Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Belastingen

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 3076 woorden
  • 25 mei 2003
  • 80 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
80 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Belastingen zijn altijd al geliefd geweest om op te zeuren en dat al jaren achtereen. Want belastingen zijn oer en oer oud. Hoe oud? Dat is interessant om uit te zoeken, wanneer was er nou voor het eerst echt sprake van een belastingstelsel en hoe zat dat stelsel in elkaar. Mopperde men toen ook al? 1. geschiedenis van de belastingen 1.1 Globaal overzicht Sinds wanneer kunnen we spreken van belastingen? Dat is een niet al te gemakkelijk te beantwoorde vraag. Men zegt wel dat zodra je van samenlevingen spreekt er ook sprake moet zijn geweest van belastingachtige vormen. Neem bijvoorbeeld de grotbewoners. Deze hadden binnen hun leefgemeenschap al een taakverdeling. Enkele mochten de hele dag grotten beschilderen terwijl de anderen op jacht gingen. Het beschilderen van de grotten zou goed doen aan de jacht. Dus stonden de jagers een deel van de vangst af aan de schilderaars. Of te wel, hier is al een taakverdeling in een leefgemeenschap dus ook al sprake van een soort belasting. Het offeren binnen welk geloof dan ook, kan ook gezien worden als een vorm van belasting. Iedereen levert wat in of draagt wat bij en dat samen moet leiden tot betere leefomstandigheden voor iedereen. Zo is dat nu ook met de belastingen. Iedereen draagt een beetje af en samen vormt dat zo een budget dat er mooie en goede dingen van kunnen worden gedaan. In de Romeinse tijd komen belastingen nog duidelijker naar voren. Zo kennen we het Tribuut. Dat is de prijs die een overwonnen volk moest betalen aan haar overwinnaar. Op een gegeven moment leverde de Tributen niet meer genoeg op en moest ook het eigen volk bij gaan dragen aan het onderhoud van de legers. Dit begint steeds meer en meer te lijken op de belastingen van nu. Wat zijn dan de belastingen van nu? Een definitie was moeilijk te geven, het heeft heel lang geduurd voordat men met een vaste term aan kwam en deze term ook goed kon definiëren. Een goede definitie is deze: "Belastingen zijn prestaties in geld of goederen, welke de overheid anders dan
ingevolge directe tegenprestaties volgens algemene normen van particuliere

