Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Feminisme

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 3289 woorden
  • 23 februari 2003
  • 139 keer beoordeeld
Cijfer 7
139 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HOOFDVRAAG Hoe zijn vrouwen in deze positie in de maatschappij gekomen? DEELVRAGEN 1. Wat is feminisme? 2. Hoe was het vroeger voor vrouwen? 3. Wanneer veranderde het voor vrouwen? A. de eerste golf
B. de tussenperiode
C. de tweede golf
4. Hoe gaat het tegenwoordig met vrouwen? Inleiding Als thema voor mijn werkstuk levensbeschouwing en ethiek heb ik gekozen voor “feminisme”, omdat ik dat een interessant onderwerp vind en er veel informatie over te vinden is. Ik vroeg me af hoe het feminisme in Nederland ontstaan is en wie voor de positie van de vrouwen nu gezorgd hebben. Ik heb het in mijn werkstuk dan eigenlijk ook alleen maar over het feminisme in Nederland. Mijn werkstuk heb ik, volgens mij, erg logisch opgebouwd. Ik begin met uitleggen wat het feminisme precies is. Dan vertel ik hoe de vrouwen het vroeger hadden, voor de feministische stroming. Dan leg ik uit hoe het tijdens de twee feministische golven gegaan is en wat er in de tussenperiode aan de hand was. Ik vertel wat over hoe de vrouwen in Nederland het nu hebben, en sluit af met een conclusie en mijn mening over feminisme. Wat is feminisme? Het woord feminisme is afgeleid van het Latijnse woord “femina” wat “vrouw” betekent. Feminisme is het streven naar emancipatie van de vrouw. Emancipatie betekent: het geven/krijgen van gelijke rechten. Het komt er dus op neer dat feministen, aanhangers van het feminisme, strijden voor gelijke rechten voor en gelijke behandeling van man en vrouw. De eerste feministische golf duurde (over de hele wereld gezien) van 1850 tot 1920. In Nederland kwam het feminisme vooral na 1870 op gang. In de crisisjaren van de jaren ’30 hadden de mensen wel wat anders aan hun hoofd dan het feminisme. Ze richtten zich op het overleven, niet op de vrouwenrechten. De jaren ’50 kun je zien als het vroege begin van de tweede feministische golf, die in de jaren ’60 pas goed van start ging. Over deze periodes zal ik later in het werkstuk meer vertellen.
Hoe was het vroeger voor vrouwen? Vrouwen werden vroeger altijd gezien als minder dan mannen. Ze waren ondergeschikt aan hen. Vrouwen waren (volgens mannen) zwak, te emotioneel, te gevoelig en lang niet zo intelligent als mannen. Daarom was het maar beter voor ze als ze zelf geen beslissingen namen. Die werden voor hun genomen. Terwijl de mannen weg waren om te werken, bleven de vrouwen thuis. Van hun werd verwacht dat ze voor de kinderen zorgden, het huishouden bijhielden en gehoorzaam waren. Ze deden wat hen opgedragen werd, en mochten eigenlijk geen eigen mening hebben. Dit was zo over de hele wereld. Dan vraag je je af waarom vrouwen zich niet eerder verzet hebben tegen deze ongelijke behandeling dan na 1870, waarom pas toen het feminisme op gang kwam. Daar zijn een aantal redenen voor: - De industrialisatie en de snelle modernisering die waren ontstaan in de 19e eeuw vervingen de huisindustrie. Dit had vooral op het leven van vrouwen uit de middenklasse grote invloed, omdat zij door die nieuwe fatsoensnormen niet meer betaald mochten werken. - Diezelfde industrialisatie zorgde ervoor dat vrouwen zich gingen vervelen. Ze hadden niks meer te doen nu dienstboden voor het huishouden zorgden en kindermeisjes voor de kinderen. - Vrouwen waren niet onafhankelijk. Ongetrouwde vrouwen werden onderhouden door hun familie, en getrouwde vrouwen waren afhankelijk van hun man. Dat was te danken aan het Franse Code Civil. Code