Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Feminisme

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 5892 woorden
  • 8 april 2005
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Hoe zag de positie van de vouw er in 1900 uit? Al ver voor de twintigste eeuw was de strijd om de rechten van de vouw begonnen. Na de Franse Revolutie werden ‘de rechten van de mens’ uitgeroepen. Dit waren eigenlijk ‘de rechten van de man’, maar er waren ook vrouwen (de Franse Olympe de Gouges en de Engelse Mary Wollstonecraft) die stelden dat deze rechten ook voor de vrouw moesten gelden. Ook in Amerika gebeurde iets dergelijks: na de afschaffing van de slavernij was er stemrecht voor de burgers, maar met de burgers werden ook hier alleen de mannen bedoeld. Olympe de Gouges. Omdat Europa snel moderniseerde en industrialiseerde veranderde het leven van de mensen aan het einde van de 19e eeuw ook. Er kwamen betere vervoersmogelijkheden en communicatiemogelijkheden, maar er waren maar weinig vrouwen met een goede opleiding die aan het openbare leven mee konden doen. Thuis en werk werd steeds meer gescheiden omdat mannen nu in een fabriek of op een kantoor werkten en niet meer zoals vroeger in de boerderij, het ‘bedrijf aan huis’. Daar hadden de vouw en de man een even verantwoordelijke taak voor de boerderij. Toen mensen van de boerderijen naar de stad gingen verhuizen veranderde dit. Van vrouwen werd verwacht dat ze thuis bleven om op de kinderen te passen als de man werkte in de bloeiende industrie. Betaalde banen waren uit den boze en gehuwde moeders waren ‘handelingsonbekwaam’. In 1900 werden in veel Europese landen de vrouwen als ‘bezit’ van echtgenoot of vader gezien. Vrouwen werden soms beschouwd als minderjarigen, als kinderen zonder verantwoordelijkheden. Als je een Nederlands wetboek zou bekijken uit ongeveer 1900 zou je merken dat het helemaal bol staat van de ongelijke straffen voor mannen en vrouwen. In de meeste landen hadden vrouwen in 1900 geen kiesrecht en niet het recht om gekozen te worden tijdens de verkiezingen. Veel mannen hadden dat toen ook niet. De politiek werd beheerst door kleine groepen mannen die de macht met geweld hadden gekregen. In Noord Europa en Noord Amerika werd de politiek wel steeds wat toegankelijker voor de burgers, maar ‘burgers’ waren alleen mannen. Het enige land waar iedere burger (man en vrouw) mocht stemmen was Nieuw-Zeeland. Maar sommige vrouwen werkten wel. Vrouwen uit de arbeidersklasse soms zelfs in de fabriek, maar vrouwen uit de middenklasse deden liefdadigheidswerk, niet betaald en dus mocht het. Hier leerden zij om deel te nemen aan de maatschappij, ze vonden ook uit dat er grote ongelijkheid was tussen mannen en vrouwen

Jonge, onafhankelijke vrouwen begonnen vragen te stellen bij de ouderwetse ideeën over huwelijk, seks en hun rechten in de politiek. Vanaf 1895 werd iemand (man of vrouw) met zulke ideeën een feminist genoemd. Veel mensen waren geschokt door deze ideeën en vonden dat ze ‘tegen alle grondbeginselen van God’ waren. De feministen zelf hadden ook veel verschillende meningen. Sommigen wilden grotere persoonlijke vrijheid, seksuele vrijheid en andere soorten relaties. Veel vrouwen kwamen in opstand tegen de het bordeelgebruik van veel mannen. Veel ‘vreemde’ ideeën waren ingeburgerd, zoals dat mannen altijd meer behoefte aan seks zouden hebben dan vrouwen en dat getrouwde moeders geen plezier konden beleven aan seks. Veel mannen vonden het dus heel normaal om regelmatig naar een bordeel te gaan. Maar er waren ook feministen die hier niets van wilden weten en alleen meer politieke rechten wilden en gelijk rechtspraak tussen mannen en vrouwen. En als een vrouw hetzelfde fabriekswerk deed als een man (het kwam dus ook voor dat vrouw wel werkte en dan alle kinderen mee moest nemen naar de fabriek) dan vonden de feministen dat zij ook evenveel betaald moesten krijgen. Er kwamen demonstraties. Acties voor beter onderwijs voor meisjes, en om echtscheiding, huwelijk en bezittingen makkelijker te maken vooral belangrijk voor de vrouwen uit de middenklasse. Er kwamen ook steeds meer acties voor arbeidersvrouwen tegen slechte woonomstandigheden, armoede en geweld in het gezin. Maar het meest op de voorgrond stond het kiesrecht voor vrouwen dat er moest komen. Mensen die zich inzetten voor het vrouwenkiesrecht werden suffragettes genoemd. Hoofdstuk 2 Wat was de eerste feministische golf en hoe kwam dat? De belangrijkste rede voor het hele feminisme was onvrede. Mensen werden zich bewust van de ongelijkheid die helemaal niet zo vanzelfsprekend zou moeten zijn. Vrouwen waren niet tevreden met de positie die ze hadden waarin ze niet zelf konden weten wat ze met hun leven wilden. Toen de industriële revolutie opkwam, kwam ook in de meeste landen het feminisme