huishoudingen vordert". Nu we een duidelijke definitie hebben kunnen we een overzicht van de verschillende stadia van de belastingen: - De vorst werd aan inkomsten geholpen, voornamelijk voor eigen gebruik van de vorst en voor een klein deel algemeen belang. - Eerst was de belasting alleen voor de vorst, later ook voor een volksvertegenwoordiging. - In het begin waren alleen onvrije belast later iedereen. - Eerst waren de belastingen er alleen om te zorgen dat de inkomens en vermogens op stabiele niveaus bleven. Later werden belastingen ook gebruikt om inkomens ongelijkheden te overbruggen. - Belasting betalen is iets afstaan zonder daar altijd een tegen prestatie voor terug te krijgen. Vroeger niet. Toen was alles veel nauwer verbonden met elkaar. de gemeenschap had één
belang en in verband daar mee werd een belasting geheven. Tegenwoordig is daar geen
overzicht meer in. Alle belastingen verdwijnen in één grote pot en zo her en der zie je er wat van terug. Het uiteindelijke beeld in de geschiedenis der belastingen is dat ze rechtvaardig moeten zijn voor iedereen. Dat is in elke tijd toegepast al dacht men vaak anders over rechtvaardigheid dan men nu denkt. En waarschijnlijk heeft ook nooit iedereen belastingen rechtvaardig gevonden. Want wie geld moet betalen probeert daar maar al te graag onderuit te komen. 1.2 De Oudheid De Romeinse redenaar en staatsman Cicero zei zo'n tweeduizend jaar geleden al: "Tolvrij zijn slechts onze gedachten" De Egyptenaren die hun rijk via een uitgebreid ambtenarenstelsel bestuurden, kenden in hoogtijdagen wel honderd verschillende belastingen. Ook in het hiernamaals moesten de Egyptenaren belastingen betalen. In de koningsgraven heeft men beeldjes gevonden van belastingambtenaren die hun plicht moesten doen: helpen bij het vullen van de schatkist. Een fraai voorbeeld van zo'n 3000 jaar oud beeldje is momenteel te bezichtigen in het belasting- en douanemuseum. Ook hebben ze daar belasting documenten van papyrus. Deze stammen uit de eerste eeuw na Christus. 1.3 Van de middeleeuwen tot eind 18e eeuw Belasting heffen in de middeleeuwen was een zaak van de lokale besturen. De inkomens hieruit waren voor eigen besteding. En deels natuurlijk ook voor de diensten van de graaf of hertog. Nationale belangen telden hierbij nauwelijks mee. Het geld wat een graaf of hertog zelf inde kan je niet tot belastingen rekenen. Dat was over het algemeen puur vergoeding voor het leveren van diensten. De steden kende als eerste belastingen als echte vaste bron van inkomsten, zij ontvingen geld voor het uitvoeren van hun bestuurlijke taken en de verdediging van de stad. In vredestijd waren de behoeften van de graaf niet groot. Daar hoefde dan ook weinig aan betaald te worden. De meeste dingen werden in vredestijd door de ambtenaren van het stadsbestuur geregeld. Deze konden zichzelf meestal terug verdienen uit boetes e.d. Alleen voor bijzondere uitgaven kon de landsheer beroep doen op zijn onderdanen. Had een graaf/ landsheer echter wel geld nodig, dan diende hij dat op een officiële en haast democratische wijze aan te vragen. Een vergadering van verschillende standen kwam bij een, en deze keurde dan de aanvraag van de landsheer. Het innen van het belastinggeld gebeurde door de plaatselijke besturen. Kreeg een landseer een afwijzing op zijn aanvraag tot heffing van geld en hij had het toch nodig dan moest hij een andere manier verzinnen om aan geld te komen. Dat gebeurde dan vaak door de verkoop van rechten aan de steden. Deze werden zo onafhankelijker van de landsheer en die kon op zijn beurt dan toch zijn benodigde geld krijgen. Het lokale bestuur werd zo langzamerhand machtiger en de landsheren kwamen steeds verder op de achtergrond te staan. Verschillende gebieden en verschillende besturen kregen verschillende rechten in verschillende tempo's. Toch was over het algemeen in elke regio wel alles hetzelfde. De kleine man werd overigens wel, bijna altijd het zwaarst belast, niet echt rechtvaardig? Nee maar in de ogen van de besturen wel! De plaatselijke besturen kregen dus langzamerhand de macht die onlosmakelijk verbonden was met het recht van belasting heffen. Geprobeerd werd om langzamerhand de gewesten samen te voegen. Dat stuitte op groot verzet van de plaatselijke besturen. Die voelde zich net machtig en sterk geworden bijna los van de landsheer en dan moesten ze dat zeker weer prijsgeven aan een landelijk of regionaal bestuur. Het proces van vereniging werd wel