Civil was een wet waarin stond dat de vrouw handelingsonbekwaam was. Dat betekende dat ze geen enkele zeggenschap had over haar kinderen en haar bezittingen. - Vrouwen hadden ook geen politieke rechten. Hierdoor konden zij geen openbare functies vervullen (behalve het koningsschap in sommige landen, bv. Nederland). Ook in het onderwijs werden vrouwen gediscrimineerd. Zij hadden namelijk veel minder opleidingsmogelijkheden dan mannen. Wanneer veranderde het voor vrouwen? DE EERSTE GOLF Vanaf 1840 werden er veel organisaties opgericht door vrouwen uit de burgerij die waren gericht op liefdadigheidswerk, zoals bv. de armenzorg en de ziekenverpleging. Vrouwen mochten niet betaald werken, maar liefdadigheid mocht wel. Dit werk was een hoofdoorzaak voor de latere feministische stroming, zowel in Nederland als in de andere landen. Dat kwam doordat vrouwen nu veel meer te weten kwamen over de stand van zaken in het dagelijks leven en de misverstanden die er waren. Steeds meer vrouwen gingen zich afvragen waarom de gelijke rechten en de individuele vrijheid niet voor hun golden. Ze vonden het raar dat alleen mannen profiteerden van verbeteringen in het onderwijs en verruiming van het kiesrecht. Via het liefdadigheidswerk kwamen vrouwen erachter dat er een dubbele seksmoraal was in de samenleving. Die hield in dat mannen meer behoefte hadden aan seks dan vrouwen, die daar (zogenaamd) niks van moesten hebben. Ook was er het beeld dat vrouwen als moeder geen plezier konden beleven aan seks. Daarom werd prostitutie in Nederland door de wet goedgekeurd, zodat mannen buitenshuis aan hun trekken konden komen. Thuis ging dat namelijk niet. Door die legalisatie werd dus eigenlijk goedgekeurd dat mannen vreemdgingen. Vrouwen mochten dat daarentegen absoluut niet. Als een vrouw dat deed werd ze met de nek aangekeken door de rest van het dorp. Prostituées en alleenstaande moeders werden gezien als ‘onzedelijke’ vrouwen. Ook ontdekten vrouwen dat ze een grote achterstand hadden op het gebied van onderwijs en politieke rechten en dat die dubbele seksmoraal enorm in hun nadeel werkte. Ze bedachten dat ze die kwesties veel beter aan konden pakken als ze invloed hadden op de politiek. Dus moesten vrouwen stemrecht krijgen. Toen begon de kiesrechtsstrijd. De 2 belangrijkste organisaties van de burgerlijke feministen voor het vrouwenkiesrecht waren: De Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV) VVV was de eerste en radicaalste organisatie van de eerste golf die tegen de ondergeschikte positie van de vrouw vocht. De organisatie was opgericht in 1889 door een van de radicaalste feministen uit die tijd: Wilhelmina Drucker. Er was alleen lidmaatschap voor vrouwen en ze hielden zich bezig met alles waarbij de vrouw een slechte positie had. Ze hielden acties dmv brieven aan de Tweede Kamer, het uitgeven van zelfgemaakte brochures enzovoorts. De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVk) Ook deze vereniging was (in 1894) opgericht door Wilhelmina Drucker. Mede-oprichtster was feministe Aletta Jacobs, de voorzitster van 1904 tot 1920. Het hoofddoel van VvVk was het vrouwenkiesrecht. Ze probeerden het doel oa te bereiken door het houden van openbare vergaderingen en het uitgeven van een maandblad. Er kwam een scheuring waaruit een nieuwe vereniging ontstond: de Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht. In Nederland werd in 1894 de SDAP (Sociaal Democratische Arbeiderspartij) opgericht. Zij waren van mening dat vrouwen werden uitgebuit en waren ervan overtuigd dat daar een einde aan zou komen door een revolutie waar de arbeiders (man en vrouw) hard voor moesten werken. De SDAP leek