op. In Nederland kwam het echter al eerder doordat er veel te veel vrouwen op de huwelijksmarkt waren, en er dus een heleboel vrouwen zonder geschikte partner zaten. Het is wel logisch dat hieruit het feminisme voortkwam, want ongehuwde vrouwen die zelf wilden werken werden helemaal niet geaccepteerd, en dus moesten denkbeelden veranderen zodat het wel geaccepteerd zou worden. Vrouwen wilden ook leren! Er waren wel een paar uitzonderingen gemaakt voor begaafde vrouwen die zich met veel moeite in een school hadden weten te wringen, maar bijna geen meisje had kans op hoger onderwijs. In Amerika begon het feminisme als een strijd voor de vrouwen uit de hogere kringen die ook wat te vertellen wilden hebben, maar al snel werd het feminisme een massabeweging. In Nederland begon het feminisme eigenlijk overal tegelijk, om te beginnen in de middenklasse. Snel werd het een verspreide gedachte, sommigen waren het ermee eens, veel anderen niet. Er kwamen grote bewegingen. Eén van de bekendste ervan is de Suffragettebeweging, oorspronkelijk uit Engeland. De echte naam van deze organisatie was de Sociale en Politieke Vrouwenunie, die werd opgezet in 1903. Emmeline Plankhurst was de opzetster van de Suffragettes, samen met haar dochter Christabel, maar dat werd pas later duidelijk. Deze Vouwenunie zorgde voor enorm veel publiciteit en mensen begonnen zich bij deze Suffragette beweging aan te sluiten. Dit waren vooral vrouwen en ook mannen uit de middenstand. Suffragettes werden vaak gezien als zure en lelijke vrouwen die geen man konden krijgen, maar het waren vaak juist jonge getrouwde vrouwen die actie wilden ondernemen voor hun rechten. Grote demonstraties volgden. Groepen vrouwen ketenden zich bijvoorbeeld vast aan het hek van het parlementsgebouw of stookten brandjes op. Belangrijke brieven werden in brand gestoken en in de stembussen werd zuur gedaan zodat de stemmen onleesbaar werden. Om arrestaties uit te lokken gingen de demonstraties verder. Er werden zomaar winkelruiten ingegooid of gemeente eigendom vernield. Als de vrouwen dan in de gevangenis zaten gingen ze in hongerstaking. Ze wilden nu eindelijk dat de regering serieus gig praten over rechten van de vrouw. Ze kregen vaak het omgekeerde: er werd alleen maar opdracht gegeven aan de gevangenisbewaarders om de gevangenen gedwongen te voeren. Een belangrijke Suffragette, Emily Elding Davison, stierf toen ze bij een paardenwedren het paard van de koning probeerde tegen te houden. Toch was het niet een hele grote organisatie, en dat kwam door het volgende: De Vrouwenunie werd steeds meer beheerst door de dames Plankhurst en deze grote en agressieve demonstraties. Veel vrouwen keurden dit soort gedrag af en begonnen hun eigen groepering zoals de Nationale Unie voor het Vrouwenkiesrecht. Duizenden vrouwen namen deel aan vreedzame en georganiseerde demonstraties met spandoeken en liederen. Dit was vooral allemaal zo vreedzaam omdat vrouwen uit de arbeidersklasse die niet veel geld en geen bedienden hadden het zich niet konden permitteren naar de gevangenis te moeten, dan zouden zij hun gezin op het spel zetten. Maar zelfs deze demonstraties hadden wel eens te maken met protest van tegenstanders of zelfs van de politie. In Nederland werd Aletta Jacobs voorzitsters van de VvVK, de Vereniging voor VrouwenKiesrecht. Het aantal leden nam toen snel toe. In Amerika werd maar weinig gedaan voor en aan de feministen die daar waren. Het Congres, dat alleen uit mannen bestond, verwierp of negeerde elke ingediende brief. De Amerikaanse vrouwenverenigingen gingen toen grootse redevoeringen houden op samenkomsten als kermissen en avonden. Zij plaatsten overal advertenties, in dagbladen en op de radio. Ook zwarte vrouwen deden hieraan mee, zij wilden met het gelijke recht tussen man en vrouw ook het gelijke recht tussen de rassen krijgen. Binnen Nederland werkte het! In 1901 hadden de vrouwen al hun eerste grote succes. Het ging om de kinderwetten. Als een man wou scheiden van zijn vrouw mocht hij bijna altijd bepalen wat er met de kinderen gebeurde, maar dat veranderde nu. De vrouw kreeg medezeggenschapsrecht, zij had ook recht om de kinderen te zien. Vanaf 1907 konden vrouwen hun eigen geld beheren als ze dat verdienden, en hoefden niet alles meteen af te geven aan de man. Er veranderde nog iets in verband met de kinderen in 1909. Eerst was het zo dat als de man weg was gegaan bij de vrouw en hij wou niet meer verantwoordelijk zijn over de kinderen, dan was het daarmee af en moest de vrouw voor alle kosten opdraaien. Vanaf 1909 mochten vrouwen ook gerechtelijke stappen zetten en de man laten meebetalen aan de opvoeding van zijn eigen kinderen. En in 1911 kwam er in heel Nederland een bordeelverbod. Mensen die een bordeel bezaten kregen boetes en soms gevangenisstraf. Langzaamaan