Bevolking:
In de eerste jaren van haar bestaan groeide de stad slechts langzaam. Het duurde tot na de Revolutie eer de bevolking aanzienlijk toenam. In 1790 woonden er 33.100 mensen, waarmee New York toen al de grootste stad van het land was. De industrialisatie bracht pas snelle bevolkingstoeneming. De groei nam versneld toe na de opening van het Eriekanaal in 1825; de transportkosten van het Eriemeer tot New York werden hierdoor aanzienlijk verminderd en de stad werd het belangrijkste transportcentrum aan de kust, waar grondstoffen uit het westen van de Verenigde Staten werden uitgewisseld tegen eindproducten uit West-Europa en van de oostkust van de Verenigde Staten. New Yorks export overtrof echter de import. Als gevolg hiervan waren de scheepvaartmaatschappijen bereid op de terugtocht van Europa tegen goedkope tarieven passagiers mee te nemen. Aldus werd de stad tevens de grootste immigrantenhaven van de Verenigde Staten. De immigranten vormden met migranten van het Amerikaanse platteland een relatief goedkoop arbeidsreservoir. Hierdoor ontstond er een acceleratie in de industriële en commerciële uitbreiding van de stad, wat weer nieuwe immigranten aantrok. Het inwonertal was in 1880 de 1 miljoen reeds gepasseerd. In 1900, 1910 en 1920 bedroeg het inwonertal resp. 3,4 miljoen, 4,8 miljoen en 5,6 miljoen. Zelfs door het beëindigen van de vrije immigratie stopte de groei niet, alleen het groeitempo werd langzamer. In de jaren zeventig nam de bevolking van New York City voor het eerst in haar geschiedenis af.
Spreiding en dichtheid
Het grootste deel van de bevolking woont in de districten die, met uitzondering van Staten Island, een bevolkingsdichtheid van meer dan 4000 inw. per km2 hebben. De counties in de Inner Ring hebben een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 800 tot 4000 inw. per km2, die in de Outer Ring van 200 tot 800 inw. per km2.
Samenstelling
De samenstelling van de bevolking is zeer heterogeen. Vrijwel alle raciale, etnische en religieuze groepen zijn vertegenwoordigd; deze groepen zijn van oudsher geconcentreerd in aparte delen van de stad, waarvan Harlem (zwarte bevolking), Chinatown (Chinezen), Little Italy (Italianen) ,Spanish Harlem (Puertoricanen),Arab Town (Arabisch) Little Athens (Grieks) Little India, Little Columbia (colombiaans) en Koreatown (koreanen) wel de bekendste zijn. Ondanks de anti-segregatiewetten kunnen de niet-blanken zich nog moeilijk vestigen in de voorsteden, hoewel hier met het ontstaan van de zogenaamde. ‘nieuwe zwarte middenklasse’ verandering in lijkt te komen.
De sterke groei van de zwarte bevolking, na 1940 gekoppeld aan de Puertoricaanse immigrantenstroom in de sloppen van Oost-Harlem (Spanish Harlem) en The Bronx, leidde tot vestiging van negers in delen van Brooklyn (Bedford-Stuyvesant), The Bronx en Queens (Jamaica) en tot een uitbreiding van Harlem. Hoge belastingen (de hoogste in de Verenigde Staten) deden in de jaren zeventig en tachtig ruim een miljoen blanken de stad verlaten, terwijl in dezelfde periode vooral de bevolkingsgroep van de Puertoricanen en negers toenam. De migratiepatronen hebben o.a. een sterke vergrijzing van de bevolking tot gevolg.
Getto’s:
Veel “Amerikanen” leven in Getto’s. Vaak zijn dit mensen die van oorsprong uit een ander land afkomstig zijn,en die zich vestigen in buurten waar hun familie en vrienden wonen.
Er zijn veel nadelen aan Getto’s. Vaak is het misdaadcijfer hier erg hoog. Mensen die niet in die wijken wonen komen er niet graag. Ook vormen zich in die getto’s veel bendes. Ze bedreigen en beschieten zelfs de bendes uit andere getto’s. Een mini oorlog tussen verschillende groepen mensen in 1 land.
Een ander nadeel is dat de mensen die er wonen hun eigen geboortetaal blijven spreken,zo leren ze dus slecht of helemaal geen Engels.
Wel zijn de voordelen dat de mensen hun eigen cultuur en leefgewoontes behouden in “hun” wijken.
Veel mensen voelen zich veilig en op hun gemak bij hun eigen “soort”.
Ontstaan van getto’s :
Sinds de Middeleeuwen zijn in talrijke landen (Duitsland, Spanje, Portugal, Frankrijk en Polen) afgezonderde stadsdelen waarin de joodse bevolking zich noodgedwongen vestigde, daar de kerk in meerdere concilies de scheiding van de Joden en Christenen bevorderde. Het begrip "getto" werd voor het eerst in 1531 in Venetië gebruikt. De joden- emancipatie van de 18e en 19e eeuw hief de scheiding op. In de Tweede Wereldoorlog werden de getto's door de nationaal-socialisten, speciaal in Polen (Warschause getto), weer ingericht.
