Bij iemand die geïnfecteerd is met HIV bevatten bloed en sperma een hoge concentratie van het virus. In vaginaal vocht en voorvocht is deze concentratie beduidend lager, maar overdracht via deze lichaamsvochten is wel mogelijk.
In andere lichaamsvochten kan het virus wel aanwezig zijn, maar in een veel te lage concentratie om een infectie te kunnen veroorzaken. Speeksel, zweet, traanvocht, urine en ontlasting zijn alleen gevaarlijk als er zichtbaar bloed in zit, en er risico is dat dit rechtstreeks in de bloedbaan van de ander terecht kan komen.
In de dagelijkse omgang met seropositieve mensen loop je geen enkel risico. De kans op infectie bestaat bij onveilige handelingen met bloed, sperma, vaginaal vocht en voorvocht. Hieronder wordt uitgelegd om welke onveilige handelingen het gaat.
Onveilig seksueel contact
Iedereen die onveilig vrijt loopt risico op een infectie met HIV of een andere seksueel overdraagbare aandoening. De kans op een HIV-infectie is groter bij seksuele contacten met mensen uit groepen waarbinnen aids veel voorkomt. Bijvoorbeeld mensen die drugs spuiten, mannen met wisselende homoseksuele contacten en mensen die afkomstig zijn uit gebieden waar aids veel voorkomt. Het probleem is dat niet aan iemand te zien is of hij of zij tot één van deze groepen behoort. En lang niet iedereen weet of hij of zij seropositief is. Ook dat is niet aan iemand te zien. Dit betekent dus: veilig vrijen, zolang je niet zeker weet of je partner geïnfecteerd is.
Onveilige seksuele handelingen zijn:
· Vaginale geslachtsgemeenschap zonder condoom (penis in vagina).
· Anale seks zonder condoom (penis in anus).
· Orale seks, waarbij sperma of (menstruatie)bloed in de mond komt.*
· Onderling gebruik van seksattributen, zoals een dildo, zonder deze tussendoor schoon te maken.
* De concentratie HIV in vaginaal vocht en voorvocht is laag en bovendien vermindert het speeksel de werking van het virus waardoor de kans op een infectie met HIV bij orale seks, zonder klaarkomen in de mond en buiten de menstruatieperiode, verwaarloosbaar klein is.
Het inspuiten met eerder gebruikte naalden of spuiten bij druggebruik
Je raakt niet geïnfecteerd met HIV door drugs te gebruiken. Personen die drugs spuiten en elkaars naalden en spuiten gebruiken lopen wel risico, omdat in de naalden en spuiten bloedresten achtergebleven kunnen zijn. Ook het (uit)lenen van spuitattributen (zoals lepel, glas, water en watjes) en het overhevelen van drugs van de ene naar de andere spuit geven risico op besmetting. Het HIV-virus en andere virussen die ziekten verwekken, kunnen zo in de bloedbaan terechtkomen.
Overdracht van een seropositieve moeder op het kind
HIV kan worden overgedragen van moeder op kind tijdens de zwangerschap of bevalling, als de moeder seropositief is. Na de bevalling kan de moeder het virus overdragen via de borstvoeding.
Behandeling met medicijnen van de moeder tijdens de zwangerschap en andere voorzorgsmaatregelen bij de bevalling (keizersnede, géén borstvoeding geven) kunnen de kans op overdracht verkleinen tot minder dan 5%.
Het gebruik van onveilige bloedproducten of bloedtransfusie met besmet bloed
De kans om aids te krijgen door een bloedtransfusie is in Nederland vrijwel uitgesloten. Sinds juli 1985 worden alle bloeddonaties door testen gecontroleerd op antistoffen tegen HIV. Besmet bloed dat deze antistoffen bevat wordt niet gebruikt. Hetzelfde geldt voor andere Europese landen en de Verenigde Staten. In ontwikkelingslanden wordt het bloed niet altijd gecontroleerd.
1.2.1 Hoe wordt het virus niet overgedragen?
Dat veel mensen ongerust en onzeker raken als ze met HIV of aids geconfronteerd worden, is wel begrijpelijk, maar meestal onterecht. In de (dagelijkse) omgang met mensen met HIV en aids is er geen risico op een HIV-infectie.
Niet door huidcontact (hand geven)
HIV kan niet door een onbeschadigde huid binnendringen. Een pleister op een wondje biedt voldoende bescherming.
Niet door (tong)zoenen
In het speeksel is veel te weinig virus aanwezig om iemand te kunnen infecteren.
Niet door toilet en gebruiksvoorwerpen
Het virus kan in de buitenlucht niet blijven leven, dus ook niet op kopjes, bestek, beddengoed etc.
Niet door adem, hoesten, niezen, etc.
