Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Skinner

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 1069 woorden
  • 26 mei 2006
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
47 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biografie Burrhus Frederic Skinner (20 maart 1904 – 18 Augustus 1990) was een bekende Amerikaanse psycholoog, die bekend werd door de theorie van het radicaal behaviorisme. Skinner werd in 1904 geboren in het plaatsje Susquehanna. Nadat hij zijn middelbare school af had gemaakt ging hij naar Hamilton College in New York, waar hij in 1926 een certificaat haalde in de engelse literatuur. Skinner wilde schrijver worden, maar omdat hij geen talent had besloot hij psychologie te gaan studeren aan Harvard, waar hij in 1931 zijn diploma haalde. Hij verwierf de ‘Harvard Fellowship’ waardoor hij nog vijf jaar als onderzoeker bij Harvard kon werken. Naar aanleiding van het onderzoek wat hij daar deed schreef hij in 1938 zijn eerste wetenschappelijk boek, ‘The Behaviour Of Organisms’. Hierna ging hij naar de Universiteit van Minnesota en naar die van Indiana. In 1948 werd hij professor bij de universitiet in Harvard, en dit bleef hij de rest van zijn carrière doen. Mensbeeld Skinners ideeen kwamen uit het methodologisch behaviorisme, wat uitgevonden was door John Watson. Hij was zelf grondlegger van het radicaal behaviorisme. Het methodologisch behaviorisme is sterk beïnvloed door de wetenschapstheorie van het logisch positivisme, dat betekent dat alleen begrippen en uitspraken die door empirische waarneming (dus doormiddel van onderzoek) zijn vastgesteld, zinvol zijn. Volgens het methodologisch behaviorisme is het niet zinvol om te kijken naar inwendige psychische processen die niet door onafhankelijke waarneming kunnen worden bevestigd om gedrag te verklaren. Watson probeerde menselijk gedrag te verklaren door klassieke conditionering. Skinner nam in 1945 afstand van die wetenschaptheorie van het methodologisch behaviorisme. Volgens Skinner moest je juist wel bij wetenschappelijke verklaringen van gedrag, kijken naar de inwendige psychische processen, zelfs wanneer die door niet meer dan één persoon kunnen worden waargenomen. Skinner vindt dat inwendige psychische processen beschouwd moeten worden als functioneel gedrag. Inwendige gedragingen zijn volgens Skinner nooit de uiteindelijke oorzaken van ander inwendig en uitwendig gedrag, want gedrag kan immers nooit de uiteindelijke oorzaak zijn van gedrag. Alle gedrag is volgens Skinner uiteindelijk het product van de interactie tussen de ervaring of leergeschiedenis van een organisme en de omstandigheden of situatie waarin het zich bevindt. Omdat de uiteindelijke oorzaken van gedrag altijd buiten het gedrag zelf liggen, in de context (leergeschiedenis en omgeving) van het organisme, wordt het behaviorisme dat Skinner ontwikkelde ook wel het contextueel behaviorisme genoemd. De basiseenheid van verklaring in de psychologie is volgens Skinner altijd ‘gedrag in context’. In de visie wordt de functie van gedrag bepaald door context, en niet zozeer door de vorm van het gedrag: gedragingen die er hetzelfde uitzien kunnen, afhankelijk van de context, een verschillende functie vervullen, terwijl gedragingen die er verschillend uitzien, afhankelijk van de context, dezelfde functie kunnen hebben. Om gedrag goed te kunnen voorspellen en te beïnvloeden is het volgens Skinner belangrijk de functie van het gedrag te begrijpen met behulp van een zogenaamde functie-analyse. Hierbij wordt bij een bepaald gedrag gekeken naar de situatie die aan het gedrag voorafging (ook wel de antecedent genoemd), het gedrag zelf en de consequenties van het gedrag. De situatie die aan het gedrag voorafging en de consequenties vormen samen de context van het gedrag, waaruit de functie van het gedrag afgeleid kan worden.