Little Italy:
Er zijn ongeveer een half miljoen New Yorkers met een Italiaanse achtergrond. Zij kwamen aan het eind van de 19e eeuw massaal Amrika binnen. In New York zochten ze hun toevlucht in buurten waar familie en vrienden woonden. Die gaven onderdak en hielpen met taalproblemen en vonden ook vaak een baantje voor de nieuwkomers. De woonomstandigheden waren slecht. Zo’n 40.000 Italianen leefden opeengepakt in dicht op elkaar gebouwde woonblokken rond de Mulberry Street. Nog steeds is die straat het centrum van Little Italy,al zijn veel bewoners vertrokken naar de omliggende suburbs. Nog maar 10% van de bevolking is Italiaan. Het zijn de vele Italiaanse restaurants,de souvenirswinkeltjes,en de pasta-,olijven-,of salamishops die het straatbeeld bepalen.
ChinaTown:
Chinatown ligt iets ten zuiden van Little Italy en is springlevend. Met 150.000 inwoners is dit de grootste chinese gemeenschap buiten China. Veel bewoners spreken geen Engels. Daarom is ook het straatbeeld volledig Chinees,aanplakborden zijn in het chinees,de 350 Chinese eethuisjes,de talloze loempiaverkopers,de 600 kledingbedrijfjes,en de 12 verschillende krantenstalletjes.
Ook op Cultureel gebied is alles Chinees,zoals Chinese theaters,galerieen, en uitgevers van boeken en tijdschriften.
Heel uitbundig worden het Chinese nieuwjaar en bruiloften gevierd in ChinaTown.
Arab Town:
Vroeger woonden hier erg veel Arabische mensen maar tegenwoordig hebben veel arabieren de de veilig beslotenheid van een Etnische woonwijk ingeruild voor Suburbs. De jongeren komen er alleen nog om feesten te vieren.
Little Athens:
In deze wijk wonen ongeveer 80.000 grieken. Op straat zie je Mediterrane gezichten en hoor je Griekse accenten. Net als in Griekenland lopen hele families hier op straat tot na middernacht. Ook vind je in de wijk 11 grieks orthodoxe kerken en exotische groentezaken.
Spanisch Harlem:
Het oorspronkelijke Harlem wordt ongeveer begrensd door Central Park en 110th Street (zuidgrens), East Road (oostgrens), Harlem Road en 168th Street (noordoost- en noordgrens) en Amsterdam Avenue en Morningside Park (westgrens).
Harlem werd in 1658 als Nieuw Haarlem door de Hollander Petrus Stuyvesant gesticht; de voorstad behield tot ver in de 19de eeuw haar vrijwel landelijke karakter, tot de aanleg van spoorlijnen en wegen de verbindingen met de rest van New York aanzienlijk verbeterden. Talloze appartementenblokken voor welgestelden verrezen, die rond de eeuwwisseling vanwege grote leegstand en het kelderen van de huurprijzen m.n. aan de arme bevolkingsgroepen werden verhuurd. Omstreeks 1910 had Harlem zich in de eerste plaats ontwikkeld tot een woonstad van de zwarte bevolking; armoede en werkeloosheid, meestal ten gevolge van rasdiscriminatie, zorgden voor grote sociale en economische problemen, toename van de criminaliteit en ernstige verpaupering van de wijk. Omstreeks 1930 werden de eerste saneringsplannen geopenbaard, die echter tot heden vrijwel geen enkel succes hebben gehad. Na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich tevens veel Spaanstalige immigranten (Portoricanen, Mexicanen) in de wijk.
Sociaal-economische gegevens
Vooral door het wegtrekken van de middenklasse en het toenemen van de gekleurde bevolking is het aandeel Newyorkers met een inkomen beneden het nationaal gemiddelde gestegen. Ongeveer 1 miljoen Newyorkers leeft van de bijstand. Een ten minste even groot aantal is werkloos. In de krottenwijken bedraagt het werklozenpercentage vaak ca. 50% of meer.
Bestuur
Het bestuurssysteem binnen de New Yorkse agglomeratie is zeer gecompliceerd en in geen enkel aspect geheel doelmatig. Men kan ten minste drie vormen van bestuur onderscheiden: A: besturen van gemeente, district en staat;B. vaak door enige gemeenten te zamen gevormde organen, bijv. schooldistricten of waterschappen;C. speciale gezagsorganen voor de gehele agglomeratie, die jurisdictie hebben over de gehele agglomeratie of het grootste deel ervan, zoals bijv. de Port of New York Authority. Een groot probleem is dat er nauwelijks enige coördinatie tussen de verschillende hoge en lagere bestuursorganen bestaat. De taak van de besturen van gemeente, district en staat verschilt van staat tot staat; zo is in New York het district belangrijker dan in bijv. New Jersey.
