Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

collectieve sector

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 911 woorden
  • 21 april 2009
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Laat van je horen: schrijf een brief en kom in de krant 📰

Ook dit jaar organiseert Nieuws in de Klas een schrijfwedstrijd waarbij het winnende verhaal wordt gepubliceerd in de krant. Schrijf jij het meest vlammende betoog, best onderbouwde of scherpste opinie over wat er nu speelt in de wereld, dichtbij of ver weg? Of het nu gaat over het milieu, geloof, vluchtelingen of het nieuwe kabinet, AI of gender-issues, alle meningen zijn welkom. 

Doe mee!
Werkstuk economie

Collectieve sector

In de overheid zijn verschillende overheidsorganen die het hoogste gezag hebben. Zij kunnen het volk bepaalde regels voorschrijven waaraan ze zich moeten houden. Dit noemt men publiekrechtelijke bevoegdheid. Publiekrechtelijke lichamen of organen hebben deze bevoegdheid. Een andere bevoegdheid is privaatrechtelijk. Het verschil is dat je hier vrijwillig voor kiest. Een bijzonder overheidsorgaan is de sociale zekerheid. Deze organisatie is privaatrechtelijk waar wel enkele publiekrechtelijke bevoegdheden aanwezig zijn.
De overheid en de sociale zekerheid is de collectieve sector.

De uitgaven van de collectieve sector hete collectie uitgaven en de inkomst heten collectieve ontvangsten. De Rijksoverheid ontvangt het grootste deel van de ontvangsten. Zij betalen de meeste voorziening en een deel van de sociale zekerheid.

Wat doet de collectieve sector met haar geld?

Sommige projecten in Nederland kunnen individueel leverbare prestaties niet aan vol doen. Dat noem je een zuiver collectief goed. Kunnen individueel leverbare prestaties er wel aan voldoen, heet het individueel goed.
Dat de overheid deze zuiver collectieve goederen produceert is erg belangrijk. Een aantal mensen vind dat de overheid alleen zuiver collectieve goederen moet produceren, dan spreek je van nachtwakersstaat. Dit doet de overheid niet.
Quasi-collectief is wanneer de overheid de levering van de individuele goederen gedeeltelijk of zelfs geheel op zich neemt.
De belastingen en de sociale premies zijn de belangrijkste bronnen voor de collectieve sector. Deze vormen de algemene middelen. De belastingen die worden opgelegd aan personen zijn directe belastingen. Als ze niet aan iemand persoonlijk zijn opgelegd, zijn het indirecte belastingen.
Collectieve lasten zijn alle afdrachten van de collectieve sector. Als je ze in procenten van het binnenlands product uitdrukt, krijg je collectieve lastenquote. Nederland = 40 %.

Er zijn ook nog een aantal overige inkomsten. Diensten waarvoor een prijs voor wordt betaalt, zoals een paspoort. Daarnaast zijn er ook nog inkomsten uit bedrijven waarvan de overheid geheel of gedeeltelijk eigenaar is.

De sociale zekerheid

Het idee van de sociale zekerheid is gebaseerd op het doel om samen risico’s te dragen.
Er zijn twee sociale uitkeringen.
1. Inkomensvervangende uitkeringen, om inkomensverlies op te vangen
2. Uitkeringen ter vervanging van hoge kosten, om hoge kosten op te vangen
Over de hoogte van de inkomensvervangende uitkeringen is een grote discussie. Over het sociaal minimum. Hier zijn twee begrippen belangrijk:
waardevast, dit betekent dat de koopkracht van de uitkering gelijk blijft. De uitkering gaat mee met de CPI.
Welvaartsvast, veel mensen willen dat de uitkeringen ook mee stijgen met de welvaart, dus een stijging van de lonen

A sociale voorzieningen

Sociale voorzieningen worden betaald uit de algemene middelen, de belasting. De belangrijkste sociale voorziening is de bijstand (ABW). Die bestaat uitdrie groepen:

1. echtparen of samenwonenden (100%)
2. alleenstaande ouders (70%)
3. alleenstaanden (50%)
Zij worden voor het grootste gedeelte gefinancierd door de Rijksoverheid, een klein gedeelte betaalt de gemeente bij. Mensen tussen de 18 en 20 jaar krijgen tijdens hun zoektijd naar een baan een uitkering

B De volksverzekeringen

De volgende risico’s zijn door de volksverzekering gedekt:
1. De financiële gevolgen van ouderdom, elke Nederlander ouder dan 65 jaar krijgt een AOW-uitkering. Deze bestaat ook uit 3 groepen.
• Alleenstaanden (70% van het minimumloon)
• Echtparen, beiden 65+ (beiden 50%)
• Echtparen, één 65+, één onder de 65 (50%)

Daarnaast krijgen veel ouderen ook nog een pensioen, dit systeem heet het kapitaaldekkingsstelsel

2. De AWBZ verzekert de bevolking tegen arbeidsongeschiktheid en ziektekosten. Het geld alleen voor bijzondere ziektekosten.

3. De financiële gevolgen van het overlijden van de kostwinner, dit wordt geregeld door de ANW (70% van het minimumloon) en wordt alleen gegeven aan mensen die zelf geen geld kunnen verdienen door arbeidsongeschiktheid en/of kinderen.
4. De kosten voor het opvoeden van kinderen:
• kinderen tot en met 5 jaar (70%)
• kinderen van 6 tot en met 11 (85%)
• kinderen van 12 tot en met 17 (100%)
• kinderen van 18 tot en met 24 (100%, als zij of nog leren maar geen studiefinanciering ontvangen, of als zij het huishouden verzorgen of als zijn werkloos zijn)

C De werknemersverzekeringen

Dit telt alleen voor mensen in loondienst. Er is een verband tussen de hoogte van de premie en de hoogte van de uitkering in tegen stelling tot de volksverzekeringen. De volgende risico’s worden gedekt:
1.loonverlies door ziekte, de werknemer krijgt gedurende 52 weken 70% van zijn laatstverdiende loon.

2. ziektekosten, werknemers met een lager inkomen dan de ziekenfondsgrens zijn verplicht opgenomen in het Ziekenfonds. Deze geeft een vergoeding voor een normale behandeling.
3. loonverlies door arbeidsongeschiktheid, als de zieke werknemer na een jaar (nr. 1) nog niet kan werken moet hij gekeurd worden. Als hij ongeschikt is voor de mogelijke beroepen, krijg hij een WAO-uikering van 70% van het laatstverdiende loon
4. loonverlies door gedwongen ontslag, hij ontvangt dan een WW-uitkering van zijn laatstverdiende loon. Hij moet wel min. 26 weken in dienst zijn geweest.

D overige verzekeringen

Voor zelfstandige ondernemers is er een WAZ opgericht, omdat zij niet in de andere instanties terecht kunnen. De WAZ vergoed arbeidsongeschiktheid.

De overheid heft de loon- en inkomstenbelasting volgens het boxenstelsel:

Box 1: looninkomen, winstinkomens van zelfstandigen en inkomen uit eigen woning. De heffing wordt volgens een schijventarief berekend. Het inkomen wordt verdeeld in schijven en elke opvolgende belastingschijf wordt belast met een hoger tarief.

Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang in een NV of BV. Het dividend wordt belast met 15%. Dividend is het deel van de winst wat wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders

Box 3: inkomen over vermogen. In plaats van belastingheffing over de werkelijk ontvangen rente, huren en dividenden wordt het vermogen een rendement berekend van 4 %. Daarvan moet 30% belasting betaald worden. Dit noemt men rendementsheffing.


Op het bedrag van de berekende heffing in box 1 t/m 3 wordt een heffingskorting
verleend, waarna het te betalen belastingbedrag resteert.

De overheid heeft een progressief belastingtarief waardoor de inkomensverschillen na belastingheffing minder groot zijn. Dit heeft dus een nivellerende werking.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.