in het begin heel begaan met de strijd van vrouwen doordat ze vrouwenverenigingen oprichtten. Niet veel later bleek dat ze dat alleen uit eigenbelang deden, om meer aanhang te krijgen. Dit zorgde ervoor dat Mathilde Wibaut in 1908 de SDVC (Nederlandse Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs) oprichtte. Zij vond dat de arbeidersvrouwen voor zichzelf moesten opkomen en dat daar een aparte organisatie voor nodig was. Nu was er dus een organisatie voor burgerlijke feministen en voor de arbeiders. Er waren wel een paar verschillen tussen de ‘burgerlijke’ en ‘socialistische’ feministen. Die verschillen in belangen waren: - Ze waren het wel met elkaar eens dat vrouwen recht hadden op betaalde arbeid, maar over de arbeidsomstandigheden waren ze het niet eens. De socialistische feministen vonden dat vrouwen recht hadden op arbeidsbeschermende maatregelen. De burgerlijke feministen waren bang dat dan de werkgelegenheid voor vrouwen zou afnemen. - Ook over het vrouwenkiesrecht waren ze het niet helemaal eens. De socialistische feministen streden voor algemeen vrouwenkiesrecht, maar de burgerlijke feministen vonden dat er een censuskiesrecht (belasting als maatstaf voor kiesrecht) moest komen. Op 18 september 1919 ondertekende koningin Wilhelmina de wet die vrouwen het volledige kiesrecht toekende. Vanaf 1922 waren man en vrouw op politiek gebied echt gelijkgesteld en kregen ook vrouwen automatisch een stembriefje toegezonden. Maar niet alleen de strijd van de feministen zorgde ervoor dat vrouwen kiesrecht kregen, een grote invloed daarop had de WO I. Men was bang dat er, net als bij die oorlog, een kleine groep voor machtsovername zou zorgen. Aangezien vrouwen zo vredelievend waren en niet op zulke mensen zouden stemmen, was men eerder bereid vrouwen kiesrecht te geven. Nu het doel was bereikt werden de feministen minder radicaal en zakte de eerste golf in. Dit gebeurde wereldwijd. Dat had een aantal oorzaken: Ten eerste waren de feministen blij dat het vrouwenkiesrecht bereikt was, het had veel tijd en energie gekost. Ten tweede waren de verwachtingen van het vrouwenkiesrecht veel hoger dan er in de werkelijkheid uitkwamen. Men verwachtte een grote stijging van vrouwen in de regering, maar de revolutie bleef uit. Ten derde was de feministische zaak niet echt een noodzaak meer, omdat de positie van de vrouw op zoveel gebieden was verbeterd. Als laatste was er in 1929 ook nog een zware economische crisis, en de mensen hadden wel wat anders aan hun hoofd dan het feminisme. DE PERIODE TUSSEN DE EERSTE EN TWEEDE GOLF In de crisisjaren van de jaren ’30 werd het feminisme dus minder actief. De mensen hadden overleven in hun hoofd, niet de vrouwenrechten. Tijdens die crisisjaren werd er in verschillende landen, waaronder Nederland, geprobeerd om de betaalde arbeid van vrouwen terug te dringen. Vrouwen werden als een bedreiging gezien omdat hun uurloon veel lager was dan dat van mannen en er dus veel vraag naar vrouwen was. Betaalde arbeid van meisjes en ongetrouwde vrouwen werd wel geaccepteerd, maar er werd van ze verwacht dat ze stopten met werken zodra ze gingen trouwen. In de periode tussen WO I en WO II hadden de confessionele (kerkelijke) partijen veel invloed op het regeringsbeleid. Die periode was niet echt geweldig voor vrouwen, aangezien confessionelen erg anti-feministisch zijn. Zij vonden dat frouwen thuis moesten blijven en mannen het betaald werk moesten verrichten. Verder moesten vrouwen de mannen gehoorzamen. Natuurlijk verzetten de feministen zich hiertegen, maar dat gebeurde minder radicaal dan in de eerste golf. DE TWEEDE GOLF De jaren ’50 waren het vroege begin