Inhoudsopgave
Inleiding.
De deelvragen kenmerken, buitenlandse namen en leefgebied.
De deelvraag voedsel.
De deelvragen Latijnse naam, paaitijd en voortplanting en Groei, leeftijd en betekenis voor de visserij.
De deelvraag Leefwijze.
Inleiding
Beste lezer(ster). Wij hebben een werkstukje gemaakt over de baars. Om over deze vis iets te weten te komen hebben wij een hoofdvraag gemaakt en die is: Hoe leeft de baars? Om dit te weten te komen proberen wij deze vraag met acht deelvragen te weten te komen. Onze deelvragen zijn:
1. Wat zijn de kenmerken van de baars?
2. Wat zijn de buitenlandse namen van de baars?
3. In welk gebied leeft de baars?
4. Wat eet de baars?
5. Hoe luidt de Latijnse naam van de baars?
6. Hoe verloopt de paaitijd en hoe plant hij zich voort?
7. Hoe verloopt de groei, leeftijd van de baars en wat betekent hij dan voor de visserij.
Wij hopen dat u dit een leuk werkstukje vindt en dat u het goed becijfert.
Kenmerken
De baars behoort tot de stekelvinnigen. Hij heeft een breed lichaam en in zijn huid zitten zeer ruwe kamschubben vast. Naar verhouding met het hele lichaam is zijn kop klein. De baars heeft een ingesneden bek en in zijn bek zitten een soort kleine borsteltanden.
De baars heeft 2 rugvinnen:
1. 13 tot 17 stekelstralen die hij op kan zetten.
2. 2 stekelstralen en 13 tot 15 zachte stralen.
De buikvinnen hebben 1 stekelstraal.
De baars heeft verschillende kleuren op zijn lichaam. Het bovenste deel van zijn lichaam is grijs, blauw of grijsgroen. De rest van zijn lichaam is lichtgrijs, wit of kopergeel. Daaroverheen lopen zo’n 6 tot 9 donkere strepen. Achterop de eerste rugvin zit een donkere vlek en de kieuwdeksel (dat gaat open als hij ademt) van een baars is staalblauw. Lengte tot 40 cm, zelden groter, maximale lengte is 60 cm.
Buitenlandse namen
In het Hongaars: Csapó sügér. In het Fins: Ahon. In het Deens: Aborre.
In het Italiaans: Persega. In het Pools: Okun. In het Duits: Barsch.
In het Russisch: Okunj. In het Frans: Perche. In het Engels: Perch.
In het Roemeens: Biban. In het Noors: Aborre. In het Zweeds:Aborre.
Leefgebied
De baars leeft in rivieren, meren en beken van Europa, Noord-Amerika en Azië. Ook komt hij voor in het zoet zoute water van de Oostzee. In Europa ontbreekt de baars alleen in de Schotse Hooglanden, in Spanje en in Zuid Italië. De baars zwemt ook in afgesloten wateren waar hij weinig last heeft van mensen.
Hij past zich goed aan bij de temperatuur van zijn leefgebied. Hij heeft veel zuurstof nodig om van te leven. Als er een watervervuiling is, is de baars daar erg gevoelig voor.
Latijnse naam
Perca fluviatilis.
Paaitijd en voortplanting
In maart, april en mei worden eitjes met een grote van 2 tot 2,5 mm als lange slierten bij een watertemperatuur van 7 tot 8˚C op waterplanten, stenen en wortels afgezet. Dit gebeurt in het ondiepe water vlak bij de oever. In stromende wateren trekken de paai rijpe vissen vaak korte stukken stroomopwaarts. Als mannetjes zo’n 3 jaar zijn, zijn ze rijp om te paren. Bij de vrouwtjes duurt dat langer en zijn na zo’n 4 jaar rijp. Als ze gepaard hebben komen er na 2 tot 3 weken 5 tot 6 mm grote larven uit. Zij werken zich direct naar de oppervlakte om hun zwemblazen te vullen. Dit herhaalt zich steeds, zodat het jong gedurig in beweging is.
De baars is zeer vruchtbaar en legt 150.000 tot 250.000 eieren op kilo lichaamsgewicht.
Groei, leeftijd en betekenis voor de visserij
In de herfst van zijn eerste levensjaar bereikt de baars een lengte van 7 tot 8 cm en in de herfst van zijn tweede jaar tot 13 cm. Daarna gaat de groei minder snel. De groei hangt ook af van voedselrijkdom en als er te veel vissen zwemmen komen er zorgelijke toestanden over de gezondheid van de baars.
In hun negende levensjaar bereiken baarzen een lengte van zo’n 26 cm, in hun elfde jaar 28 cm, in hun dertiende jaar 29 cm en in hun vijftiende jaar 31 cm. De baars weegt gemiddeld 0,9 kilo en maximaal 2 kilo. Er is een keer een baars gevangen die na de dijkbreuk in 1944 in de Edersee die 7 kilo woog.
