsprogramma en moet hiervoor aan een inburgeringsonderzoek meewerken. Dit inburgeringsonderzoek valt onder de verantwoording van de gemeente.
Het inburgeringsonderzoek heeft tot doel vast te stellen in hoeverre het voor de nieuwkomer noodzakelijk is een educatief programma op maat te volgen. Als dat het geval is, heeft de gemeente de verplichting om een op maat gesneden inburgeringsprogramma op te stellen. De nieuwkomer heeft op zijn/haar beurt de verplichting optimaal gebruik te maken van dat programma.
Het inburgeringsonderzoek heeft betrekking op de mate waarin de nieuwkomer actief en passief het Nederlands beheerst en kennis van de Nederlandse samenleving en de Nederlandse arbeidsmarkt heeft. (Wetsvoorstel Inburgering Nieuwkomers, artikel 4). Uiteraard kan de uitslag van het inburgeringsonderzoek ook uitwijzen dat de nieuwkomer de kennis, de inzichten en de vaardigheden die door een inburgeringsprogramma verworven kunnen worden, al in voldoende mate bezit.
Het inburgeringsprogramma bestaat uit een educatief programma dat de volgende drie onderdelen omvat:
De Nederlandse taal:
Nederlands staat niet bekend als een gemakkelijke taal. De bijzondere klanken en woordvolgorde wijken vaak behoorlijk af van de moedertaal van nieuwkomers. Voor de inburgering en op de arbeidsmarkt is de beheersing van het Nederlands echter vrij belangrijk. NT2 (Nederlands als 2e taal) onderwijs bekleedt daarom een voorname plaats in het inburgeringsprogramma.
NT2 heeft als streven een beheersing van de Nederlandse taal op niveau 3. Dit niveau zou minimaal bereikt moeten zijn om een goede aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt te realiseren. Het vaak lage startniveau en de leervaardigheden van de nieuwkomer in combinatie met de beschikbare 600 uur waarbinnen het educatieve traject doorlopen moet worden, zorgen er echter vaak voor dat inburgering slechts een eerste stap is op weg naar de beheersing van de Nederlandse taal.
Maatschappij Oriëntatie:
Maatschappij Oriëntatie is een introductie in de Nederlandse maatschappij. De bedoeling is nieuwkomers informatie te geven en hulp te bieden bij het zelf vinden van informatie waardoor de nieuwkomer zelfstandig kan opereren in Nederland. De kennis die opgedaan kan worden met een cursus Maatschappij Oriëntatie is belangrijk voor het functioneren en welbevinden van de nieuwkomer.
Daarom is het nodig dat de nieuwkomer zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland de cursus aangeboden krijgt, omdat hij of zij dan vooral zaken moet regelen als uitkering en huisvesting bij overheidsinstellingen en hulp- en informatievoorzieningen.
Beroepenoriëntatie:
Tijdens de inburgeringsintake is de werkervaring onderzocht, waarna mede aan de hand van die ervaring een inburgeringstraject en -doel is opgesteld. Het educatieve traject wordt afgesloten met een beroepenoriëntatie. In beide trajecten zijn de wensen en mogelijkheden van de nieuwkomer onder de loep genomen en afgestemd. Toeleiding naar de arbeidsmarkt zou derhalve niet moeilijk moeten zijn.
Toch is toeleiding naar werk een noodzakelijk onderdeel van (de nazorg van) het inburgeringstraject, omdat de nieuwkomer een geheel nieuw en onbekend terrein betreedt. Een nieuwkomer heeft vaak geen netwerk of voorkennis om uit te putten. De kans op betaalde arbeid wordt vergroot door sollicitatietraining en informatie over het uitzendbureau en gebruik van werkervaringsplaatsen en onderwijs in de vaktaal. Als de nieuwkomer betaalde arbeid heeft gevonden, blijft begeleiding belangrijk. Niet alleen als vraagbaak en bijstand voor de nieuwkomer, maar ook voor de werkgever.
Beroepenoriëntatie in de huidige vorm vereist een zekere taalkennis. De nieuwkomers moeten zelfstandig zowel mondelinge als schriftelijke en multimediale informatie kunnen verwerken. NT2-niveau lijkt qua taalbeheersing het gewenste niveau voor de start met beroepenoriëntatie.
Als een nieuwkomer het inburgeringstraject heeft doorlopen met als doel door te stromen naar een (beroeps-) opleiding, kan de begeleiding niet ophouden. Naast de bepaling van de gewenste opleiding en onderwijsinstelling, moet de nieuwkomer ook financiering en huisvesting regelen. Hierbij krijgt de nieuwkomer de nodige begeleiding.