Je kunt dus gewoon op dezelfde manier met iemand met HIV of aids blijven omgaan. En juist voor een HIV-geïnfecteerde vriend of kennis kan lichamelijk contact en steun heel belangrijk zijn.
Niet door eerste hulp verlenen
Als je de normale hygiëne in acht neemt, dan kan er niets gebeuren.
Niet door insecten
Niet via etenswaren
Niet via zwemwater en sauna's
1.2.2 Loop ik risico in mijn beroep?
In het algemeen kan gesteld worden dat het beroepsrisico op infectie met HIV afwezig is. Alleen in beroepen waar met bloed van mensen wordt gewerkt, bestaat een uiterst gering infectierisico, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. Voor deze beroepen gelden speciale hygiënische voorschriften, en die verschillen weer per werksituatie.
Het is onmogelijk om op deze plek per beroep uitgewerkte voorschriften te geven. Als je een beroep hebt waarin je regelmatig met bloed in aanraking komt, dan kun je terecht bij je werkgever, de bedrijfsarts of beroepsvereniging voor richtlijnen ter voorkoming van infectierisico's tijdens je werk.
1.2.3 Veilig vrijen
Door veilig te vrijen bescherm je jezelf maar ook de ander. Als je een nieuwe relatie aangaat dan loop je mogelijk risico om geïnfecteerd te raken, want je weet immers niet altijd zeker of iemand seropositief is of geïnfecteerd kan zijn met een andere geslachtsziekte.
Maatregelen
Als je buiten je vaste relatie seksueel contact hebt met anderen of je hebt losse contacten of je hebt verschillende relaties na elkaar, neem dan voor de veiligheid altijd de volgende maatregelen:
· Heb altijd condooms op zak.
· Gebruik een condoom bij vaginaal en anaal contact.
· Als je anale gemeenschap hebt, gebruik dan een speciaal condoom met veel glijmiddel op waterbasis.
· Laat bij orale seks geen sperma en (menstruatie)bloed in de mond komen. Gebruik een condoom of een beflapje om dit te voorkomen.
· Gebruik alleen je eigen seksattributen. Als je toch wisselt, doe er dan een condoom omheen en verwissel deze iedere keer als het attribuut van gebruiker wisselt. Gebruik dildo's, vibrators en dergelijke niet eerst in de vagina en direct daarna in de anus of andersom. Dit kan nare infecties veroorzaken. De attributen na het gebruik schoonmaken met water en zeep.
Allerlei andere vormen van vrijen of tederheid zijn veilig. Je kunt bijvoorbeeld zonder risico (tong)zoenen, knuffelen, strelen, masseren of masturberen.
Je kunt uiteraard ook beslissen om (nog) geen geslachtsgemeenschap te hebben.
Hoe vrij ik veilig met een condoom?
Condooms bieden alleen bescherming als ze op de voorgeschreven wijze worden gebruikt. Om vertrouwd te raken met condooms, kan het geen kwaad een keer alleen te oefenen.
Een condoom zal minder snel kapot gaan als men glijmiddel gebruikt, zeker bij anaal contact. Gebruik nooit producten op basis van olie, vet of vaseline. Dit tast het rubber aan, waardoor het materiaal sneller kapot gaat. Er zijn speciale glijmiddelen op waterbasis te koop bedoeld voor vaginale en anale geslachtsgemeenschap
Naast latex condooms zijn er tegenwoordig ook kunststof condooms verkrijgbaar die wel veilig gebruikt kunnen worden met glijmiddelen op oliebasis.
Voor anale seks zijn extra sterke condooms te koop. Lees de instructies en gebruik dan altijd zo'n speciaal condoom met veel glijmiddel op waterbasis. Hier geldt ook: gebruik geen olie of vaseline.
Er is ook een vrouwencondoom te koop. Het vrouwencondoom is net als condooms voor eenmalig gebruik. Het wordt ingebracht in de vagina en er zit al glijmiddel op.
Pil en condoom
Het condoom biedt bescherming tegen geslachtsziekten, waaronder HIV-infectie, mits het op de juiste manier gebruikt wordt. Via de huid en haren in de schaamstreek loop je overigens nog wel risico op besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening (bijvoorbeeld herpes, wratten, schaamluis), omdat dit gebied buiten de bedekking van het condoom valt. In principe kan het condoom tevens een veilig voorbehoedmiddel zijn. Maar dan moet je het wel bij elke geslachtsgemeenschap gebruiken. De pil is ook een betrouwbaar voorbehoedmiddel, maar beschermt niet tegen aids of andere geslachtsziekten. Daarom is het verstandig om naast de pil een condoom te gebruiken, ter voorkoming van infectie en zwangerschap.