ging het dus steeds beter met de vrouwen. Er waren ook mentaliteitsveranderingen, mensen gingen anders denken. Moeders die niet waren getrouwd werden nu niet meer als ‘gevallen vrouw’ gezien maar als slachtoffer dat vaak financiële steun nodig had. Toen kwam er een grote doorbraak in onderwijs en arbeid. Vrouwen mochten vanaf 1905 in Nederland ook naar de HBS, en duizenden vrouwen deden dat. Steeds meer geschoolde vrouwen konden gaan werken. Wel bleven er toen nog verschillen in loon. In 1919 was de helft van de leerkrachten in het basisonderwijs een vrouw (er was al wel lang een onderwijzeressen opleiding), en er kwamen ook steeds meer kantoorbanen. Veel vrouwen hadden nu dus een baan, maar het idee van een ‘huisman’ en een werkende vrouw was zelfs voor de feministen belachelijk. De vrouw bleef toch nog wel in de rol van huisvrouw, ook al werkte zij wel. Het was meestal zo dat vrouwen (als zij een opleiding hadden gehad) werkten tot aan het huwelijk, en dan hun “bestemming” vonden in het gezin. Hoofdstuk 3 Wat was de kiesrechtstrijd en wat had de oorlog ermee te maken? In het hoofdstuk hiervoor is bewust het grootste doel van de eerste feministische golf weggelaten: het streven naar kiesrecht voor vrouwen. De overheid ging zich steeds meer met gezinszaken bemoeien, en dus met de zaken van een vrouw. Daarom (en omdat de vrouw haar stem wilde laten horen, ook over ‘mannenzaken’) wilden de vrouwen kiesrecht. Maar zij wilden ook passief kiesrecht; gekozen kunnen worden en dus lid zijn van politieke partijen. Tegenstanders van het actieve vrouwenkiesrecht (zelf kiezen) zeiden: ‘De vrouw is van aard emotioneel en zwak, en kan geen goed oordeel vellen.’ Een vrouw zou ook helemaal niet hoeven te stemmen, omdat de man als gezinshoofd ook haar mening vertegenwoordigde (gezinspolitiek). Sommigen dachten zelfs dat vrouwenkiesrecht tot een instorting van de samenleving zou leiden. Er ontstond dus een echte strijd. In 1900 was het enige land waar vrouwen ook mochten stemmen Nieuw Zeeland, dat mochten ze daar al 17 jaar. Australië volgde in 1902. In Nederland waren partijen van toen zoals ARP, CHU en RKSP eigenlijk tegen het vrouwenkiesrecht. De ARP liet als eerste deze tegenstand varen, want dat was voordeliger voor de partij. In de CHU bestonden meer meningen. Er waren mensen die tegen het vrouwenkiesrecht waren, en zij hadden als argument dat de man als gezinshoofd moest stemmen. Maar de voorstanders van het kiesrecht voor vrouwen zeiden dat in de bijbel staat dat man en vrouw gelijk zijn. De RKSP was een katholieke partij en deze partij vond dat de man moest optreden voor zaken buiten het gezin, en de vrouw binnen het gezin. De tegenargumenten werden onderuitgehaald toen er oorlog kwam. Het leven van de mensen veranderde heel erg in de oorlog. Toen de oorlog begon stopten de grote organisaties met acties voor het vrouwenkiesrecht, zij legden zich erbij neer dat het nu oorlog was en dat de vrouw zich moest richten op oorlogsinspanningen en acties voor wereldvrede. In de oorlog ontwikkelde de banenmarkt voor vrouwen zich razendsnel, want mannen waren aan het front of gesneuveld, en vrouwen namen hun plaats in. Dat moest ook wel, want als de kostwinner van het gezin weg was, moest er wel brood op de plank komen. Al voor de oorlog waren er meer baantjes voor vrouwen zoals winkelmeisje, typiste en telefoniste. In de oorlog kwamen daar veel meer verantwoordelijke banen bij, zoals loodgieter, chauffeur en zelfs politieagent. In de
industrie (wapenfabrieken) namen veel vrouwen de plaats van de mannen in. En verpleegsters! In de oorlogslanden Frankrijk en Duitsland waren er vooral veel verpleegsters nodig. Deze vrouwen maakten allemaal lange dagen, en kregen toch minder betaald dan de mannen die hetzelfde beroep hadden, en de vrouw moest ook nog het ‘gewone’ werk thuis doen. Twee keer zoveel druk dus, en ook nog de zorgen over de mannen, vaders en zoons in de oorlog. Deze moeilijke positie van veel vrouwen in de oorlog had een hele goede uitwerking op de tegenstand van het vrouwenkiesrecht, die tegenstand werd namelijk helemaal de grond ingeboord. Vrouwen konden wel onafhankelijk het gezin draaiende houden! Bijna in de hele westerse wereld werd gepraat over het vrouwenkiesrecht. Al in 1913 was het kiesrecht voor vrouwen in Denemarken en Noorwegen een feit en Rusland liet vrouwen in 1918 stemmen, na een onrustige tijd van revolutie. Canada liet in 1917 de verpleegsters van het leger stemmen, in 1918 de vrouwelijke familieleden van de soldaten en pas in 1919 alle vrouwelijke burgers. In 1919 was het ook in Nederland eindelijk zover; de vrouwen mochten ook kiezen! In 1917 was er al passief vrouwenkiesrecht en actief mannenkiesrecht gekomen, alleen zat er toen maar 1 vrouw in de Tweede Kamer: Suze Groenweg voor de