Niet alle mensen die zich in Nederland vestigen kunnen aan het eind van het inburgeringstraject aan werk komen. Deze mensen zullen of door hun familie of op basis van een bijstandsuitkering onderhouden worden.
De verdere ontwikkeling binnen de samenleving is echter iets wat niet alleen overgelaten wordt aan de betrokkenen zelf. In de eerste plaats moet het inburgeringstraject er in voorzien dat in elk geval de eventueel aanwezige taalbarrières geslecht zijn, zodat men zich binnen en buiten het familieverband niet geïsoleerd hoeft te voelen. Het taalniveau dat voor iedereen als minimum geldt, moet in deze vaardigheid voorzien.
In de tweede plaats moet het inburgeringstraject aansluiten op activiteiten in de samenleving zodat mensen actief deelnemen. Dat betreft dan vrijwilligersactiviteiten op allerlei gebied of activiteiten in de directe omgeving gericht op maatschappelijke aspecten of eigen ontwikkeling. Bij al deze activiteiten gaat het er echter steeds om dat mensen door deel te nemen aan activiteiten het gevoel van eigenwaarde behouden. De activiteiten kunnen in aard zeer variëren.
Hieronder staat een voorbeeld van een certificaat van inburgering dat een nieuwkomer ontvangt van de gemeente als hij/zij zijn of haar inburgeringsprogramma met succes heeft afgesloten.
Vanaf september 2002 kunnen alle Nederlandse gemeenten ook extra geld krijgen voor de inburgering van oudkomers. Oudkomers zijn etnische minderheden die al langer in Nederland verblijven en de Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen. Eerder konden alleen 54 grotere gemeenten van dergelijke regelingen gebruik maken.
De regeling houdt in dat gemeenten kunnen aangeven hoeveel oudkomers zij de komende twee jaar denken in te burgeren. Het gaat in eerste instantie om etnische minderheden die werkzoekend zijn of die jonge kinderen opvoeden. De inburgeringscursus is daarom altijd een combinatie van taalles met werk, met een beroepsopleiding of met ondersteuning bij de opvoeding. Omdat oudkomers niet verplicht zijn om inburgering te volgen, wordt met iedere oudkomer een overeenkomst afgesloten. Op die manier wordt vastgelegd wat de inspanningen over en weer zijn zonder vrijblijvendheid.
HOOFDSTUK 10: Het immigratiebeleid
Deelvraag 10:
Welk beleid voert de politiek ten opzichte van immigranten?
‘Streng maar rechtvaardig; humaan doch sober’: met die woorden karakteriseert het ministerie van Justitie haar taak ten aanzien van de toelating, opvang, verblijf en terugkeer van vreemdelingen.
Duidelijke regels moeten ervoor zorgen dat het vreemdelingenbeleid beheersbaar blijft. Opdat wie recht heeft op toelating kan rekenen op goede opvang en wie niet wordt toegelaten, zeker is van een zorgvuldige behandeling, ook als die er op is gericht dat de betrokkene snel het land moet verlaten.
Het Nederlandse Vreemdelingenbeleid is wettelijk verankerd in de Vreemdelingenwet. Deze nationale wetgeving staat niet op zichzelf, Nederland weet zich gehouden aan internationale veplichtingen, zoals het EG-verdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Belangrijk voor de opvang van vreemdelingen is vooral het zogeheten Vluchtelingenverdrag van Genève. In 1951 legden een groot aantal landen hierin vast wanneer een asielzoeker recht heeft op het erkende vluchtelingenschap. Het vreemdelingenbeleid is regelmatig onderwerp van gesprek in Europa.
Het Ministerie van Justitie is belast met de coördinatie van het Vreemdelingenbeleid.
De nieuwe Vreemdelingenwet 2000 heeft als doel een kortere toelatingsprocedure en meer duidelijkheid over rechten en plichten voor de asielzoeker. Maar hoe gaat die asielprocedure nu precies in zijn werk? Elke vreemdeling die in Nederland asiel aanvraagt, krijgt binnen 48 uur na zijn aanmelding bericht. De aanvraag wordt als kansloos beoordeeld of verder in behandeling genomen. Kansloze asielzoekers moeten Nederland direct verlaten. De anderen worden overgeplaatst naar een 'opvang- en onderzoekscentrum' van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Als de IND – de Immigratie- en Naturalisatiedienst – de asielaanvraag afwijst, kan de asielzoeker daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Als ook de rechter negatief oordeelt, moet de asielzoeker Nederland verlaten. Hij kan dan nog in hoger beroep gaan bij de Raad van State, maar de uitspraak van het hoger beroep mag hij niet in Nederland afwachten. Asielzoekers die gedurende de procedure in Nederland mogen blijven, verhuizen in afwachting van de definitieve beslissing naar een asielzoekerscentrum. Tijdens hun verblijf in het centrum nemen zij deel aan cursussen Nederlandse taal en
maatschappijoriëntatie.