1.3 Inzicht krijgen in de ziekte
Recent onderzoek heeft veel informatie afgeleverd over de vermenigvuldiging van het HIV: hoe snel maakt het virus kopieën van zichzelf? Hoeveel kopieën maakt het en hoe reageert het immuunsysteem? Wetenschappers hebben nieuwe technieken ontwikkeld om het virus beter te detecteren en om de activiteit van het virus in alle stadia van de HIV-infectie beter te kunnen evalueren. Nieuwe tests die het virus rechtstreeks meten samen met het aantal T-cellen, geven ons wellicht een beter inzicht in het verloop van de HIV-infectie.
Is mijn HIV actief?
Als ik mij goed voel, betekent dat dan dat het virus niet actief is?
Tot voor kort dachten we dat het HIV in het lichaam weinig actief was zolang men geen symptomen had. Maar recent onderzoek toont aan dat het virus nooit rust of slaapt. In feite voert het een continue strijd tegen het virus, dat snel groeit vanaf het ogenblik van de infectie.
In de verenigde staten zijn bijna 1 miljoen personen besmet met het HIV. De meesten zullen lang tijd – vaak jarenlang – actief blijven en zich gezond voelen nadat ze werden besmet.
Strijd tegen infecties
Hoe voert het lichaam gewoonlijk strijd tegen infecties?
Het menselijk lichaam wordt voortdurend aangevallen door allerlei bacteriën, virussen en schimmels. Het immuunsysteem heeft tot taak deze indringers te elimineren of in bedwang te houden en het lichaam te beschermen tegen de schadelijke effecten ervan.
Eén van de belangrijkste elementen van het immuunsysteem zijn de CD4-cellen of T-cellen. T-cellen controleren de immuunafweer tegen infecties. Ze geven andere cellen de opdracht bacteriën, schimmels en virussen die infecties veroorzaken, te zoeken en te vernietigen.
Ziekteverschillen
Wat maakt HIV anders?
Eén van de grootste verschillen tussen HIV en andere virussen is dat het HIV de T-cellen – de cellen die mee strijd voeren tegen infecties – gebruiken om te groeien of zich te vermenigvuldigen. Het HIV dringt in de T-cellen, waardoor deze hun beschermende functie niet meer kunnen vervullen. In plaats daarvan beginnen de met HIV besmette T-cellen meer HIV te maken.
De constante aanval en groei van het virus, aanval die noodzakelijk gericht is tegen de T-cellen, ondermijnt het immuunsysteem en verzwakt de afweer van het lichaam tegen bacteriën, virussen en schimmels. Dit effent de weg voor opportunistische infecties. We spreken van opportunistische infecties omdat dergelijke infecties enkel optreden wanneer de beschadiging van het immuunsysteem hen daartoe de gelegenheid geeft.
Waar in mijn lichaam?
Waar in mijn lichaam grijpt de strijd tegen het HIV plaats?
Het HIV infecteert T-cellen en andere cellen in heel het lichaam, maar groeit vooral in de lymfeklieren. Lymfeklieren, een belangrijk deel van het immuunsysteem, komen voor op talrijke plaatsen in het lichaam. De netvormige structuur in elke lymfeklier werkt als een beschermende filter die virussen en geïnfecteerde T-cellen tegenhoudt.
Grote aantallen voordien niet-besmette T-cellen worden door het HIV besmet bij hun passage doorheen de lymfeklieren. We weten althans dat er veel meer besmette cellen zijn in de lymfklieren dan in het bloed, vooral in de eerste stadie van de ziekte.
Lymfeklieren
Kan het virus nog actief zijn als het opgesloten zit in mijn lymfeklieren?
Ja. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er vanaf het begin van de infectie dagelijks grote aantallen nieuwe viruspartikels worden geproduceerd.
Uw lichaam vecht terug; het vervangt de besmette T-cellen door nieuwe niet-besmette T-cellen, en dat kan gaan tot 2 miljard T-cellen per dag. Daardoor kan het aantal T-cellen gedurende enige tijd constant blijven. Maar het lichaam kan dat niet blijven volhouden. Het immuunsysteem verliest langzamerhand de strijd en kan niet meer zoveel T-cellen aanmaken als er door het virus worden vernietigd.
Virale progressie
Hoe kan ik weten hoeveel virussen er in mijn lichaam aanwezig zijn?
Tot voor kort werd de progressie van de HIV-ziekte meestal gemeten worden aan het aantal T-cellen. Het aantal T-cellen is belangrijk: het geeft namelijk een idee over hoe uw immuunsysteem reageert op de virale activiteit in uw lichaam.