van de tweede golf, die pas echt op gang kwam in de jaren ’60. In vergelijking met andere landen (bv. Frankrijk en Duitsland) ontstond het nieuwe feminisme in Nederland aardig vroeg. In de eerste en tweede golf waren er 4 belangrijke strijdterreinen: Arbeid: In de jaren ’60 nam het aantal werkende getrouwde vrouwen toe. Ook de tolerantie daarover groeide. Toch steunde de overheid dat niet en was er veel weerstand tegen betaald werken van moeders met jonge kinderen (het gezin mocht niet onder het betaald werken van een vrouw lijden). Onderwijs: In de jaren ’50 en ’60 haalden meisjes en vrouwen in snel tempo hun achterstand op jongens en mannen in. Politiek: Ondanks het vrouwenkiesrecht bleef de politiek een mannenzaak. Seksualiteit, huwelijk en gezin: In de jaren ’60 kwam er een revolutie die ervoor zorgde dat ook vrouwen gezien werden als seksuele wezens. Er kwamen veranderingen op het gebied van voorbehoedsmiddelen, abortus en het huwelijksrecht. Vrouwen vonden dat hun situatie te langzaam en te weinig verbeterde. Hun (nog steeds niet al te beste) positie was volledig in strijd met het gelijkheidsdenken van de jaren ’60. Daarom ontstond er de tweede golf. De tweede golf is in te delen in 3 fases: - het gematigd feminisme - het socialistisch feminisme - het radicaal feminisme Het gematigd feminisme In de latere jaren ’60 was er veel meer interesse in boeken, studies, publicaties etc. met een feministische inhoud. Boeken zoals ‘Het misverstand vrouw’ van Betty Friedan en artikelen zoals ‘Het onbehagen bij de vrouw’ zouden bijdragen aan het zelfbewustzijn van vrouwen. Het gematigd feminisme kenmerkte zich door middel van het feit dat vrouwen bleven strijden voor gelijke rechten van mannen en vrouwen. Daarbij werkten ze samen met mannen omdat ze aan hen gelijkgesteld wilden worden. 2 Belangrijke actiegroepen uit deze periode waren MVM en Dolle Mina. Beide waren gericht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen, vonden dat vrouwen macht moesten verwerven in de mannenwereld en beide werkten samen met mannen wat in veel andere landen niet het geval was. Man Vrouw Maatschappij (MVM) Dit was de eerste organisatie van de 2e feministische golf in Nederland en was opgericht op 26 oktober 1968. De MVM oefende druk uit op de overheid, politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Dolle Mina

In december 1969 werd Dolle Mina opgericht, en in januari 1970 traden ze voor het eerst in de openbaarheid. Het effect daarvan was overweldigend. MVM kun je zien als de organisatie de de 2e golf in Nederland op gang bracht, maar Dolle Mina is te zien als de organisatie die het nieuwe feminisme bekend maakte en het bij het gewone volk in de huiskamer bracht. Het socialistisch feminisme Rond 1971 ontstond er een nieuwe fase van feminisme. Bij deze vorm was de praatgroepbeweging met als ideologische achtergrond het radicaal feminisme (een verschijnsel uit de VS). Kenmerkend voor radicaal feminisme is dat er wordt uitgegaan van een mannenheerschappij over vrouwen. Die feministen braken met mannen en werkten aan de opbouw van een tegencultuur op basis van eigen normen en waarden. De praatgroepbewegingen werden steeds belangrijker en na 1972 ging het dan ook steeds slechter met Dolle Mina. Radicaal-feministisch geïnspireerde organisaties verdrongen haar van de eerste plaats in de publieke opinie en Dolle Mina stierf een stille dood rond 1977. MVM bestaat nog steeds, maar is steeds minder belangrijk geworden door alle nieuwe en verschillende feministische organisaties. Autonome (zelfstandige) vrouwenbeweging werd de verzamelnaam voor dat deel van de feministische beweging dat niet verbonden was aan een politieke partij of vakbeweging en dat gebaseerd was op radicaal-feministische organisatieprincipes. Een van de eerste radicaal-feministische actiegroepen was Paarse September. Die beweging breidde zich snel uit. Tot de autonome vrouwenbeweging behoorde ook de fem-soc-stroming (van het feminisme-socialisme). Aanhangers van het fem-soc gingen ervan uit dat vrouwen door mannen onderdrukt werden (invloed van het radicaal-feminisme), maar dat deze onderdrukking niet kon worden losgezien van de economische organisatie van de samenleving en het bestaan van de klassentegenstellingen (invloed van het marxisme). Het radicaal feminisme De jaren ’80 van de 2e feministische golf was de laatste periode die bekend staat als de periode van het radicaal feminisme. In 1981 deden tussen de 30.000 en 50.000 vrouwen mee aan een landelijke stakingsdag tegen de voorgestelde Abortuswet die niet voldoende tegemoetkwam aan de feministische eisen. Sinds de aanname van de wet dat jaar is een belangrijk strijdpunt van seksueel geweld weggevallen. Hierna heeft de feministische stroming haar aandacht gericht op bv. aanranding, verkrachting, ongewenste intimiteiten op het werk, incest en pornografie. In de jaren ’70 begon er een economische crisis die doorwerkte in de jaren ’80. Dit had invloed op veel vrouwen en het streven naar macht werd weer geaccepteerd door de hoofdstroom van de feministische beweging in Nederland. Er waren ook nog steeds de radicaal-feministen die aan een tegencultuur werkten. In de jaren ’80 verminderden de tegenstellingen tussen de traditionele en de nieuwe vrouwenorganisaties. Feministen slaagden erin vooraanstaande functies te bezetten in partij-organen (PSP, CPN, PPR) maar dat ging niet altijd even makkelijk. Na de start van het emancipatiebeleid zijn er een aantal ontwikkelingen in gang gezet om de bestaande sekseverschillen te verkleinen, al bleef er wel ontevredenheid over het emancipatiebeleid van de overheid bestaan. Tenslotte zag je de feministische invloed ook terug in de maatschappij (bv. bedrijven die vrouwen gingen verwerven voor hoge functies). Hoe gaat het tegenwoordig met de vrouwen? Vrouwen hebben nu even goede opleidingsmogelijkheden en banen als mannen. Niemand kijkt meer vreemd op van studerende vrouwen, of vrouwen in hoge functies. Toch is er nog wel een beetje sprake van ‘vrouwenberoepen’ en ‘mannenberoepen’. Voorbeelden van typische mannenberoepen zijn bv. banen in de bouw of in de techniek. Er is een speciale organisatie voor vrouwen die in de techniek (willen) werken: VenT. Dat betekent Vrouwen en Techniek. Het aantal vrouwen dat zich inschrijft voor technische studies heeft wel toegenomen de laatste jaren, maar het zijn nog wel voornamelijk mannen daar. In de volgende tabel is goed te zien wat nou vooral door mannen en wat door vrouwen gedaan wordt: Percentage vrouwen onder de eerstejaars (wetenschappelijke studies) Landbouw: 52,4% Natuur: 36,7% Techniek: 17,4% Gezondheid: 66,1% Economie: 30,3% Recht: 57,8% Gedrag en maatschappij: 70,3% Taal en cultuur: 70,3% Het totaal aantal vrouwen die een wetenschappelijke studie doet, komt dan op 49,6%. Dat is dus de helft van alle studenten. Het valt op dat verreweg de meeste vrouwen kiezen voor Gedrag en maatschappij of Taal en cultuur, terwijl de mannen gaan voor een technische of natuurlijke opleiding. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat vrouwen en mannen op dit gebied elkaars gelijken zijn. In de politiek en openbaar bestuur is dat wel anders. Hier is een overgrote meerderheid van mannen. Provincie (vrouwen in politiek en openbaar bestuur) Percentage vrouwen in Provinciale Staten