Is de definitieve beslissing positief, dan krijgt de asielzoeker een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, en komt hij in aanmerking voor een gewone woning. Na een legaal verblijf in Nederland van vijf jaar of langer kan de vreemdeling een vergunning voor onbepaalde tijd aanvragen of een verzoek tot naturalisatie indienen.
Als de definitieve beslissing negatief is, dan zal de asielzoeker alsnog Nederland moeten verlaten. Vrijwillige terugkeer heeft natuurlijk de voorkeur. Justitie werkt samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken - en met name Ontwikkelingssamenwerking - aan terugkeerprojecten. Onder strikte voorwaarden krijgen mensen die terugkeren financiële ondersteuning. Maar als uitgeprocedeerde vreemdelingen niet vrijwillig terugkeren, worden zij gedwongen Nederland uitgezet. Zo nodig verleent de Koninklijke Marechaussee hierbij assistentie. Een consequent terugkeerbeleid heeft de volgende voordelen:
• de schaarse opvangruimte blijft gereserveerd voor de mensen die er daadwerkelijk recht op hebben;
• er is duidelijkheid, zowel voor de individuele asielzoeker als voor de Nederlandse samenleving;
• andere mensen in het land van herkomst van de vreemdeling krijgen een duidelijke boodschap: het Nederlandse vreemdelingenbeleid kent z'n grenzen; economische vluchtelingen kunnen niet worden toegelaten.
HOOFDSTUK 11: Immigratie in de toekomst
Deelvraag 11:
Hoe zal de immigratie zich in de toekomst ontwikkelen?
Dit jaar verhuizen per saldo ongeveer 2,3 miljoen mensen uit ontwikkelingslanden naar een rijk land. Bijna tweederde van deze zuid-noord-migranten komt terecht in de Verenigde Staten. Europa ontvangt ruim eenderde.
Volgens de jongste prognose van de VN zal de wereldbevolking de komende vijftig jaar verder groeien tot ongeveer negen miljard mensen in 2050. Dat zijn er drie miljard meer dan vandaag. Deze groei komt volledig voor rekening van de Afrikaanse en Aziatische ontwikkelingslanden. De enorme bevolkingsgroei in deze landen gecombineerd met de grote welvaartsverschillen in het rijke westen, maakt een vermindering van de migratiestromen niet erg waarschijnlijk, volgens de VN. Integendeel, de komende vijftig jaar zullen jaarlijks zo’n twee miljoen mensen de oversteek maken, aldus de organisatie.
Ook in Nederland nam de laatste vijftig jaar het aantal immigranten flink toe. Strengere asielwetten, migratie-onvriendelijke publiciteit en een inzakkende economie zullen de komende jaren het aantal immigranten echter doen afnemen, veronderstelt het CBS, tot ongeveer 80 duizend per jaar. Toch geloven demografen dat die daling maar van korte duur zal zijn. Uiteindelijk zullen door de vergrijzing tekorten ontstaan op de arbeidsmarkt, die alleen vanuit het buitenland kunnen worden aangevuld, bijvoorbeeld door de werving van zorgpersoneel uit Aziatische en Afrikaanse landen. Zodra de vergrijzing op de arbeidsmarkt toeslaat, zal de immigratie dus weer gaan oplopen. Uiteindelijk, luidt de schatting, zal het aantal niet-Nederlandse immigranten zich stabiliseren rond honderdduizend per jaar – ongeveer evenveel als in 2002.
Op de volgende pagina is de bevolkingsprognose van het CBS tot het jaar 2050, waarin ook de immigratie is verwerkt, in tabelvorm te zien.
Conclusie:
Hoofdvraag:
In hoeverre passen allochtonen zich aan de Nederlandse samenleving aan?
Ondanks de inspanningen van de Nederlandse overheid om het inburgeringsproces van allochtonen via inburgeringsprogramma’s te bevorderen, zijn veel allochtonen nog lang niet aan de Nederlandse samenleving aangepast. Het integratieproces verloopt moeizaam. Maar misschien is dit ook wel begrijpelijk. Integratie moet immers van twee kanten komen. Allochtonen moeten niet alleen bereid zijn te integreren, autochtonen moeten ook geen vooroordelen hebben jegens de allochtone cultuur. Wederzijds begrip zou al een flinke stap zijn naar een multiculturele samenleving waarin beide groepen respect hebben voor elkaars cultuur en elkaar in hun eigen waarde laten. Wel mag, nee moet van allochtonen verwacht worden dat ze de Nederlandse taal leren. Deze speelt namelijk een belangrijke rol bij het integratieproces. Als met al deze factoren rekening wordt gehouden, is er al een grote stap in de richting van een vergevorderde integratie gezet.