Inleiding.
De deelvragen kenmerken, buitenlandse namen en leefgebied.
De deelvraag voedsel.
De deelvragen Latijnse naam, paaitijd en voortplanting en Groei, leeftijd en betekenis voor de visserij.
De deelvraag Leefwijze.
Inleiding
Beste lezer(ster). Wij hebben een werkstukje gemaakt over de baars. Om over deze vis iets te weten te komen hebben wij een hoofdvraag gemaakt en die is: Hoe leeft de baars? Om dit te weten te komen proberen wij deze vraag met acht deelvragen te weten te komen. Onze deelvragen zijn:
1. Wat zijn de kenmerken van de baars?
3. In welk gebied leeft de baars?
4. Wat eet de baars?
5. Hoe luidt de Latijnse naam van de baars?
6. Hoe verloopt de paaitijd en hoe plant hij zich voort?
7. Hoe verloopt de groei, leeftijd van de baars en wat betekent hij dan voor de visserij.
Wij hopen dat u dit een leuk werkstukje vindt en dat u het goed becijfert.
Kenmerken
De baars behoort tot de stekelvinnigen. Hij heeft een breed lichaam en in zijn huid zitten zeer ruwe kamschubben vast. Naar verhouding met het hele lichaam is zijn kop klein. De baars heeft een ingesneden bek en in zijn bek zitten een soort kleine borsteltanden.
De baars heeft 2 rugvinnen:
1. 13 tot 17 stekelstralen die hij op kan zetten.
2. 2 stekelstralen en 13 tot 15 zachte stralen.
De buikvinnen hebben 1 stekelstraal.
De baars heeft verschillende kleuren op zijn lichaam. Het bovenste deel van zijn lichaam is grijs, blauw of grijsgroen. De rest van zijn lichaam is lichtgrijs, wit of kopergeel. Daaroverheen lopen zo’n 6 tot 9 donkere strepen. Achterop de eerste rugvin zit een donkere vlek en de kieuwdeksel (dat gaat open als hij ademt) van een baars is staalblauw. Lengte tot 40 cm, zelden groter, maximale lengte is 60 cm.
In het Hongaars: Csapó sügér. In het Fins: Ahon. In het Deens: Aborre.
In het Italiaans: Persega. In het Pools: Okun. In het Duits: Barsch.
In het Russisch: Okunj. In het Frans: Perche. In het Engels: Perch.
In het Roemeens: Biban. In het Noors: Aborre. In het Zweeds:Aborre.
Leefgebied
De baars leeft in rivieren, meren en beken van Europa, Noord-Amerika en Azië. Ook komt hij voor in het zoet zoute water van de Oostzee. In Europa ontbreekt de baars alleen in de Schotse Hooglanden, in Spanje en in Zuid Italië. De baars zwemt ook in afgesloten wateren waar hij weinig last heeft van mensen.
Hij past zich goed aan bij de temperatuur van zijn leefgebied. Hij heeft veel zuurstof nodig om van te leven. Als er een watervervuiling is, is de baars daar erg gevoelig voor.
Latijnse naam
Perca fluviatilis.
Paaitijd en voortplanting
In maart, april en mei worden eitjes met een grote van 2 tot 2,5 mm als lange slierten bij een watertemperatuur van 7 tot 8˚C op waterplanten, stenen en wortels afgezet. Dit gebeurt in het ondiepe water vlak bij de oever. In stromende wateren trekken de paai rijpe vissen vaak korte stukken stroomopwaarts. Als mannetjes zo’n 3 jaar zijn, zijn ze rijp om te paren. Bij de vrouwtjes duurt dat langer en zijn na zo’n 4 jaar rijp. Als ze gepaard hebben komen er na 2 tot 3 weken 5 tot 6 mm grote larven uit. Zij werken zich direct naar de oppervlakte om hun zwemblazen te vullen. Dit herhaalt zich steeds, zodat het jong gedurig in beweging is.
De baars is zeer vruchtbaar en legt 150.000 tot 250.000 eieren op kilo lichaamsgewicht.
In de herfst van zijn eerste levensjaar bereikt de baars een lengte van 7 tot 8 cm en in de herfst van zijn tweede jaar tot 13 cm. Daarna gaat de groei minder snel. De groei hangt ook af van voedselrijkdom en als er te veel vissen zwemmen komen er zorgelijke toestanden over de gezondheid van de baars.
In hun negende levensjaar bereiken baarzen een lengte van zo’n 26 cm, in hun elfde jaar 28 cm, in hun dertiende jaar 29 cm en in hun vijftiende jaar 31 cm. De baars weegt gemiddeld 0,9 kilo en maximaal 2 kilo. Er is een keer een baars gevangen die na de dijkbreuk in 1944 in de Edersee die 7 kilo woog.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden