Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Industriele revolutie

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 3203 woorden
  • 10 februari 2007
  • 172 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
172 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Dit hoofdstuk gaat over werken tijdens de Industriële revolutie. Aan de hand van de zelfde vragen als in het hoofdstuk ‘Werken in de Middeleeuwen’ probeer ik een beeld te scheppen van de werk- en familie omstandigheden. Deelvraag 1 Wat is de aard van het werk of beroep respectievelijk tijdens de Industriële revolutie? De Industriële revolutie is heel anders dan de middeleeuwen maar toch ook weer het zelfde. Net als in de middeleeuwen moest het hele gezin werken, alleen was het grote verschil dat het werk in een grote fabriek of mijn plaatsvond ipv. thuis. De arbeidsomstandigheden waren bijzonder slecht en het werken was zwaar. Na de uitvindingen van de ploeg en meer van dat soort landwerktuigen ging het beter met de economie op het land, er kwam meer productie en er ontstond productie overvloed. Hierdoor konden heel veel boeren hun beroep niet meer uitoefenen en vertrokken ze naar de stad. Omdat iedereen tegelijk ging ontstonden er ook langzaam steden die overbevolkt raakten dus breidden ze steeds meer uit. Omdat er steeds meer mensen bij kwamen was de huis-productiviteit zoals gesponnen wol en geweefde lappen erg schaars. Er werd toen besloten om die werktuigen in een grote hal te zetten en daar de mensen het te laten maken zodat de productie vergroot werd. Zo ontstonden de fabrieken met slechte arbeidsomstandigheden. De arbeiders Het werk was tijdens de Industriële revolutie erg zwaar. De werk dagen waren min 15 uur, soms wel 36 en 6 dagen per week. Deze regels golden voor iedereen, ook voor kinderen. De fabrieken hadden het liefst kinderen en vrouwen om te werken omdat deze kleiner en fijner konden werken. Kinderen omdat deze makkelijk onder de machines konden kruipen om gevallen katoendraden op te rapen. Iets wat een heel gevaarlijk werkje was, aangezien de machine steeds terugklapte en kinderen op tijd terug moesten kruipen. Door de lange werkdagen en slechte voeding letten de kinderen soms minder goed op waardoor er een heleboel klem kwamen te zitten tussen de machine en vervolgens overleden aan de klap. Maar voor iedereen waren de machines gevaarlijk. Omdat ze niet waren beveiligd gebeurden er vaak ongelukken. Zoals het blijven hangen van vingers, of soms ook wel hele handen die er zonder enige moeite afwerden gerukt door de machines. Daarbij maakte ze ook nog eens een oorverdovende herrie, waar je dus gewoon de hele dag in moest staan. Volgens mij liepen mensen daar naast afgerukte handen ook wel veel gehoorbeschadigingen op. De vrouwen wouden ze omdat deze veel fijner werk konden verrichten met hun handen. De mannen deden het zware werk, zoals katoen balen versjouwen. Het werk in de fabriek was voor iedereen erg riskant. Het werk in de fabriek was erg ongezond en gevaarlijk, de lucht in de fabriek was warm en vochtig, dat moest ook zo blijven, omdat anders de katoen draden zouden kunnen knappen. Het gevolg daarvan was, dat veel arbeiders die 's nachts in de kou weer naar huis moesten lopen een longontsteking opliepen, en dus eigenlijk niet in staat