Tenslotte willen wij nog verwijzen naar het artikel “Voorbij de islamofobie” op pagina 29 waarin Nico Roos een treffend beeld geeft van de integratieproblemen in Nederland en zelfs tot een kritische analyse ervan komt (zie bijlage 1).
Literatuurlijst:
• Luijsterburg, Cor, De multiculturele samenleving, Groningen 1998, Wolters-Noordhoff
• Intermediair deel 1 – 2, Nederland verkleurt, 9 januari 2003
• Geerts , Prof. Dr. G. en Heestermans, Dr. H., Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, Utrecht / Antwerpen 1995, Van Dale Lexicografie bv
• http://www.cbs.nl
• http://www. inburgernet.nl
• http://www. justitie.nl
• http://www.migrantenweek.nl
Bijlage 1:
Begrippenlijst:
allochtoon niet-oorspronkelijke bewoner, met name
buitenlandse werknemer
asielzoeker iemand die politiek asiel vraagt
autochtoon oorspronkelijke bewoner
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
cultuur het geheel van geestelijke verworvenheden van
een volk of land
discriminatie het apart stellen en beoordelen van een bepaalde
groep of persoon
eerste (1e) generatie allochtonen allochtonen die zelf ons land zijn
binnengekomen
EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
immigrant inkomend landverhuizer
inburgering het opgenomen worden in een gemeenschap
IND Immigratie- en Naturalisatiedienst
integratie het opnemen in een groter geheel
migrant iemand die naar een andere streek of een ander
land verhuist
Minderheden-nota nota waarin staat dat de Nederlandse wet
gecontroleerd dient te worden op discriminatie van allochtonen
multiculturele samenleving samenleving die een aantal verschillende culturen
omvat
niet-westerse allochtonen allochtonen uit Afrika, Azië, en Latijns-Amerika,
inclusief Suriname, Turkije, Marokko en de Antillen.
nieuw-komers etnische minderheden die nieuw in Nederland
zijn
NT2 Nederlands als 2e taal
oud-komers etnische minderheden die al langer in Nederland
verblijven
rechts-extremistisch met uitermate rechtse politieke denkbeelden
tweede (2e) generatie allochtonen allochtonen die in Nederland geboren zijn, maar
waarvan tenminste één van de ouders ons land is binnengekomen
westerse allochtonen allochtonen uit de rest van Europa, Noord-
Amerika, Australië, Indonesië en Japan.
Logboek:
Datum Tijd Plaats Verrichte werkzaamheden
17 februari 2003 45’ school* Hoofdvraag en deelvragen gemaakt en de volgorde ervan bepaald
20 februari 2003 45’ mediatheek Informatie gezocht op het internet
24 februari 2003 45’ school* Informatie gezocht in het maatschappijboek
27 februari 2003 45’ school* Deelvragen 1 en 3 beantwoord
10 maart 2003 45’ school* Deelvragen 2 en 11 beantwoord
13 maart 2003 45’ mediatheek Informatie gezocht op het internet
17 maart 2003 45’ school* Deelvraag 4 beantwoord
20 maart 2003 45’ school* Deelvragen 5 en 8 beantwoord
31 maart 2003 45’ school* Deelvraag 6 beantwoord
3 april 2003 45’ school* Deelvraag 9 beantwoord
7 april 2003 45’ school* Deelvraag 10 beantwoord
10 april 2003 vrij
14 april 2003 sportdag
17 april 2003 45’ school* Enquête samengesteld (zie deelvraag 7)
tussendoor - - Enquêtes afgenomen aan mensen
21 april 2003 vrij
24 april t/m 1 mei Romereis
5 mei 2003 vrij
8 mei 2003 45’ school* Conclusies getrokken uit enquêtes, deelvraag 7 beantwoord
9 mei 2003 60’ thuis Uittypen werkstuk
10 mei 2003 60’ thuis Uittypen werkstuk
11 mei 2003 120’ thuis Uittypen werkstuk
12 mei 2003 45’ school* Hoofdvraag beantwoord, literatuurlijst en begrippenlijst gemaakt
13 mei 2003 60’ thuis Uittypen werkstuk
14 mei 2003 60’ thuis Uittypen werkstuk, kaft maken, werkstuk afronden
* “school” betekent: óf in een klaslokaal óf in de studiehoek
REACTIES
1 seconde geleden