In 1985 werden bij wijze van proef bijen ingeschakeld voor de bestuiving van tomaten. De tomaat is voor een bij echter geen aantrekkelijke voedingsbron. De bloem bevat weinig stuifmeel en nauwelijks nectar. Als het voorjaar begint, gaan de ramen van de kassen langer open. Bijen die naar buiten vliegen, komen dan bloemen tegen die veel meer voedsel bevatten. Het gevolg is dat weldra alle bijen uit de kas vertrokken zijn. Later werd ontdekt dat ook hommels voor de bestuiving gebruikt kunnen worden. In 1990 werden ze voor het eerst op grote schaal in de tomatenteelt ingezet. Hommels hebben als voordeel dat zij wel het hele jaar in de kas actief blijven. De kweker kan dus rustig de ramen open zetten. Er vliegt wel eens een hommel naar buiten, maar dat leidt niet tot vertrek van het hele hommelvolk. Hommels zijn namelijk niet in staat om de plek van een voedselbron aan hun soortgenoten door te geven; bijen wel.
hommels.
er zijn veel soorten hommels hier een paar genoemde hommels: Aardhommel, weidehommel, akkerhommel,steenhommel en de Tuinhommel.
Weidehommel: Is een kleinere soort die in Nederland algemeen voorkomt. De koninginnen daarvan vliegen in de omgeving redelijk vroeg in het voorjaar, ook volgens de boeken. Ik zie ze echter meestal iets later dan de aardhommel. De aanwezigheid van jonge koninginnen in de eerste helft van juni moet echter wel duiden op een vroeg gestart broednest. De koninginnen hebben duidelijke kleurbanden. De werksters van de weidehommel zijn nogal eens afwijkend van kleur door een ontbrekende gele band op het 2e achterlijfsegment, waardoor verwarring met andere soorten goed mogelijk is.
Akkerhommel: Vliegt reeds redelijk vroeg in het voorjaar. Het is een kleinere soort, die lang in het seizoen doorgaat met het onderhouden van een broednest. Deze hommel behoort tot de soorten met een lange tong, relatief langer dan bijvoorbeeld de aardhommel. Een lange tong maakt dat bepaalde bloemen beter toegankelijk zijn. De soorten met lange tong hebben gemeen dat ook het broednest iets anders wordt georganiseerd. Het nest van de akkerhommels ligt dikwijls gewoon op de grond in een hoopje mos.
Steenhommel: Heeft een prachtig steenrood einde van het achterlijf en is verder geheel zwart, althans de vrouwtjes. Mannetjes van deze hommelsoort hebben ook nog een gele streep op het borststuk achter de kop. Het is een grote hommel, ongeveer even groot als de aardhommel.
Tuinhommel: Ze broeden meestal op de grond in een hoopje mos of iets dergelijks. Ze lijken in de kleurstelling op een aardhommel, maar hebben een extra gele band aan het eind van het borststuk. Ook de iets kleinere kleine tuinhommel.
tuinhommel.
bijen:
net als bij de hommel heb je bij bijen ook een aantal verschillende bijen hier een aantal genoemde namen: Rosse Metselbij, l Schorzijdebij, l Schorviltbij, l Pluimvoetbij, l Zilveren fluitje, l Grote wolbij.
Rosse metselbij: De mannetjes hebben maar één taak en dat is het bevruchten van ieder vrouwtje dat zij waarnemen via hun grotere antennen. De mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes. Ook de bouw verschilt iets. De vrouwtjes hebben namelijk op de kop onder de antennen twee kleine hoorntjes. De Osmia rufa wordt daarom ook wel \'gehoornde metselbij\' genoemd. Meestal worden ze \'rosse\' metselbij genoemd, naar de kleur van de vrouwtjes.De vrouwtjes hebben het heel wat drukker dan de mannetjes. Het is in de natuur dikwijls onevenredig verdeeld wat het werk betreft. Zij doen al het werk alleen. Zo zoeken ze een geschikte nestholte, verdedigen die tegen belagers en soortgenoten, verzamelen stuifmeel en wat nectar, en bouwen de nestgangen dicht met een soort cementspecie.
Voor het nest gebruiken ze graag gangen in hout of soortgelijk materiaal.
Schorviltbij: De Schorviltbij wordt echter bijna niet in Nederland aangetroffen en wordt beschouwd als uiterst zeldzaam. Alleen in de Zeeuwse delta komt de bij nog in zeer kleine aantallen voor. Dit is het enige leefgebied van deze viltbij in Midden-, West- en Noord-Europa voor komt.
Pluimvoetbij: is genoemd naar de zeer lange beharing van het vrouwtje aan de achterbenen. Zij gebruikt die haren bij het verzamelen van stuifmeel en zij schijnt er ook gemak van te hebben bij het graven van de broedgangen in de grond. Het vrouwtje is op de kop en geelbruin behaard. Het achterlijf is zwart met witte haarbandjes. De pluimen aan de achterpoten zijn opvallend, zeker als er stuifmeel in is opgeslagen. Dat is meestal afkomstig van haar favoriete planten en dat zijn composieten met wat grotere bloemen, waarin ze gemakkelijk stuifmeel kan verzamelen. De mannetjes zijn ongeveer even groot, maar meer zwart-wit van kleur, soms ook met wat gele haren. Ook de lange poten van de mannetjes zijn opvallend behaard, maar dan met korte haren.
Zilverefluitje: In de duinen komt een behangersbij voor die genoemd is naar de opvallende zoemtoon, die het insect voortbrengt. Als je het een keer hebt gehoord weet je het direct daarna gemakkelijk te herkennen. Het is een bij die daarnaast zilvergrijs van kleur is, ook de buikschuier, vandaar de naam, want het is het zogenaamde Zilveren fluitje, dat tegenwoordig als zeldzaam wordt beschouwd.
REACTIES
1 seconde geleden