waren om te werken, maar simpelweg geen andere keuze hadden dan de volgende morgen gewoon weer die fabriek in te stappen. Door de slechte arbeidsomstandigheden hadden ook veel mannen een drankprobleem. Ze dronken zichzelf helemaal te pletter om het leven maar enigszins te vergeten. Omdat de arbeiders ook dicht bij hun werk moesten wonen, werden om de fabrieken huizen gebouwd, die echt geen centimeter groter waren dan nodig was. Dat waren arbeidershuisjes, die waren zo klein dat ze vaak niet meer als 2 kamers hadden, en toch woonde daar hele families in, vaak ook wel 2. Erg hygiënisch was het er niet, er was amper schoon drinkwater,mensen gooien hun afval en uitwerpselen gewoon de straat op. Daarbij kwam ook dat de fabriek constant die smerige rook uitblies over de stad. En de lucht in de fabriek zelf was ook niet schoon, dus mensen die in de stad woonde, zaten dag en nacht in de vervuilde lucht van de fabriek. Baas in de fabriek Om alles wat er in de fabriek gebeurde in de gaten te houden, liep er een opzichter rond. Hij was op dat moment de baas in de fabriek en besloot wie waar en wat moest doen. Ook had hij bevoegdheid om straffen uit te delen zoals boetes op te leggen als je niet hard genoeg werkte hij had zelfs het recht om mensen te ontslaan. Als je als arbeider aangenomen werd in een fabriek was je nooit zeker van je baan. Je kon op elk moment op straat worden gezet en omdat een stad meestal maar 1 fabriek had moest je naar een andere stad toe om werk te vinden. Een opzichter was bijna altijd een verschrikkelijk streng persoon waar iedereen bang voor was. Hij deelde de meest strenge en absurde straffen uit. Ook vond hij altijd wel iets om iemand te slaan. Als hij bijvoorbeeld niet in een goeie bui was sloeg ie iedereen waarvan hij vond dat ie niet goed werkte. Eigenlijk kon je voor alle dingen gestraft worden, zoals bijvoorbeeld het te langzaam werken, of voor praten met de persoon naast je. Als je geluk had kreeg je slaag, anders kon je je dagloon weer inleveren , wat toch al vreselijk weinig was. Als arbeider verdiende je ongeveer 0.50 cent per dag. En anders was 9cent per uur heel gewoon. Vooral de kinderen en vrouwen werden vaak erg zwaar gestraft omdat ze meestal geen tegenspraak durfden te geven. Een opzichter zou natuurlijk in alle gevallen eerder een kind ervan langs geven met een broekriem, of een zweep, dan een grote volwassen man die misschien wel terug sloeg. Vooral kinderen kregen veel straffen zo mochten in de pauzes vaak geen spelletjes spelen of uit het raam roepen naar de soldaten. Als opzichter had je eigenlijk een heel makkelijk baantje, je hoefde alleen maar mensen aan het werk te zetten en straffen uit te delen als er naar jou behoren geen goed werk werd geleverd. Een opzichter was de meest gehate persoon in een fabriek. Mijnwerkers Het andere beroep dat veel werd gedaan was werken in de mijn. Dit was pas later in de Industriële revolutie maar toch wel belangrijk om even te noemen. In Nederland kwam dit vooral voor in Limburg. Vanwege de steenkoolrijke grond was daar de meeste winning. Het werken in een mijn heel erg gevaarlijk, door het stof dat vrijkwamen tijdens het hakken kregen veel arbeiders last van hun longen. Als je lang genoeg in de mijn werkte hoestte je op een gegeven moment zelfs zwarte stof op. Ook kwamen er regelmatig instortingen en overstromingen voor. Hierbij stierven altijd wel een aantal mensen. Net als in de fabrieken werd in de mijn ook veel werk door kinderen gedaan. In de mijn mocht je werken vanaf je 6e maar omdat veel mensen geld te kort hadden moesten ook de jongere kinderen werken. De moeders bleven thuis om voor de jonge kinderen te zorgen. Maar het kwam vaak voor dat bijvoorbeeld iemand in de familie een ongeluk had gehad of ziek was geworden. Dan moest de moeder ook in de mijn werken omdat er anders niet genoeg geld was om van te leven. De moeder bond dan het jongste kindje (als er maar 1 baby was kon dat, anders werden ze bij de buurvrouw ondergebracht) op haar rug en ging de mijn in. Rijke mensen