SDAP. Vanaf 1919 was het actief kiesrecht een feit. In 1922 waren de eerste verkiezingen waarbij ook vrouwen mochten stemmen: toen kregen vrouwen ook automatisch een stembriefje thuisgestuurd. Bij de verkiezingen van 1922 kwamen er 7 vrouwen in de kamer, de grote revolutionaire omwenteling waarop sommigen hadden gehoopt bleef dus uit. De feministen waren tevreden, en de emancipatie over de hele wereld zakte langzaam helemaal in. De grootste doelen waren bereikt en er was geen noodzaak meer om de positie van de vrouw verder te verbeteren. Eigenlijk hadden veel feministen gehoopt dat er nu meer dan de helft vrouwen in de Tweede Kamer zou komen, maar dit gebeurde niet, en feministen dachten ‘wat moeten we dan nog meer doen? We wachten wel tot de volgende verkiezingen’. Toen brak in 1929 de economische crisis uit en mensen dachten niet eens meer aan het feminisme, ze hadden het veel te druk het hoofd boven water te houden. Er werd in de crisisjaren zelfs geprobeerd om de vrouwenarbeid terug te dringen, omdat vrouwen als bedreiging voor de mannen werden gezien op de arbeidsmarkt. Vrouwen zouden wel eens de felbegeerde baantjes voor de neus van de mannen kunnen inpikken. De positie van de werkende vrouw verslechterde dus eigenlijk weer na de succesvolle eerste feministische golf. Hoofdstuk 4 Hoe ging het in de tijd tussen de eerste en de tweede golf? De tijd tussen de eerste en de tweede golf wordt ook wel het interbellum genoemd. Er heerste in de eerste paar jaar nadat het kiesrecht voor vrouwen er was gekomen

Maar toen de economische crisis van de jaren 30 kwam hadden nog maar weinig mensen aandacht voor feministische zaken. De meeste mensen waren zo arm dat ze nog maar net genoeg te eten hadden, dus dat was waar ze zich zorgen over maakten, en niet over ongelijke rechten tussen mannen en vrouwen. In de crisisjaren werden vrouwen op de banenmarkt echt als bedreiging gezien, omdat zij een lager uurloon hadden en dus veel bedrijven zo een goedkope werkkracht hadden. Tijdens het interbellum hadden de confessionele partijen veel te vertellen in de regering. Confessionelen zijn erg anti-feministisch, dus dat was niet echt bevorderend. Zij vonden dat vrouwen thuis hoorden te blijven en dat mannen het betaalde werk moesten doen. (Het ouderwetse idee dus.) Verder moesten de vrouwen goed gehoorzamen aan ‘de heren der schepping’, degenen die het voor het zeggen hadden. Maar niet alleen de confessionele partijen dachten er zo over, ook de socialistische partij en de liberalen waren het hier deels mee eens. De socialisten en de liberalen vonden dat de vrouw wel gelijkwaardig aan de man was, en zij vonden niet dat de vrouwenrechten moesten worden teruggedrongen, maar dat wilden de confessionelen wel. Natuurlijk verzetten de feministen zich hier wel tegen, en er werden dan ook geen belangrijke besluiten terug gedraaid, het verzet was toch niet zo groots als in de feministische golf. Toen de Tweede Wereldoorlog eraan kwam werden de verenigingen weer actief en er kwamen ook nieuwe verenigingen. Het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers hield bijvoorbeeld veel demonstraties voor vrede en rust. De Duitse oorlogsindustrie had namelijk heel veel arbeidskracht nodig en haalden daarvoor (jonge)mannen uit Nederland. Veel mannen gingen dus naar Duitsland en ook veel mannen doken onder, dus de vrouwen moesten vaak de baan van de mannen overnemen. Veel vrouwen weigerden dit te doen omdat ze zo eigenlijk het plannetje van de Duitsers steunden. De vrouwen bleven thuis, hielden het huishouden draaiende en hielden voet bij stuk. In de VS en in Duitsland werkten wel heel veel vrouwen in de industrie. De regeringen deden veel moeite voor deze vrouwelijke arbeidskrachten, omdat ze hard nodig waren. Er werden ploegendiensten gemaakt zodat vrouwen ook parttime in de fabrieken en op de kantoren konden werken en er werden veel kindercrèches gemaakt zodat ook vrouwen met kinderen konden werken. Maar niet alleen in de industrie waren vrouwen nodig. Ook op gevaarlijke plaatsen zoals aan het front als brandweer of ziekenverzorgster werkten vrouwen. Toen Duitsland werd verslagen kwam er weer vrede. De legers vielen uiteen en de mannen gingen naar huis. Van vrouwen werd verwacht dat zij uit hun tijdelijke banen zouden stappen om de terugkerende soldaten hun werk weer te laten doen. Maar veel mannen kwamen nooit meer thuis en veel vrouwen bleven dan ook werken. Duitsland en Frankrijk gaven de vrouwen pas na deze Tweede Wereldoorlog kiesrecht. Door de sterke houding werden vrouwen na de oorlog weer iets meer sociaal geaccepteerd. Zij werden ook actiever in de politiek. Na de oorlog nam de welvaart sterk toe in Nederland. Bijna in elk huishouden was een stofzuiger, een wasmachine en een radio. Het huishoudelijke werk van de vrouwen werd