gedeeltelijk geprobeerd te bereiken door één rechtstelsel in te stellen. Dit verliep verre van soepel. De plaatselijke besturen voelden hier natuurlijk niets voor. In 1514 liet Karel de Ve in Holland de informacie instellen. Er werden allemaal gegevens verzameld om een belastingstelsel op te zetten. Het verzamelen lukte wel, maar de verdere uitwerking ging niet soepel. De lage landen hadden een afkeer tegen gelijkschakeling en dat heeft Karel de Ve behoorlijk gedwarsboomd. Karel de Ve kon dat enigszins nog wel begrijpen maar zijn zoon Fillips niet. Dat was een man van zijn tijd die streefde naar een versterking van het vorstelijk gezag. In Spanje ging dat, maar hier in de lage landen viel dat niet voor elkaar te krijgen. Om alsnog de boel hier in orde te krijgen werd Alva gestuurd, als landvoogd moest Alva er voor gaan zorgen dat er hier een krachtig bewind kwam, zodat er landelijke belastingen geheven konden worden. Uit deze tijd stammen ook de bekende penningen. Met deze zou de landvoogd een werkelijk stelsel van belastingen invoeren dat hem onafhankelijk maakte van de lastige steden. Ook déze poging tot gelijkschakeling viel niet in goede aarde. Alfa kreeg hier geen poot aan de grond, en zijn bewind werd een grote flop. Het enige wat Alva echt bereikt heeft is een grote opstand. En juist die opstand heeft de gewesten dichter bij elkaar gebracht, niet in het voordeel van Alfa. De opgestane gewesten en steden ondernamen nu zelf een poging om tot een stelsel te komen. Zij namen de bevoegdheden van de landsheer over en versmolten die met de eigen rechten die zij al bezaten, zij voelden zich de enige rechtmatige groep die zoiets van de grond kon en mocht proberen te krijgen. Zij zagen ook in dat er vaste inkomsten moesten zijn, wilde het kunnen blijven functioneren. Er werd besloten om overal dezelfde belastingen op te leggen. De inkomsten hieruit werden gebruikt om dit systeem te laten functioneren, maar nog belangrijker om een krachtig defensie apparaat op te zetten. Helaas ook dit wilde niet werken, de gewesten hadden geen zin om ondergeschikt te worden aan een hoger bestuurlijk orgaan. Ze wilde allemaal als zelfstandige staatjes blijven operen. En dus ook zelf de hoogte van belastingen bepalen. Toch had het wel effect, de gewesten gingen nu wél belastingen heffen en stapte af van het inkomen uit beden. Al dit tumult heeft dus zeker positieve gevolgen gehad. De steden werden minder machtig. De gewesten kregen een belangrijke positie en ze gingen belastingen heffen. Hier is voor het eerst sprake van een gedwongen belasting vanuit een hoger orgaan dan de stadsbesturen. Omdat de gewesten wel inzagen dat er een krachtig militair apparaat moest komen droegen ze een belangrijk deel af aan een gezamenlijk orgaan. Dit stelsel heeft bestaan tot aan de Franse revolutie. De republiek heeft zich kunnen redden tot eind achttiende eeuw. In 1795 veranderde het Nederlandse apparaat, er was nu eindelijk sprake van een eenheid. De eerste Nederlandse grondwet, die van 1798, legde in artikel 210 het uitvoerend bewind de plicht op binnen een jaar een ontwerp voor een stelsel van belastingen te maken. Men kon dat echter niet binnen een jaar voor elkaar krijgen. Het bleek gewoon onmogelijk om uit het oude systeem een nieuw te maken, dat verzekeren zou van inkomsten en toch iedereen op een goede en evenwichtige manier zou belasten. Pas in 1805 kwam Isaäc Jan Alexander Gogel met een bruikbaar stelsel. Het stelsel bracht eenheid en vereenvoudiging; het verdeelde de belasting druk door slimme toepassingen, tegelijkertijd werden een aantal minder doelmatige of verouderde heffingen opgeruimd. Het stelsel van deze meneer toont duidelijk een streven tot belasten naar draagkracht. Het functioneerde dan ook goed en leverde grote opbrengsten op. In 1823 werd een stelsel van kracht dat gebaseerd was op dat van meneer Gogel. De regie van dit stelsel lag echter in handen van mr. Jean Henri Appelius. Het stelsel werkte beter als elk ander stelsel er voor. Maar succesvol was het nog niet, alle inkomsten gingen naar de Koning en er werd niet nagedacht over de negatieve effecten voor de handelaren. Dus het moest aangepast worden. In de jaren na de invoering werd het stelsel beetje bij beetje bijgeschaafd zodat het maatschappelijk verantwoord was. Uiteindelijk is er weinig overgebleven van het stelsel zoals dat in het begin er was. Het is steeds weer bijgeschaafd, elke keer zich aanpassend aan de gedachten van die tijd. En altijd net wat later als de gedachten van een tijd, zodat een belastingstelsel nooit bij iedereen zijn goedkeuring heeft kunnen krijgen. 1.4 Wie inde wat ? Welke belastingen er allemaal waren in en na de Middeleeuwen is moeilijk nauwkeurig te beschrijven aangezien er een boel verschillende gebieden waren met verschillende landheren. Hier onder een aantal bekende: - Tiende Penningen, dit waren bedragen die een ieder werd gevraagd voor het