Ook in de Industriële revolutie waren er rijken mensen. Deze woonden in het centrum van de stad en hadden een groot huis. Maar het was ook niet zo moeilijk om rijk te zijn in Industriële revolutie, want als je niet in de fabrieken of in de mijnen hoefde te werken was je dat al. Ook de mensen met een winkel of behoorlijk stuk land werden al als rijk gezien. De klassen mentaliteit was al heel wat minder dan in de middeleeuwen. De boeren waren er nog maar weinig en de arbeids klasse was als grootste uitgegroeid. De rijke mensen hadden niet alles meer voor het zeggen, nu waren het vooral de fabriekopzichters die dat hadden. De rijke mensen waren meestal wel eigenaren van een fabriek of groot land. Heel soms had een arbeiders meisje het geluk dat ze bij een rijke familie als dienstmeid kon gaan werken om zo wat meer geld te verdienen. Maar helaas waren er maar heel weinig meisjes hadden het geluk om zo’n baantje te bemachtigen. Eigenlijk is het grootste verschil dat de mensen niet alles meer slikten wat de kerk hen zij, dit kwam vooral door de renaissance. Ze dachten meer zelf na. Natuurlijk gingen mensen nog wel naar de kerk maar het geloof had een veel minder grote betekenis in het dagelijks leven dan tijdens de middeleeuwen.. Wel was het geloof naast het drankprobleem een grote steun. Iedereen geloofde dat het leven ooit beter zou worden. Het bidden voor het eten bleef. Net als op Zondag naar de kerk gaan. Dat was ook de enige dag dat iedereen vrij was. Deelvraag 2 Wat zijn de gevolgen van de werkomstandigheden voor de man, de vrouw en voor kinderen? Werken tijdens de industriële revolutie was zwaar, iedereen maakte lange dagen en kreeg weinig betaald. Ook werden mensen veel sneller geïrriteerd en vochten ze sneller. Net als de man werkte de vrouw de zelfde dagen en tijden. Echter kreeg ze minder betaald omdat het nog altijd werd gezien als een aanvulling op het inkomen van de man. De man was in die tijd de verantwoordelijke voor het gezinsinkomen en was gezinshoofd, hij mocht ook als zijn vrouw niet luisterde of gehoorzaamde haar straffen. Maar waarom deed een man dat dan? Je moet je voorstellen dat je heel zwaar en hard werkt en dat je er zwaar onderbetaald voor krijgt, dit samen met de lange dagen en bijna geen eten op tafel ging het (bijna) nooit goed. Veel mannen dronken hun problemen dat ook weer weg waardoor er nog minder eten. Het was voor de man het zwaarst, als hij werd ontslagen moest het hele gezin verhuizen naar een andere stad omdat bijna het hele inkomen weg was. Tijdens de Industriële Revolutie krijgt het gezin een andere functie. Er trad een verschuiving op: van gezinseconomie (waar de productie thuis, of om het huis, plaatsvond) naar een gezinslooneconomie (waar de productie buitenshuis plaatsvond). Dat de kinderen en vrouwen ook werkten was heel normaal. De mensen kregen maar weinig betaald en als ze over iets klaagden werd er meteen gedreigd met ontslag. Gelukkig mocht je als meisje al wat meer inspraak hebben met wie je trouwde al waren er wel een paar dingen die voorop stonden: Arbeidersklasse: -Uiterlijk + welgesteldheid voorop, hart achteraan. - Trouwden tussen 25-30 jaar. - Ouders konden wel druk uitoefenen door: Geld te geven, of juist te weigeren, bijdragen aan de inrichting van het huis of zelfs de kinderen te onterven. Alleenstaande moeder: Schande. Voor de rijke mensen was het wel wat gemakkelijker om te trouwen:
Trouwen: Rijken: -De ouders beslisten welke partij het meest geschikt was om mee te trouwen. - Een meisje kreeg een bruidschat mee. - Het moest iemand uit dezelfde stand zijn. Het gezin tijdens de industriële revolutie was groot, de vader en de oudste kinderen werkten en de moeder bleef thuis met de kleine kinderen. Als deze allemaal groot genoeg waren moesten ze allemaal meehelpen met werken in de fabriek. Het was voor iedereen zwaar. Ook met het onderwijs waren grote verschillen tussen arm en rijk. De rijke kindertjes gingen naar school of kregen tuis onderwijs. De arme kinderen hielpen thuis of in de fabriek. Kinderen en de industriële revolutie Er is altijd wel kinderarbeid geweest, in de tijd dat mensen nog op boerderijen woonden en aan huisnijverheid deden, bestond het ook al. Het was toen, heel gewoon om als kind je ouders te helpen op het platteland, het grote verschil was alleen dat de kinderen toen de hele dag in de gezonde buitenlucht waren en veel vaker uit konden rusten. Toen de fabrieken op kwamen, en mensen naar de stad verhuisden om allemaal te gaan werken in de grote smerige hallen van de fabrieken, moesten de kinderen ook mee, omdat het loon dat de mensen kregen niet genoeg was om een gezin van te voeden. Daarom moesten ook nu de kinderen mee naar het werk, om mee te helpen om het eten op tafel te kunnen zetten. Alleen nu zaten de kinderen de hele dag binnen opgesloten in de smerige lucht en stank van de fabriekshal, zonder kans om te spelen of normaal uit te rusten. De kinderen kregen zware taken, veel zwaardere taken dan dat de kinderen hadden die thuis hun ouders hielpen. Zo moesten ze gevallen plukken katoen oprapen terwijl de machines gewoon doordraaiden. Dit was levensgevaarlijk, er bleven namelijk vaak genoeg kinderen vastzitten en als de kinderen niet snel genoeg onder de machine vandaan kropen liepen ze gevaar om klem te komen te zitten en door de klap zouden overlijden. Andere kinderen moesten weer vegen, of andere klusjes doen. Fabriekskinderen liepen soms op 1 dag wel 35 kilometer en aangezien ze niet genoeg en gezonde voeding kregen, groeide hun benen in x of o figuren. Vanwege de onnatuurlijk werkhouding kregen kinderen kromme ruggen en scheve benen. In 1835 werkten er in Engeland 24164 kinderen die jonger waren dan 13 en 53843 kinderen van 13-18 jaar al in de fabriek. De levensverwachting voor mensen was in de tijd niet zo hoog. De levensverwachting van een doorsnee arbeider was zo'n 35, als ze niet al eerder overlijden door verwondingen of ongelukken. Wanneer kinderen niet doorwerkten kregen ze straf van de opzichter. Die straf kon bestaan uit slaag met een broekriem tot met je hoofd in een emmer vol met vies water. Een kind werkte op een dag net zo veel als een volwassen iemand en kreeg ook, net als de rest maar een half uurtje pauze. In die pauze moesten ze snel eten, en spelen? daar waren de kinderen veel te moe voor. Terwijl de werkuren en pauzes net zo lang duurde als die van de volwassenen, waren de lonen voor kinderen lager. Fabrieksbazen waren blij met kinderen, omdat ze hard werkten, geen tegenspraak gaven en een lage loon kregen. Voor de werkgevers waren het brijna gratis werknemers. Uiteindelijk is de kinderarbeid verboden. En mochten kinderen dus niet langer in de fabrieken werken. Iets waar niemand zich aan hield want als er inspectie kwam werden de kinderen gewoon opgesloten in een hok en moesten zich stilhouden. Zo was er voor de regering in hun ogen geen kinderarbeid. Niemand van de inspectie wist dit. Weeskinderen moesten ook meestal in de fabrieken werken, de fabrieksbazen moesten dan voor hun eten zorgen en dat deden ze dan ook wel maar het eten was vaak zo slecht en vies dat niemand van de kinderen iets at. Hierdoor werden ze hongerig én moe. Dus goed concentreren konden ze zich niet en waren er des te meer kans op ongelukken. Leven als kind in de industriële revolutie was erg zwaar, je kon nauwelijks kind zijn omdat je al heel vroeg werd toegelaten tot de volwassen wereld. Je kon je niet ontwikkelen tot een persoon omdat je er gewoon geen tijd voor had. Deelvraag 3 Wat is de invloed geweest van uitvindingen en ontdekkingen op de werkomstandigheden van mannen, vrouwen en kinderen? Net als in de middeleeuwen zijn er in de industriële revolutie ook een aantal belangrijke uitvindingen gedaan Spinning Jenny Dit is een spinmachine die in 1764 werd uitgevonden door James Hargreaves. Het was een spinmachine die 8 spoelen had en dus 16 draden tegelijk kon spinnen. Dit was en werkelijke doorbraak in de wol-industrie omdat er nu 2 keer zo snel gewerkt kon worden dan voorheen. En er dus meer geproduceerd kon worden. Ook al moest de Spinning Jenny net als haar voorgangster ook met de hand worden aangedreven ging het toch een stuk sneller. Later kam er ook een voor 13o draden. Dor deze uitvinding hadden vrouwen wel minder werk maar het was minder gevaarlijk. De stoommachine Een van de belangrijkste uitvindingen uit de industriële revolutie is toch wel de stoommachine, deze werd voor het eerst volledig gebouwd in 1712 door Thomas Newcomen (1663-1729). James Watt (1736-1819) verbeterde hem en in 1775 opende hij een door stoommachine aandrijvende fabriek. Bij deze techniek werd stoom omgezet in kracht die dan weer machines in werking kon zetten. Door deze uitvinding veranderde de hele industrie, mensen hoefden niet langer meer kracht te leveren. Daar waren nu machines voor. Een erg groot nadeel ervan was dat er veel arbeiders hun baan verloren en er dus veel werkeloosheid en nog meer armoede kwam. Een groot voordeel was dat het voor de mensen die nu moesten werken minder zwaar was. De mensen leefden dus langer. Ook kon er nu transport plaatsvinden, dit ging voorheen alleen per paard met koets of lopend.
Thomas Alva Edison Nog een belangrijke uitvinding was de gloeilamp door Alva Edison (1847-1931), hij werd in die tijd ook wel de "De tovenaar van Menlo Park" genoemd. Hij was de belangrijkste uitvinder van zijn tijd en hij vond op 21 oktober 1879 de eerste niet zelf brandende gloeilamp uit.Voordat elektriciteit ontdekt werd, gebruikte men andere energiebronnen voor verlichting. Men moest iets verbranden om licht te krijgen. Hiervoor gebruikte men een gas, petroleumlamp of kaars. Het was dus heel handig dat je nu niks meer hoefde te verbranden om licht te krijgen. Deze andere manieren geven licht omdat er iets verbrandt. Dat is niet het geval bij een elektrische gloeilamp; daarin wordt een draad zodanig verhit, dat hij gaat gloeien zonder onmiddellijk te verbranden. De gloeidraad van een gloeilamp moet zich in een luchtledige ruimte bevinden. Doordat er geen zuurstof is kan hij niet verbranden. Op 25 november 1885 brandde de eerste gloeilamp met een bamboe, koolstofvezel. Deelvraag 4 Wat zijn per periode de belangrijkste, opvallende veranderingen in de samenleving? Tijdens de industriële revolutie zijn, bij vergeleken de middeleeuwen, veel belangrijke veranderingen plaatsgevonden. Zo was het gezinsleven in de middeleeuwen nog veel in om het huis. Er werden zelf dingen verbouwd gemaakt. Toen er op een gegeven moment geen werk meer was ging bijna iedereen naar de grote stad om daar in de fabrieken te werken. Daar speelde het leven tijdens de industriële revolutie het zich vooral buitenshuis af, in de fabrieken vooral en op straat. Dit was een erg groot verschil met de middeleeuwen, de afstand tussen de rijken en de armen werden nog groter omdat die geen gevaarlijk werk moesten doen en de arme mensen wel. Ook zijn er een paar belangrijke uitvindingen gedaan voor de moderne tijd, gloeilamp, stoommachine en nog wat dingen. Die het leven veel mooier en gemakkelijker maakten. Ook was de wet op de verandering van kinderarbeid erg belangrijk. Eerst moesten alle kinderen gewoon werken, eind 1850 veranderde dit radicaal. Kinderen mochten niet meer werken en moesten verplicht naar school. Pas enige tijd later, rond 1919 richtte Rudolf Steiner de "Freie Waldorfschule" in Stuttgart op. Deze school werd in eerste instantie bezocht door de kinderen van het personeel van de Waldorf-Astoria fabriek. Zo konden kinderen ’s ochtends werken en geld verdien en toch ook nog naar school. Dit was een grote verandering. Op zich kan je wel zeggen dat de industriële revolutie een goede verandering heeft voortgebracht, ook al was het een vreselijke tijd voor de arbeiders. Het is de grondlegger van de moderne tijd.

REACTIES

S.

S.

Ik vind dit een erg mooie tekst. Ik geef er een 8.5 voor! Toppie.
xxjes Sarah

13 jaar geleden

L.

L.

een hele goeie begrijpelijke tekst heb er veel bij geleerd en ga misschien nu wat extra punten scoren op men werkstuk bedankt!
lisa

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.