hierdoor veel lichter. Het werd steeds normaler dat ook gehuwde vrouwen gingen werken, en omdat de economie zo goed was kwam er steeds meer vraag naar vrouwelijke arbeid in bijvoorbeeld het onderwijs, de ziekenzorg en in de fabrieken. Hoofdstuk 5 Wat was de tweede feministische golf en hoe kwam dat? Aan het einde van de jaren vijftig ging het eigenlijk heel goed met de vrouwen in het opzicht van banen en in de politiek. De werkende ongehuwde vrouw was helemaal ingeburgerd en er kwamen ook steeds meer werkende getrouwde vrouwen. In de jaren zestig begonnen vrouwen zich af te vragen waarom er nog zo’n verschil was tussen mannen en vrouwen in het sociale leven. Vrouwen waren namelijk steeds hoger opgeleid en ze wilden dingen die ze hadden geleerd toepassen in het leven. Op school werden meisjes ook achtergesteld omdat ze later toch zouden trouwen, dus waarom zouden ze veel moeten leren? De overwinningen die men in de eerste golf had behaald werden helemaal niet voortgezet en de positie van vrouwen ging langzaam achteruit. De rolverdeling tussen man en vrouw moest veranderen: het rollenpatroon wilden de vrouwen doorbreken. Eigenlijk werd er namelijk van de vrouw verwacht dat ze een mooie en aantrekkelijke vrouw was en tegelijkertijd een kuise en ijverige huisvrouw. Dit vonden veel feministen onzin. Ook werd er recht op abortus en crèches geëist. En de vrouwen wilden eindelijk hetzelfde loon als mannen kregen voor hetzelfde werk. In de politiek waren er eigenlijk maar weinig feministische ministers, maar in 1956 kwam er een vrouwelijke minister: Marga Klompé. Toen werden er in de politiek ook weer feministische ideeën verspreid, maar er moest nog veel gebeuren. Een belangrijke politieke partij die in die tijd werd opgericht is D66. Er kwamen weer actiegroepen. Een van de grootste en bekendste was Dolle Mina of de Dolle Mina’s. Veel mensen vonden het wel normaal dat vrouwen werkten en naar school gingen, maar de ideeën van normen en waarden in het gezin waren eigenlijk bijna niet veranderd; de man stond nog steeds hoog bovenaan en het recht van de vrouw was het aanrecht. De Dolle Mina’s voerden vooral actie voor het welzijn van de vrouw; ze wilden abortus legaal maken (acties die ‘Baas in eigen Buik’ heetten) en gewoon het recht om zelf te beslissen wat je met je lichaam wou. Ook de anticonceptiepil hoorde bij de actie Baas in eigen buik. Al in 1963 werd de anticonceptiepil in Nederland geïntroduceerd, maar hij was nog niet legaal. Ook was er een organisatie die MVM heette, Man Vrouw Maatschappij. De Dolle Mina’s en de MVM werkten beide samen met mannen, dat deden niet veel organisaties in andere landen. In 1965 werd er een overwinning behaald op het gebied van zelfstandigheid voor de vrouw: er kwam een bijstandswet. Nu konden gescheiden vrouwen een uitkering krijgen. Hier komt ook de term ‘Bijstandsmoeder’ vandaan. Toen wilden de vrouwen meer en kwam de tweede feministische golf pas goed op gang. Vrouwen wilden op seksueel gebied de ‘dubbele moraal’ de wereld uit helpen. De dubbele moraal betekende dat er eigenlijk met twee maten gemeten werd: vrouwen waren meteen een slet als zij seksueel actief waren en hoorden fatsoenlijk en aseksueel te zijn, terwijl mannen, als ze seksueel erg actief waren, een echte kerel waren en een watje als ze maar met weinig vrouwen hadden geslapen. (Dit idee is er eigenlijk nog steeds.) De Dolle Mina’s en de MVM werkten dus samen met mannen om actie te voeren, maar er waren ook ‘radicaal feministische’ organisaties. Deze organisaties zetten mannen en vrouwen loodrecht tegenover elkaar en voerden dan ook geen actie samen met mannen. De homobewegingen sloten hier goed op aan. Zij hadden kreten als “Je gaat toch niet met je onderdrukker naar bed?”. Deze organisaties bereikten hun hoogtepunt aan het einde van de jaren 70. Na 1972 werden de kleinere vrouwenbewegingen die los van politieke partijen en standpunten dachten populair. Zij openden vrouwenhuizen (Blijf van mijn Lijf-huizen) en gaven hulp aan mishandelde vrouwen en vrouwen met andere problemen. Ze maakten ook feministische bladen (Opzij) en openden hele boekwinkels vol vrouwen- en feministische boeken. Femsoc groepen (van feminisme naar socialisme) werden ook opgericht. Deze groepen werkten samen met mannen om feministische ideeën in te laten burgeren in een socialistische maatschappij. (meer gemeenschappelijke voorzieningen dus.) Omdat het in deze Femsoc groepen helemaal niet over politiek ging konden vrouwen met heel verschillende politieke ideeën goed samenwerken. De gematigde feministen (bijvoorbeeld de Femsoc groepen) vonden het ook goed om voor het feministische werk betaald te worden en om samen met mannen te werken aan een goede toekomst, terwijl de radicaal feministische groepen juist niet betaald wilden worden, zelfstandig