Conditionering Eén van Skinners belangrijkste bijdragen aan de psychologie wordt gevormd door zijn onderzoek naar het proces van de operante conditionering. Bij operante conditionering legt een organisme een verband tussen een stimulus (stimulatie) en een respons (reactie) als gevolg van de gevolgen die de respons heeft ( A en B als gevolg van C). Het organisme legt een verband tussen een situatie en een bepaald gedrag als gevolg van de gunstige of ongunstige consequenties die dat gedrag in die situatie heeft. Gedrag dat wordt aangeleerd en vervolgens in stand wordt gehouden door de gevolgen van dat gedrag, werd door Skinner operant gedrag genoemd. Zijn de gevolgen van het gedrag gunstig, dan neemt de kans toe dat datzelfde gedrag opnieuw vertoond wordt als dezelfde omstandigheden zich zullen herhalen. Als de gevolgen schadelijk/onprettig zijn, dan neemt de kans af dat datzelfde gedrag opnieuw vertoond zal worden als de zelfde omstandigheden toetreden. Met de operante conditionering verschafte Skinner de psychologie een wetenschappelijk model voor het bestuderen van willekeurig gedrag. Het proces van de operante conditionering is selectionistisch in plaats van mechanisch: het gedrag en het verband tussen situatie en gedrag worden door de consequenties van het gedrag geselecteerd of bekrachtigd. Skinnerbox Skinner onderzocht operante conditioneringsprocessen met behulp van de Skinner box, dat hij zelf ontwierp. Deze Skinner box was een eenvoudig kistje met daarin een dier zoals een rat of een duif. Het dier werd automatisch beloond met een stukje voedsel wanneer het, vaak na het aangaan van een waarschuwingslichtje of het klinken van een waarschuwingstoon, specifiek gedrag vertoont, zoals het duwen van een metalen hendeltje of het pikken op een druksleutel Het hendeltje of de druksleutel zijn verbonden met een cumulatieve recorder, die de frequentie van de reacties grafisch-visueel vastlegt. Het werd Skinner vaak verweten dat hij onderzoeken verrichtte met dieren, zoals ratten en duiven. Skinner vond echter dat mensen hetzelfde zijn als ratten en duiven. Skinner ging uit van de continuïteitshypothese. Hij ging uit van de hypothese dat er een continuïteit bestaat in het gedrag van gewervelde organismen. Vanuit deze continuïteitshypothese was Skinners keuze voor dieren bij het doen van onderzoek vooral praktisch: gedragsprincipes ontdekken en onderzoeken is bij relatief eenvoudige organismen als ratten en duiven veel gemakkelijker dan bij een uiterst ingewikkeld organisme als de mens. Skinner ging in dit opzicht uit van een ‘bottom-up-benadering’. De brede en succesvolle toepassing van de leerprincipes die Skinner bij onderzoek met dieren heeft ontdekt, onder andere in de gedragstherapie en het onderwijs, wijst erop dat hij wat betreft de continuïteitshypothese uiteindelijk gelijk heeft gekregen. In zijn onderzoek stuitte Skinner uiteindelijk echter op een belangrijk punt waarin mensen en dieren wél van elkaar verschillen, namelijk in het gebruik van taal. In 1957 probeerde Skinner met zijn boek 'Verbal Behavior' deze zogenaamde taalbarrière te overwinnen door in dit boek een functionele en op operante leerprincipes gebaseerde visie op taal te ontvouwen. Conclusie Skinner hield zich dus bezig met het Behaviourisme. Kortom dat de mens een machine is, die onderworpen is aan wetmatigheden. Er is geen onderbewustzijn en ze beperken zich tot het objectief waarneembare. De menselijke psyche is dus een soort black box waarin wij niet kunnen kijken, alleen het uiterlijke is waarneembaar gedrag. Alles valt aan en af te leren door middel van conditionering.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.