onderhoud van kerkelijke gebouwen en bijbehorende geestelijkheid. (Een tiende uit
de bruto opbrengst van Landbouw en veeteelt). Deze belastingen werden pas in 1907
afgeschaft in de tienden wet. - Een bekende belasting is de Census, Cijns, Tijns of Tins. Hieronder verstond men wat de boer verschuldigd was aan zijn grondheer, dit werd betaald in natura of later ook wel in geld. - Regalia, de rechten van een vorst die hij kon afdragen aan zijn onderdanen. Bijvoorbeeld recht van wind, de vorst was de enige die windmolens mocht gebruiken. Zulke rechten kon hij echter wel doorverkopen aan zijn onderdanen en daar haalde hij dan ook inkomsten uit. De inkomsten hieruit zijn beter bekend als het maalgeld of wel het "gemaal" dat een accijns werd. Voor het brouwen van bier geld iets soortgelijks. En het vissen in de heer zijn wateren leverde accijns op, op vis. Dan nog inde de vorst gelden voor de rechten van munt, waag en maat en voor het laden en lossen van goederen. Hieruit groeide accijnzen; op wijnen, bier, granen, zout, turf, boter, vlees, laken, en andere. De landsheer ontving deze accijnzen via zijn ambtenaren of via pachters. Behalve als hij uit geldnood of met het doel bepaalde steden sterker te maken van rechten afstand had gedaan, of een jaarlijks te betalen bedrag er voor in de plaats inde. Het afstaan van rechten van de vorst kwam veelvuldig voor. Het werd de normaalste zaak van de wereld. - Naast bovenstaande zaken had een vorst nog meer inkomsten, wat te denken van de inkomsten uit tolheffing. Dit is een hele oude vorm van belastingheffing. In de bijbel wordt er al gesproken over de 'tollenaar'. In Nederland vindt men de eerste aanwijzingen van tolheffing in de zesde eeuw. De tol is hier een vorm van douanerecht. Vanaf de zesde eeuw komt de tolheffing veel voor. Er zijn ook allerlei verschillende soorten tolheffingen. Bijvoorbeeld voor water-, oever-, brug- en katrollen. Eerst lag het recht op tolheffing ook alleen bij een vorst maar dit werd later ook doorverkocht aan graven en landheren. Na de vorige eeuw is tolheffing helemaal verdwenen. Er zijn nog wel tolheffingen maar die zijn niet zozeer om de algemene belastingkas te spekken maar om die projecten op zich te financieren/ terug te verdienen. Uiteindelijk verlplaatsen de rechten van de Koningen steeds meer naar de Landsheren en deze staan ze weer af aan de steden om maar steeds aan geld te komen. De steden krijgen zo langzamerhand belangrijk veel macht. De Koningen hebben te weinig geld en zijn genoodzaakt belastingen te gaan heffen, wat zeker niet in de smaak valt. Men kent dat niet, indirecte belastingen. Het enige waar de bevolking nog wat in zag was belasting betalen voor het leger en de veiligheid. Dat is dan ook vaak de smoes geweest van Koningen en Heren om geld te innen.
1.5 Het 19e-eeuwse stelsel Vanaf de middeleeuwen hebben belastingen zich zo ontwikkeld dat langzaam alle macht verliep naar de steden, een soort decentralisatie. Nu eind 18e-eeuw probeert men juist het tegenovergestelde te bereiken. En met succes zoals te lezen is in paragraaf 1.3. Er ontstond langzamerhand een eenheid waar in de negentiende eeuw op door gebouwd werd. De lange rij snel opeenvolgende veranderingen en aanvullingen stichtte genoeg verwarring om ontduiking mogelijk te maken. In ieder geval was het makkelijk mogelijk om de opbrengsten van de belastingen te verminderen. Dat leverde een heleboel moeilijkheden op. Bijvoorbeeld de begroting voor 1815 bedroeg 51 miljoen gulden terwijl dit makkelijk 75 miljoen had kunnen wezen. Pas omstreeks 1823 kwam er een helderder en beter belastingstelsel. Ook Gogel was hier weer, zij het op de achtergrond, geestelijk vader van. De Noordelijke Nederlanden die al aan Gogel en zijn belasting ideeën waren gewend pakte dit makkelijker op dan de Zuidelijke Nederlanden waar dit allemaal nieuw voor was. Om een duidelijk beeld te geven hoe ver men toen was met belastingen en accijnzen heb ik hieronder een overzicht opgenomen van het stelsel van 1823. I Directe belastingen
1. Grondbelasting op gebouwen en ongebouwde eigendommen
2. Personele belastingen naar de grondslagen huurwaarde, deuren en vensters, haardsteden, meubilair, dienstbode, paarden
3. Het patent
II Indirecte belastingen
a. Accijnzen op
1. Zout 2. Gemaal 3. Geslacht 4. Wijn 5. Gedistilleerd 6. Bier en azijn 7. Suiker. Later toegevoegd: 8. Zeep 9.Turf 10. Kolen
b. In-, uit- en doorvoerrechten en tonnengeld
c. Overige
1. Successie 2. Registratie-, zegel-, griffie- en hypotheekrechten 3. Collectief zegel
4. Gouden en zilveren werken. Er was dus een stelsel, maar zoals we hierboven zien kwam een deel van de inkomsten uit Accijnzen op onder andere Gemaal. Dit betekende dat brood voor een groot deel van de bevolking nauwelijks te betalen was. Toen in de jaren veertig de aardappelziekte uitbrak moest men noodgedwongen de accijnzen op gemaal bevriezen omdat anders er hongersnood zou ontstaan. Maar de regering deed dat niet, men heeft wel een aantal heffingen afgeschaft zodat de broodprijs daalde maar door de accijnzen op gemaal bleef het brood veel te duur. De regering wilde niet toegeven want kon zelf nauwelijks rondkomen. Toch besloot men om uiteindelijk het belastingstelsel helemaal aan te gaan passen zodat uiteindelijk de accijnzen er uit konden. Iets wat noodgedwongen wel moest, omdat alle arbeiders en de gewone mensen, te weinig geld hadden om rond te komen, en niet de te dure basisproducten konden kopen. In 1848 was het zover, de accijnzen werden afgeschaft, mogelijk gemaakt door de grondwetswijzigingen van Thorbecke. Deze met zijn Liberale ideeën was er van overtuigd dat iedereen in de maatschappij de zelfde kansen moest hebben, en dus door grote inspanning zijn doel zou moeten kunnen bereiken. Zonder accijnzen zou dat beter mogelijk zijn, arbeiders zouden zo ook een kans hebben om uit te klimmen boven hun nederige bestaan. De regering durfde het nu ook de accijnzen af te schaffen aangezien ze veel meer inkomsten hadden als voorheen, denk bijvoorbeeld aan de inkomsten uit Nederlands Indië. In de jaren die volgden tot aan 1870 verdwenen de meest belemmerende accijnzen. Accijnzen die nog bleven bestaan: op bier, wijn, azijn, gedistilleerd, suiker, rundvlees, zout en zeep. De fiscus mocht zich schamen voor die laatste twee, maar wilde ze niet afschaffen. Door de afschaffing van de andere accijnzen bloeide de economie weer op. Het leuke voor de fiscus was dat men uiteindelijk meer verdiende met die enkele accijnzen die over waren gebleven dan men ooit had verdiend met het hele pakket accijnzen wat er eerst lag. In de jaren die volgde moest er gekeken worden naar het stelsel op zich, dit moest aangepast worden aan een nieuwe tijd en nieuwe eisen. Vooral het wel of niet invoeren van de inkomstenbelasting is een enorm strijdpunt geweest. Men wilde wel maar het ging niet vanzelf. Tussen 1870 en 1890 is er veel klein werk gedaan ten aanzien van de belastingen. Het uiteindelijke wachten was op de juiste man op de juiste plaats. En die is gevonden in de heer Pierson. Deze man had duidelijk beeld gekregen van hoe het stelsel het best aangepakt kon worden en kwam dan ook met goede ideeën. Het meest opvallende idee van de heer Pierson was, dat hij gesplitste inkomstenbelasting wilde. Dat houdt in dat er afzonderlijke belastingen komen voor inkomsten uit beroep en bedrijf. Verder kwam Pierson met nog een heel aantal geniale ideeën die het stelsel geschikt moesten maken voor de nieuwe tijd. In 1893 zijn grote delen van Piersons belasting filosofie toegepast in het stelsel. En met succes. Zie ook: http://www.belasting-douanemus.nl/

REACTIES

O.

O.

Dankjewel, ik heb hier echt super veel aan! xx

12 jaar geleden

S.

S.

gebruik hem voor info voor mijn spreekbeurt

bedankt

12 jaar geleden

M.

M.

Ik wil getallen zien!

Zou zeer interessant zijn om de belastingdruk door de geschiedenis heen te bepalen. Omdat er blijkbaar oorlogen om begonnen zijn!

"Tot de twintigste eeuw kwamen de belastingen en bedes veelal in handen van een beperkte welbepaalde groep. Naarmate onze eeuw naderde, kwamen de belastingen ook ten goede van het algemeen nut."
Conclusie van: http://arcanus.be/geschiedenis/geschiedenis-van-de-belastingen/

Mijn onderzoeksvraag: is de hoge belastingdruk van nu dan geen vorm van moderne slavernij voor mensen met een laag inkomen aangezien toegang tot het leven via geld verloopt. En als je een hoog inkomen hebt hou je nog steeds veel geld over.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.