wilden zijn en helemaal niet met mannen wensten samen te werken. Later, in de jaren tachtig werden de verschillen tussen de radicale en minder radicale, de traditionele en de nieuwe organisaties steeds kleiner. Organisaties gingen ook steeds vaker samenwerken. In 1981 deden tussen de 30.000 en 50.000 mensen mee aan de landelijke stakingsdag tegen de abortuswet. Deze wet was er nog niet, het was een voorstel maar de feministen waren het er niet mee eens. Met deze wet kon je alleen in heel uitzonderlijke gevallen een abortus krijgen, de wet moest dus ruimer worden. Toen er in 1984 toch een abortuswet werd aangenomen was het belangrijkste strijdpunt van de feministen weg en gingen zij zich richten op de dubbele seksuele moraal en seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Ook werd er actie gevoerd tegen gewelddadige pornografie. Maar eigenlijk ging het aan het einde van de tweede feministische golf precies hetzelfde als bij de eerste. De belangrijkste overwinningen waren behaald (bij de eerste golf kiesrecht en bij de tweede golf de abortuswet) en langzaam zakte het feminisme in elkaar. Hoofdstuk 6 Wie was Aletta Jacobs? Haar Jeugd Op 9 februari 1854 werd Aletta Jacobs geboren in Sappemeer in Groningen. Zij was het achtste kind van Abraham Jacobs en Anna de Jongh. Ze zou uiteindelijk nog twee jongere broertjes of zusjes bij krijgen. In die tijd werd er van een meisje verwacht dat ze braaf was en liefdadigheidswerk deed voor een goed doel. Op haar zesde besliste Aletta echter: ‘Ik wil dokter worden’. Dat dit moeilijk zou kunnen worden kwam niet bij haar op. Haar vader en een broer (Julius) waren ook dokter en thuis waren ze nogal modern ingesteld, dus echt onderscheid tussen jongens en meisjes werd niet gemaakt. Toen ze ouder werd kreeg ze wel door dat er geen medicijnen studies waren voor vrouwen. Toen ze 13 jaar was moest ze naar een jongedameschool waar ze leerde goede manieren te hebben en netjes te praten. Aletta hield het op deze school precies 14 dagen vol. Toen maakte ze met haar ouders de afspraak dat ze overdag zou helpen met het huishouden en ’s avonds Franse en Duitse les zou krijgen. Aletta vond dit eigenlijk niks.. Talen boeiden haar niet zo en het huishouden vond ze vreselijk en ze verwaarloosde het. Ze was vaak ziek en voelde zich helemaal niet op haar plaats. Haar broer Julius maakte zich zorgen over zijn zusje en hij praatte met haar over een toekomst waarin ze echt wel dokter zou kunnen worden als ze het maar probeerde. Langzaam werd Aletta beter en zij kreeg nu les in Grieks en Latijn van haar vader, daar had ze immers wat aan in de medicijnen wereld. Het idee ontstond dat Aletta moest proberen te slagen voor het leerling-apotheker examen. En dat lukte. Op 26 juli 1870 behaalde ze het diploma. Zij was toen 16. Of ze nu ook dokter zou worden was nog maar de vraag.. Haar studie Aletta wilde graag naar de universiteit. Dat was moeilijk omdat er een pittig admissie-examen gehaald moest worden, en ze moest daarvoor nog veel leren. Dat kon wel op de HBS (de Hogere Burgerschool (burgers zijn dus alleen mannen), zoiets als het Atheneum). Er was een HBS in Sappemeer en de rector van de school vond het goed als Aletta voor een paar jaar tussen de jongens zou gaan zitten als toehoordster, echt lessen maken kon niet. Toen hoorde Aletta dat er een jongeman die ook leerling-apotheker was door de Minister van Onderwijs Thorbecke was toegelaten op de universiteit zonder het admissie-examen te doen. Dat wilde Aletta ook wel en zij schreef de minister zelf een brief met de vraag of dit kon. Na wat brieven heen en weer en brieven van Aletta’s vader mocht zij ook naar de universiteit zonder admissie-examen. Op haar zeventiende betrad Aletta de Groningse universiteit voor een proefjaar. In Groningen werd zij wel geaccepteerd maar de rest van het land hoonde en spotte met haar. Een van haar broers vond dit zo erg dat hij Aletta doodverklaarde. Dit was allemaal moeilijk voor Aletta maar zij zette door omdat ze graag de studie wou halen. Toen hoorde ze dat minister Thorbecke stervende was en dat de opvolger misschien geen toestemming zou geven om het proefjaar af te ronden en echt te gaan studeren. Snel deed Aletta wat tentamens en stuurde de goede resultaten op naar Thorbecke in de hoop dat hij nog definitieve toestemming zou geven. Twee dagen na de dood van de minister kreeg Aletta een brief met een rouwrandje waarin stond dat het proefjaar opgeheven was en dat ze nu echt kon gaan studeren. In 1878 slaagde zij voor het arts-examen als eerste meisje in Nederland. Op 3 april 1878 kreeg Nederland zijn eerste vrouwelijke dokter. Maar Aletta vond zelf dat ze hoger kon en dat kon ze ook. Een jaar later promoveerde ze tot doctor in de medicijnen. Aletta stond in de krant toen zij haar diploma ontving.