Momenteel kan het virus rechtsreeks worden gemeten en die waarde geeft een goed idee over de snelheid waarmee het HIV in uw bloed aangroeit of zich vermenigvuldigt. Het aantal viruspartikels in een bloedmonster wordt virale belasting of viral load genoemd. De virale belasting is een maatstaf voor de HIV-activiteit in uw lymfeklieren en het lichaam en is een andere manier om de progressie van HIV-ziekte te volgen. Hoe lager de virale belasting, des te beter.
Het virus vermenigvuldigt zich constant. Ook al voelt u zich perfect gezond tijdens de zgn. “stille” of asymptomatische fase van de infectie, toch worden er voortdurend grote aantallen HIV gevormd.
Virale progressie en aantal T-cellen
Wat leren de virale belasting en het aantal T-cellen mij?
Een hogere virale belasting gaat over het algemeen gepaard met een laag aantal T-cellen. En een lagere virale belasting impliceert gewoonlijk een hoger aantal T-cellen.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat een hogere virale belasting doorgaans wijst op een snellere progressie van de ziekte, terwijl een lagere virale belasting gewoonlijk wijst op een tragere progressie van de ziekte.
HIV en aids
Wat is het verschil tussen HIV en aids?
Het HIV ( Humaan Immunodeficientie Virus) veroorzaakt een infectie die het immuunsysteem vernietigt. Aids (Acquired Immune Deficiency Syndrome, verworven immunodeficiëntiesyndroom) is het gevorderde stadium van de ziekte, als het immuunsysteem zwaar aangetast is, met diverse infecties en kanker als gevolg.
Verplicht testen?
In ons land staat voorop dat het afnemen van een HIV-test een vrijwillige en individuele keuze is, waarvoor jouw uitdrukkelijke toestemming nodig is. De HIV-test mag geen onderdeel zijn van de medische keuring bij sollicitaties, omdat mensen met HIV of aids gewoon kunnen (blijven) werken. Ook hoef je de uitslag van een test niet aan je werkgever mee te delen. Voor het afsluiten van bepaalde verzekeringen is een HIV-test soms wel een voorwaarde.
De HIV-zelftest
Er zijn tegenwoordig HIV-zelftests te koop waarbij je thuis zelf je bloed of speeksel kunt testen op HIV-antistoffen. Deze zelftests zijn niet altijd betrouwbaar. In België is het gebruik van de zelftest eigenlijk niet nodig: Er is altijd wel een betrouwbare testplaats bij je in de buurt. Mocht je toch voor deze testmethode kiezen, houd dan goed rekening met het volgende:
Je moet de bijsluiter zeer aandachtig lezen.
Ook voor een zelftest geldt dat er minstens zes maanden verstreken moeten zijn sinds het laatste risico op HIV-infectie.
De zelftest is nooit 100% betrouwbaar. Daarom moet je een positieve testuitslag altijd laten bevestigen bij de GGD, via de huisarts of op de afdeling geslachtsziekten van het ziekenhuis.
1.4 De HIV-test
Tegenwoordig zijn de voordelen van een HIV-test groter dan de nadelen. De huidige anti-HIV-medicijnen kunnen lang voorkomen dat iemand echt ziek wordt. Ook kan een simpele behandeling de kans aanzienlijk verkleinen dat een moeder haar (ongeboren) kind infecteert met HIV. Toch moet je nog steeds een aantal zaken zorgvuldig afwegen, voordat je besluit tot een test.
Wat houdt een HIV-test precies in?
Door je bloed te laten testen op de aanwezigheid van HIV, kun je erachter komen of je het virus in je lichaam hebt. Mocht dat zo zijn, dan heeft je lichaam antistoffen tegen het virus aangemaakt. Dit zijn stoffen die het lichaam normaal gesproken produceert om virussen onschadelijk te maken. Het probleem bij aids is dat de antistoffen tegen HIV het virus niet kunnen uitschakelen. De HIV-test (officieel HIV-antistoffentest) toont aan of je HIV-antistoffen in je bloed hebt. Als dat zo is, ben je met HIV geïnfecteerd, ofwel seropositief.
Antistoffen tegen HIV zijn soms pas zes maanden na infectie in het bloed terug te vinden. Als je risico hebt gelopen, dan moet je dus zes maanden wachten voordat je je laat testen. Dit kan voor je gevoel lang duren, zeker als je je grote zorgen maakt. Je kunt je dan bijvoorbeeld laten ondersteunen door je huisarts, een arts of verpleegkundige van de GGD, of bellen met de Aids Soa Infolijn.
Voor alle duidelijkheid: een HIV-test biedt geen bescherming tegen HIV.
Het belang van een voor- en een nagesprek
Voordat de test bijvoorbeeld via de huisarts of bij de GGD wordt gedaan, vindt er eerst een voorgesprek plaats. Daarin wordt gesproken over de aanleiding voor de test en worden voor- en nadelen op een rij gezet. Je beslist dan zelf of je je wel of niet zult laten testen. Voor een HIV-test moet je altijd zelf toestemming geven.
Het duurt meestal zo’n tien dagen voordat de uitslag bekend is. Dit duurt zo lang omdat er altijd nog een bevestigingstest wordt gedaan. De uitslag wordt persoonlijk aan je meegedeeld, dus niet via de telefoon. In het nagesprek zal de hulpverlener de uitslag van de test met je bespreken, evenals de eventuele gevolgen daarvan. De uitslag is geheim en mag door niemand anders dan jou zelf aan anderen worden verteld. In het voor- en nagesprek bespreek je met de hulpverlener ook hoe je in de toekomst risico’s kunt vermijden.
Wel of niet testen?
Het besluit om je op HIV te laten testen gaat waarschijnlijk met veel twijfels en onzekerheden gepaard. Als je het moeilijk vindt die beslissing te nemen, is het goed om daarbij steun te zoeken..
Je hebt risico gelopen wanneer je
zonder een condoom te gebruiken seks hebt gehad met iemand die seropositief is
zonder condoom seks hebt gehad met iemand van wie je niet weet of hij of zij seropositief is
als man onveilige seks hebt gehad met een andere man
onveilige seks hebt gehad met iemand die afkomstig is uit een land waar HIV en aids veel voorkomen
drugs hebt gespoten met naalden die al door anderen gebruikt zijn
een andere soa (seksueel overdraagbare aandoening) hebt opgelopen
een operatie of bloedtransfusie hebt gehad in een land waar HIV en aids veel voorkomen
bloed of bloedproducten hebt toegediend gekregen, die niet op HIV waren gecontroleerd. (In Nederland en veel andere landen worden sinds 1985 alle donorbloed en bloedproducten wel op HIV gecontroleerd.)
De uitslag.. positief of negatief
Het lijkt misschien verwarrend, maar een negatieve testuitslag betekent goed nieuws: er is geen HIV in je bloed gevonden. Als je de laatste zes maanden voor de test inderdaad geen risico meer hebt gelopen, dan kan je er van uitgaan dat je niet met HIV bent geïnfecteerd. Het is belangrijk dat je in het vervolg risico op infectie met HIV blijft voorkomen.
Een positieve uitslag daarentegen betekent dat er wel virus in je bloed aanwezig is. Je bent met HIV geïnfecteerd. Ook al merk je er misschien nog niets van. Het is belangrijk om je gezondheid goed in de gaten te laten houden door je arts. Deze zal je zo nodig doorverwijzen naar een specialist, die je goed kan begeleiden en voorlichten over de mogelijkheden om de HIV-infectie te behandelen. Ook voor psychosociale ondersteuning kan de huisarts je doorverwijzen. En natuurlijk is het belangrijk dat je maatregelen neemt om het virus niet over te dragen op anderen.
Voor- en nadelen van de HIV-test
Voordelen van de HIV-test
De HIV-test maakt een einde aan de onzekerheden waar je al enige tijd mee rondloopt. Als blijkt dat je geen HIV in je lichaam hebt, is dat een hele geruststelling.
Maar ook als de uitslag uitwijst dat je wel bent geïnfecteerd, kan dat voor opluchting zorgen. Je kunt vanaf nu je gezondheid gericht laten controleren en je indien nodig tijdig laten behandelen. Je kunt, als je seropositief en zwanger bent, met medicijnen de kans aanzienlijk verkleinen dat je het virus tijdens de zwangerschap of in de periode erna overdraagt op je kind. Wil je hier meer informatie over, praat dan eens met de huisarts of verloskundige.
Nadelen van de HIV-test
Het horen van een positieve testuitslag roept vaak veel onzekerheden en vragen op. Hoe ziet mijn toekomst eruit? Moet ik het geheim houden? Hoe zullen mijn partner, familie, vrienden, collega’s of werkgever reageren als ik hen de testuitslag vertel?
De testuitslag kan het afsluiten van (levens)verzekeringen, onder andere voor een hypotheek, in de weg staan. In de gezondheidsverklaring bij deze verzekeringen wordt gevraagd of je aids hebt of seropositief bent. Wanneer je dat bevestigend beantwoordt zul je meestal van verzekering worden uitgesloten of een verhoogde premie moeten betalen. Dit geldt ook voor een particuliere ziektekostenverzekering.
Sommige landen laten mensen met HIV en aids niet toe.
Anoniem testen?
De uitslag van een HIV-test is geheim. Maar als je niet wilt dat je huisarts, het ziekenfonds of de ziektekostenverzekering weet dat je je hebt laten testen, kun je kiezen voor een anonieme test. In dat geval komt er op het buisje met bloed dat naar het laboratorium wordt gestuurd, alleen een code of valse naam te staan. Behalve jijzelf en degene die het bloed afneemt, weet dus niemand anders van wie het bloed is.
Wat kost een HIV-test?
De kosten van een test lopen per instelling nogal uiteen. Je kunt vooraf informeren naar de prijs. Als de test via de (huis)arts wordt uitgevoerd, worden de kosten door de ziektekostenverzekering of het ziekenfonds betaald. Je bent dan uiteraard niet anoniem getest.
Onverzekerd of illegaal?
Ook zonder ziektekostenverzekering of geldige verblijfsvergunning kun je je in Nederland altijd op HIV laten testen. De uitslag van de test heeft geen invloed op je asielaanvraag of verblijfsvergunning. Mocht je seropositief blijken te zijn en heb je medische zorg nodig, dan heb je daar recht op, ook zonder verzekering. Maar in de praktijk blijkt het soms moeilijk om die medische behandeling te krijgen.
1.5 Behandeling en vaccinatie.
Ondanks het feit dat het aids-virus het best bekende virus is van allemaal, heeft deze kennis nog niet geleid tot de ontwikkeling van een vaccin. Een aantal redenen verklaart het falen van een vaccinontwikkeling. HIV heeft de vervelende eigenschap om steeds te veranderen. Bijna dagelijks wijzigt HIV kleine deeltjes van zijn uiterlijk. Het virus vermomt zich voortdurend in een ander omhulsel, zodat het lichaam het minder goed kan herkennen. Dat vormt een ernstige handicap om een vaccin te ontwikkelen. Want een vaccin ontwikkelt uit één type virus, zou alleen bescherming bieden tegen dat type virus. Een aids-virus met een iets andere aankleding zal niet tegen gehouden worden. Daarnaast twijfelt een aantal wetenschappers aan de doeltreffendheid van een gewoon vaccin. Zij wijzen erop dat een inenting met een ‘aids-vaccin’ wel de vorming van antistoffen tegen het aids-virus kan oproepen, zonder dat deze bescherming bieden tegen het binnendringen en het vermenigvuldigen van HIV. Zo bezitten seropositieve personen talrijke antistoffen tegen HIV, zonder dat die de verdere vermenigvuldiging van HIV in hun lichaam tegenhouden. Daarom zal een toekomstig vaccin nog andere afweerfuncties dan de antistoffenvorming moeten aanporren om HIV de pas af te snijden. Waarschijnlijk is een ‘levend, verzwakt aids-virus’ noodzakelijk om het afweerstelsel van het lichaam efficiënt tegen een HIV-besmetting te laten optreden. Maar vaccinatie met een ‘levend, verzwakt aids-virus’ is niet zonder risico. HIV is verwant met kankerverwekkende virussen. Het is niet onmogelijk dat een doeltreffend aids-vaccin HIV buiten houdt, maar na verloop van jaren een dodelijke kanker laat ontstaan. En bovendien bieden de huidige preventieve maatregelen van veilig vrijen en veilig bloedgebruik een zeer doeltreffende bescherming tegen HIV. Zelfs een zeer efficiënt vaccin zal niet in staat zijn een beter te beschermen dan de huidige bekende preventiemaatregelen.
De ziekte genezen kan nog niet, vertragen wel. Er is hoop dat in de nabije toekomst de vertraging van het ziekteverloop zover gevorderd zal zijn, dat HIV permanent onderdrukt wordt. Dat maakt het wel noodzakelijk om levenslang medicijnen te slikken die het virus in bedwang houden. Een perspectief van genezing, zoals antibiotica bacteriële infecties uitschakelen, is voorlopig niet in het verschiet. De huidige aanpak van een HIV-ziekte verloopt volgens een welbeproefde strategie. Wanneer het virus bij een seropositieve persoon langzaam actief wordt, zijn er verschillende antivirale geneesmiddelen die de virusvermenigvuldiging remmen. Maar wanneer slechts één middel wordt toegediend zal HIV snel een manier vinden om deze hindernis in zijn vermenigvuldiging te omzeilen. Het virus wordt resistent tegenover dat medicijn. Recente onderzoekingen laten zien dat een combinatie van verschillende antivirale medicijnen de vorming van resistentie tegengaat of vertraagt. Dat opent hoopvolle perspectieven om HIV lange tijd in zijn passieve fase te houden. De seropositieve blijft dan wel door HIV geïnfecteerd, maar het virus heeft minder greep op het lichaam. Verzwakt het immuunsysteem en staat aids voor de deur, dan wordt de antivirale behandeling aangevuld met het preventief toedienen van antibiotica. Op die manier worden de aankomende opportunistische infecties uitgesteld. Spijtig genoeg is het (nog) niet mogelijk om met de moderne behandelingsstrategie de aidsfase definitief voor zich uit te schuiven. Toch hebben HIV patiënten door de huidige aanpak een winst van drie tot vijf jaar, vergeleken met de aanpak van seropositieven in het begin van de epidemie. Het is niet onrealistisch om tegen het jaar 2010 te hopen op een therapie die het virus lange tijd (levenslang?) onderdrukt.
1.6 Verspreiding
Van de 34 miljoen seropositieven ter wereld wonen er bijna 25 miljoen in Afrika. In zeven Afrikaanse landen (Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika, Swaziland, Zambia en Zimbabwe) is één op de vijf inwoners besmet met HIV. Aids is doodsoorzaak nummer één in Afrika, en nummer vier ter wereld. Doordat veel kinderen en tieners overlijden, zal over drie jaar het inwonertal van Botswana, Zuid-Afrika en Zimbabwe gaan slinken. In Botswana is de gemiddelde levensverwachting gedaald tot 39 jaar. Er stierven tot nu toe een zestien miljoen mensen ten gevolge aan aids.
Tegen het jaar 2010 zijn er veel meer landen waar die levensverwachting dramatisch is gedaald zoals Zimbabwe en Swaziland. Rond het jaar 2010 zullen naar verwachting bijna 28 miljoen Afrikaanse kinderen tenminste één van hun ouders zijn kwijtgeraakt aan aids. Tal van landen in Afrika zullen dan worden geconfronteerd met een verwoeste generatie jongeren.
Momenteel zijn er in de wereld bijna 16 miljoen kinderen onder de 15 die zeker één ouder aan aids hebben verloren. Ongeveer 90% van hen woont in Afrika ten zuiden van de Sahara. Het merendeel van de kinderen die seropositief worden geboren is bij dit cijfer niet inbegrepen, aangezien de meesten van hen waarschijnlijk voor hun vijfde levensjaar zullen overlijden.
Volgens het Amerikaanse bureau voor volkstelling gaat in het Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Azië dezelfde kant op als er niet snel een zeer efficiënt geneesmiddel of vaccin tegen besmetting komt.
1.6 Verspreiding
Van de 34 miljoen seropositieven ter wereld wonen er bijna 25 miljoen in Afrika. In zeven Afrikaanse landen (Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika, Swaziland, Zambia en Zimbabwe) is één op de vijf inwoners besmet met HIV. Aids is doodsoorzaak nummer één in Afrika, en nummer vier ter wereld. Doordat veel kinderen en tieners overlijden, zal over drie jaar het inwonertal van Botswana, Zuid-Afrika en Zimbabwe gaan slinken. In Botswana is de gemiddelde levensverwachting gedaald tot 39 jaar. Er stierven tot nu toe een zestien miljoen mensen ten gevolge aan aids.
Tegen het jaar 2010 zijn er veel meer landen waar die levensverwachting dramatisch is gedaald zoals Zimbabwe en Swaziland. Rond het jaar 2010 zullen naar verwachting bijna 28 miljoen Afrikaanse kinderen tenminste één van hun ouders zijn kwijtgeraakt aan aids. Tal van landen in Afrika zullen dan worden geconfronteerd met een verwoeste generatie jongeren.
Momenteel zijn er in de wereld bijna 16 miljoen kinderen onder de 15 die zeker één ouder aan aids hebben verloren. Ongeveer 90% van hen woont in Afrika ten zuiden van de Sahara. Het merendeel van de kinderen die seropositief worden geboren is bij dit cijfer niet inbegrepen, aangezien de meesten van hen waarschijnlijk voor hun vijfde levensjaar zullen overlijden.
Volgens het Amerikaanse bureau voor volkstelling gaat in het Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Azië dezelfde kant op als er niet snel een zeer efficiënt geneesmiddel of vaccin tegen besmetting komt.
HOOFDSTUK 2
Aids-problematiek in België
Er bestaan in België acht aids-referentielaboratoria, erkend door het Ministerie van Volksgezondheid. Eén van hun taken is het uitvoeren van confirmatietesten op sera die positief werden bevonden bij een screeningstest. Omdat enkel deze acht laboratoria gefinancierd worden voor de confirmatietesten, geeft de aangifte van de nieuwe HIV-seropositieven een quasi totaalbeeld van het totaal aantal gediagnosticeerde seropositieven in België. De aangifte is anoniem en vaak worden er meerdere confirmatietesten uitgevoerd op het bloed van eenzelfde persoon. Daarom bestaat er een risico dat een aantal seropositieven meerdere malen aangegeven worden. Om deze reden worden enkel deze personen in de analyse opgenomen van wie genoeg gegevens voorhanden zijn om een dubbeltelling uit te sluiten. Naast het uitvoeren van de confirmatietesten, trachten de aids-referentielaboratoria een aantal epidemiologische gegevens van de seropositieven te verzamelen. Dit gebeurt met behulp van een gestandaardiseerd formulier dat wordt gestuurd aan elke arts die een nieuw ontdekte seropositieve persoon in zijn praktijk heeft.
Onafhankelijk van deze registratie worden de aids-patiënten aangegeven door hun behandelende arts. Deze aangiften, die anoniem zijn zoals die van de HIV-registratie, worden op gestandaardiseerde formulieren, gericht aan een Commissie samengesteld uit clinici, virologen en epidemiologen. Deze Commissie staat borg voor de vertrouwelijkheid van de gegevens. Zij komt eens per semester samen om alle nieuwe aangegeven aids-gevallen te verifiëren op conformiteit met de aids-definitie. De huidige aids-definitie in België is deze die werd voorgesteld door het CDC, Center for Desease Control and Prevention, in 1987.
Al deze gegevens, zowel voor seropositieven als voor aids-patiënten, worden gevalideerd en geanalyseerd door de Dienst Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid te Brussel. Omdat dezelfde registratiecode wordt gebruikt voor seropositieve personen en voor aids-patiënten is het mogelijk om de twee bestanden te verbinden en zo te komen tot één bestand dat alle personen bevat die geïnfecteerd werden met HIV, of ze nu het aids-stadium bereikt hebben of niet.
België telt steeds meer personen die geïnfecteerd zijn door het HIV-virus. Bovendien vermindert de waakzaamheid tegenover aids in ons land.
Van 1988 tot 1991 werden er in België gemiddeld 65 nieuwe HIV-infecties per maand gerapporteerd. Tussen 1992 en 1993 steeg dit maandgemiddelde tot een hoogte van 80 nieuwe infecties per maand. Daarna ziet men een geleidelijke daling tot in 1997 met 58 nieuwe infecties per maand. Vanaf 1997 ziet men een licht opgaande trend in de incidentie van HIV-infectie. Een trend die nog verder bevestigd moet worden. In 1999 Heeft men gemiddeld 66 nieuwe gevallen per maand gediagnosticeerd, dit is 15% meer dan in 1997. In de loop van 1999 heeft met gemiddeld 2,2 nieuwe HIV-infecties gediagnosticeerd per dag (zie figuur 1 in bijlage).
Tussen het begin van de epidemie in België en 31 december 1999 werden in totaal
12 959 personen aangegeven als zijnde geïnfecteerd door het HIV. Voor 1 068 onder hen zijn er onvoldoende gegevens om een eventuele dubbeltelling uit te sluiten. In feite zijn er dus in België tussen 11 891 en 12 959 geïnfecteerde personen aangegeven. Op het einde van december 1999 werden er 2 670 personen gediagnosticeerd als aids-patiënten (zie figuur 2 in bijlage).
De leeftijd en het geslacht zijn gekend voor 11 405 patiënten (95,9%). De sterkst vertegenwoordigde leeftijdsklasse, is deze van 30-34 jaar bij de mannen en deze van 25-29 jaar bij de vrouwen (zie figuur 3 in bijlage). Opvallend is ook dat het bij bijna de helft (42%) van de recent vastgestelde infecties om vrouwen gaat. Er zijn nog steeds meer vrouwelijke geïnfecteerden dan mannelijke maar het verschil tussen beide geslachten slinkt.
Sinds 1996 is er een belangrijke daling in het totaal aantal gerapporteerde aids-gevallen. Laattijdige notificaties kunnen deze daling niet voldoende verklaren. Deze is immers voor een groot deel te wijten aan het in gebruik nemen van nieuwe therapeutische schema’s voor HIV-geïnfecteerden waardoor de evolutie naar aids wordt uitgesteld.
Het aantal mensen dat aan aids is overleden in België is de jongste jaren wel gedaald: in 1998 waren er zevenenveertig sterfgevallen, in 1999 dertig. Tussen 1992 en 1997 waren er jaarlijks honderdzeventig sterfgevallen.
Statistische gegevens van het jaar 2000 waren nog niet beschikbaar op de Vlaamse informatiesite in verband met aids.
BIBLIOGRAFIE
Aids in België, http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/aidsnl/rap_tri.htm
Aidsfonds, http://www.aidsfonds.nl
AVONTS, D., Aids. Duidelijke antwoorden op uw vragen, Antwerpen, 1995
Het aidsteam, http://www.aidsteam.be
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
Erg goed wat je heb geschreven dank je wel ik heb er heel veel van geleerd
19 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
TERING SLECHT STOM KUTKIND
6 jaar geleden
Antwoorden