1991: 29,6% 1995: 30,6% 1999: 31,3% Percentage vrouwen Gedupeerden
1991: 25,3% 1995: 19,4% 1999: 25,9% Eerste en Tweede Kamer (vrouwen in politiek en openbaar bestuur) Percentage vrouwen in de Eerste Kamer
1993: 26,7% 1998: 21,6% Percentage vrouwen in de Tweede Kamer
1989: 25% 1994: 32,7% 1999: 36% Gemeenten (vrouwen in politiek en openbaar bestuur) Percentage vrouwen in gemeenteraden

1992: 21,6% 1994: 22,4% 1996: 21,4% 1998: 22,7% Percentage zwarte- en migrantenvrouwen in gemeenteraden
1996: 0,0016% 1999: 0,0032% Percentage vrouwelijke burgemeesters 1992: 13% 1995: 16,2% 1997: 17% Het is dus aardig droevig gesteld met de vrouwen in de politiek. Ondanks het vrouwenkiesrecht blijft het een beetje een mannenzaak. Er werken steeds meer vrouwen bij de ‘uniformberoepen’, zoals de luchtmacht, landmacht, marine en politie. In Nederland zijn inmiddels 850 brandweervrouwen. In de sport zijn de vrouwen ook weer in de minderheid. Vooral op het hoge bestuurlijke en beleidsniveau leggen zij het af tegen de mannen. Slechts 9% van de bestuursfuncties in de hoofdbesturen van ongeveer 90 landelijke sportorganisaties is bezet door een vrouw. In 44% van die hoofdbesturen zit zelfs helemaal geen vrouw. In landelijke bestuurscommissies is het percentage vrouwen 11,5% en in werkgroepen 22%. Op de bondsbureaus zitten de minste vrouwen in de directie, maar 5%. Dit betekent niet dat vrouwen niks doen in de sport. Ze zijn erg actief op lokaal en regionaal niveau. Bij de overige beleidsfuncties op de bondsbureaus is de verdeling minder scheef, hier is 40% vrouw en 60% man. De stichting Landelijk Netwerk Vrouwen in de Sport (LNVS) helpt vrouwen door te stromen naar hogere functies in de sport. Zij laten vrouwen elkaar ontmoeten en ervaringen uitwisselen. Ook helpen zij vrouwen die professioneel een sport beoefenen. Conclusie Vrouwen hebben dus hard moeten werken om in deze positie te komen. Dankzij organisaties zoals Dolle Mina en MVM hebben de vrouwen van tegenwoordig stemrecht, goede banen en goede opleidingen. We mogen nu zelf kiezen of we kinderen willen of carrière maken (of misschien allebei). We bepalen zelf wat we van ons geld kopen en met wie we trouwen. Het feminisme was toen en is nu nog steeds niet door iedereen gewaardeerd. In sommige landen en culturen hebben vrouwen nog steeds niks te zeggen, mogen ze nog steeds geen eigen mening hebben. In deze tijd is feminisme in Nederland niet meer echt nodig. Ik zou niet weten waarvoor ze moesten vechten. Natuurlijk is en blijft er een verschil tussen man en vrouw. Er worden vaak opmerkingen gemaakt die vrouw-onvriendelijk zijn (vrouwen kunnen niet autorijden, ze zijn maar goed voor een ding, ze hebben maar een recht; het aanrecht) maar de meeste van die dingen zijn niet zo ernstig dat er een organisatie voor moet worden opgericht. Vaak is het ook gewoon als grapje bedoelt. Ik vind het goed dat vrouw en man (bijna) gelijk aan elkaar zijn. Vrouwen kunnen volgens mij net zoveel bereiken als mannen, maar dan moeten ze er ook wat voor doen. De feministes van deze tijd die bij alles roepen dat ze het net zo goed kunnen als mannen vind ik erg vervelend. Dat is nou eenmaal niet zo. Mannen kunnen sommige dingen beter omdat ze sterker gebouwd zijn, maar dat wat wij goed kunnen kunnen de mannen lang niet zo goed. Ik vind wel dat er in de sport wat meer aandacht voor vrouwen moet zijn. Vrouwenvoetbal zie je nooit op tv, zelfs geen grote toernooien. Dat is jammer, omdat zo de kleine jongetjes niet meekrijgen dat ook meisjes kunnen voetballen. Voor de rest vind ik wel dat vrouwen een even goede positie als mannen hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.