Haar werk Dr. Aletta H. Jacobs vestigde zich als huisarts in Amsterdam, aan de Herengracht. Hier onderzocht zij haar patiënten. In de Jordaan verleende Aletta Jacobs gratis onderzoeken aan arme vrouwen. Deze armenzorg heeft ze veertien jaar lang verlenen, iedere week twee keer. Ze zag in de praktijk hoe opeenvolgende zwangerschappen een lichaam konden uitputten, dus ze deed onderzoek naar een nieuw voorbehoedmiddel: het pessarium. In 1886 kwam Aletta in opstand tegen het feit dat kassameisjes vijftien uur per dag moesten staan, om letterlijk stand-by te zijn voor de klanten. In de kliniek kwamen veel meisjes met allemaal dezelfde klachten en allemaal hetzelfde beroep. Aletta kon hier alleen uit opmaken dat het slecht was om dagen achter elkaar te staan. In 1894 deed ze een oproep aan alle vrouwen om van de winkels waar zij kwamen te verlangen dat er stoeltjes kwamen voor de winkelmeisjes en als die stoeltjes er niet zouden komen moesten de vrouwen niet meer in die winkel komen. Overal in het land barstte discussies los. Medici waren het er soms niet mee eens en vrouwencomités juist weer wel. Aletta hield voet bij stuk en ze won! In 1902 werd er een wet aangenomen waarin stond dat elke winkel verplicht zitjes moest hebben voor de winkelmeisjes. In 1899 was haar boek ‘de vrouw, haar bouw en haar inwendige organen’ uitgekomen. Zij kreeg hierop veel kritiek en nog steeds waren veel mensen honend over het feit dat ze een vrouw was en een dokter. Maar ze had ook een paar vrienden. Een daarvan was Carel Gerritsen, een sociale man die veel beleidsfuncties kreeg. Met hem trouwde Aletta later ook en voor 1 dag waren zij vader en moeder van een zoontje, dat helaas overleed door een medische fout. Haar aandeel in het feminisme In 1905 overleed Aletta’s liefste Carel. Daarna was het moeilijk voor haar om zich weer te storten op haar werk en op haar leven. Het was de strijd om kiesrecht die haar weer het leven introk. Al in 1983 had zij om kiesrecht gevraagd, ze was immers Nederlandse en betaalde gewoon belasting. Maar haar vraag om een stembriefje werd zonder pardon aan de kant geschoven. In 1894 werd de VvVK opgericht (de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht). Vanaf 1903 was Aletta Jacobs presidente van de VvVK en even na de dood van Carel zette ze zich hier weer helemaal voor in. Toen brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Iedereen wilde vrede, maar hoe? Aletta zette zich in voor wereldvrede, omdat het vrouwenkiesrecht hiermee samen leek te hangen. In 1915 werd er in Amsterdam een groots congres gehouden met vooraanstaande vrouwen van over de hele wereld en ook met mannen. Het ging over de wereldvrede en er werd druk vergaderd. Na dit congres werd er in 1916 nog een grote demonstratie gehouden die alle kranten haalde en er werd twee maanden lang een vrouwenwacht gehouden op het binnenhof zodat de ministers niet zouden vergeten dat de vrouwen kiesrecht eisten. In 1918 kwam de eerste overwinning: passief vrouwenkiesrecht, en in 1919 kwam de echt ‘victorie’; het vrouwenkiesrecht. Aletta kreeg ui het hele land brieven met felicitaties voor de beloning op haar harde werk. Zij was nu al bijna 70 jaar en veel van haar doelen waren bereikt: kiesrecht, zitplaatsen voor winkelmeisjes, seksuele voorlichting en hulp in de ‘strijd’ om wereldvrede. Nederland begon nu goed te beseffen hoe bijzonder dokter Aletta H. Jacobs wel was. In 1924 toen zij 70 jaar werd er een groot feest georganiseerd omdat zij 70 jaar werd en in maart 1929 werd herdacht dat Aletta 50 jaar eerder was gepromoveerd. Aletta had nog vele plannen, maar zij overleed op 10 augustus 1929, vermoeid van haar drukke leven en vele reizen. Haar crematie werd druk bezocht. Haar familie Dit zijn Aletta’s ouders: Abraham Jacobs (arts) en Anna de Jongh (huisvrouw). Aletta was dus het achtste kind van Abraham en Anna. Zij waren een modern gezin, de meisjes gingen ook naar school en Aletta zag niet veel verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes moesten wel helpen met koken, maar jongens moesten houthakken, dus dat was eerlijk. Een van haar broers studeerde ook medicijnen en hij steunde Aletta erg. Dat was Julius Jacobs. Ook een knappe kop dus. Dan was er Charlotte Jacobs, een van Aletta’s zusjes. Zij studeerde later net als Aletta voor leerling-apotheker en ging daarin door. Charlotte werd in Nederland de eerste vrouwelijke apotheker. Ook haar oudere zusje Frederika was revolutionair, zij was de eerste Nederlandse vrouw die afstudeerde in Wiskunde en Boekhouden. Aletta nu Aletta word nog steeds gezien als een boegbeeld voor de feministes. Er is een film van haar leven gemaakt: Het Hoogste Streven. Dit komt uit een uitspraak die haar vader gebruikte: "kennis vergaren en ten algemene nutte aanwenden, moet het hoogste streven zijn." Ook is er een boek over haar geschreven: Uit het Leven van Dr. Aletta Jacobs. Een stichting is naar Aletta Jacobs vernoemd, deze stichting heet gewoon Aletta en het is een centrum voor vrouwengezondheidszorg. Deze stichting is nu ook nog actief. Het Aletta Jacobshuis, een onderdeel van de Rutgersstichting werd in 1930 opgericht. Meisjes en vrouwen met allerlei problemen kunnen en konden hier terecht. In 1980 werd de vijftigste verjaardag van het Aletta Jacobshuis gevierd. Tenslotte staat er in de stad waar Aletta medicijnen studeerde, Groningen, een standbeeld van haar. Conclusie: De hoofdvraag van dit werkstuk was: Hoe is de positie van de vouw veranderd in de twintigste eeuw? Op deze vraag zal ik in een kort verhaaltje antwoord geven. In het begin van de twintigste eeuw werd van vrouwen geen mening gevraagd en werd er van hen verwacht dat ze een goede echtgenoot waren. Ze moesten thuis blijven om het huishouden te doen en op de kinderen te letten terwijl de man werkte. Toen de industrialisatie op gang kwam werden de vrouwen steeds minder tevreden over de oneerlijke lage positie waarin ze zaten. Er waren ook al enkele voorbeelden geweest van vrouwen die hetzelfde hadden gedaan als mannen en even ver waren gekomen (bijvoorbeeld Aletta Jacobs) en het was dus duidelijk dat vrouwen het allemaal best konden. Er werden actiegroepen opgezet die onder andere actie voerden voor beter onderwijs voor meisjes, huwelijkszaken en vooral voor kiesrecht. En belangrijke organisatie was de Suffragette beweging. Na vele acties en vergaderingen werd in 1919 in Nederland aan vrouwen het actieve en passieve kiesrecht gegeven. Aletta Jacobs had hier ook veel werk in gestopt, met haar Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Rond deze tijd kwam er ook kiesrecht voor vrouwen in Engeland. Dit was het einde van de eerste Feministische Golf. Hierna was het een tijdje stil rond de feministen omdat er een economische crisis was in de jaren 30 en daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit. Na deze oorlog werd er in veel andere landen in Europa ook vrouwenkiesrecht aangenomen. In het begin van de jaren 60 kwam er een tweede Feministische Golf op gang. De feministen wilden het traditionele rollenpatroon doorbreken, een legale anticonceptiepil en legale abortus. De Dolle Mina’s waren de belangrijkste actiegroep. Er werden demonstraties tegen vrouwenhaat en voor abortussen gehouden. Ook wilden de feministen nog steeds ouderwetse ideeën de wereld uit helpen, zoals dat vrouwen geen seksuele wezens zouden zijn en dat vrouwen afhankelijk waren van mannen. In 1984 werd er een abortuswet aangenomen en de mentaliteit van de Nederlanders was ook aardig aangepast. In Engeland was de abortuswet al eerder aangenomen (dit was ook een beetje een voorbeeld). Deze overwinning betekende het einde van de tweede Feministische Golf. Het is dus duidelijk dat het feminisme en de grote acties hebben geholpen, tegenwoordig is een vrouw in de westerse wereld zo goed als gelijk aan een man. Er moet nog veel gebeuren in andere landen, maar de vrouwenemancipatie staat als een huis.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.