New York City wordt bestuurd door een burgemeester een city planning commission en een gekozen raad. Naast deze indeling zijn er nog departementen, commissies en raden, zoals het departement van Financiën, Publieke Werken, Huisvesting, Stadsontwikkeling, Onderwijs, Gezondheidszorg, Politie, Sociale voorzieningen, enz. Onafhankelijk van het stadsbestuur is er het bestuur op staatsniveau: er zijn vijf county-besturen binnen de stad New York, namelijk New York, Bronx, Kings, Queens en Richmond.
Stadsfuncties :
Als grootste stad van de Verenigde Staten en als financieel wereldcentrum heeft New York een zeer veelzijdig economisch leven. Van de beroepsbevolking vindt ca. 15% werk in de industrie en ca. 85% in handel, transport en overige dienstverlening. Binnen de stad New York heeft Manhattan in economisch opzicht het overwicht. Dit is ook het enige district waar de werkbevolking de woonbevolking overtreft (ca. 30% van de beroepsbevolking van de agglomeratie werkt hier). Economisch brandpunt van de stad is het zakencentrum Central Business District (CBD, oppervlakte 23 km2), dat zich uitstrekt van de Battery in het zuiden tot langs 61st Street, bijna de helft van de lengte van het eiland Manhattan. Het CBD breidt zich reeds sinds 1900 naar het noorden uit. In Midtown ontwikkelde zich een tweede zakendistrict, gelegen rond Rockefeller Center.
Haven
De haven van New York is altijd een van de belangrijkste bases voor de industriële en commerciële functies van de stad geweest. Ze kwam vooral door de gunstige natuurlijke omstandigheden (monding van de goed bevaarbare Hudson; Hudson-Mohawk Depression door de Appalachian Mountains) en de ligging ten opzichte van zowel het achterland als Europa tot ontwikkeling. De aanleg van het Erie of New York State Barge Canal (1825) bracht het gehele gebied tussen de Great Lakes en de Ohio en tussen de Mississippi en haar zijrivieren naar de Atlantische Oceaan onder het bereik van New York, wat de haven tot een van de belangrijkste handels- en passagiershavens van het land maakte. Sinds de Tweede Wereldoorlog en de opkomst van het luchtverkeer verkeert de haven in ernstige moeilijkheden en worden grote delen verlaten en verwaarloosd. New York behoort echter alsnog tot de belangrijkste twee (New Orleans) havens van de Verenigde Staten, wat te danken is aan het op containervervoer gerichte deel van de haven in New Jersey.
Industrie
De belangrijkste industrietak is de kleding- en mode-industrie, gevolgd door grafische, elektrotechnische, chemische en voedingsmiddelenindustrie. De kledingindustrie is geconcentreerd in Manhattan, in het gebied dat wordt begrensd door 40th en 34th Street en Sixth en Ninth Avenue (het confectiecentrum), waar vele kleine fabrieken en ateliers zijn. Sinds de jaren tachtig kent de kledingsector weer enige groei. De grafische industrie draagt zorg voor het verschijnen van het grootste deel van de Amerikaanse boeken; er verschijnen bovendien ca. 2000 kranten en andere periodieken. De elektrotechnische industrie is vooral gericht op de vervaardiging van communicatieapparatuur. Voorts omvat de industrie productie van machines, bouwmaterialen, ijzer- en metaalwaren en voertuigen.
In het algemeen zijn de relatief kleine fabrieken merendeels in de kern en de grotere fabrieken vooral in de Inner Ring counties gevestigd. De ontwikkeling van de industriegebieden buiten Manhattan dateert van vooral na de Tweede Wereldoorlog. Hier bevinden zich veel bedrijven die gebruik maken van ongeschoolde arbeiders (Long Island) of afhankelijk zijn van railvervoer (Nassau, N.J.). In de Outer Ring treft men, naast traditionele industriële centra, zoals bijv. Nyack en Poughkeepsie, ook zich snel industrialiserende plaatsen met gespecialiseerde industrieën aan, zoals Bridgeport (luchtvaartindustrie, industriële en elektrische apparaten) en Brookhaven (luchtvaartindustrie, laboratoria voor nucleaire industrie).
Handel
In tegenstelling tot de industrie heeft de dienstverlening zich sinds de jaren zeventig aanzienlijk ontwikkeld, waardoor met name Manhattan economisch sterk is gegroeid. Manhattan is thans op het gebied van commercie en dienstverlening, het belangrijkste centrum van New York. In de detailhandelsector is vooral de branche luxegoederen van belang, gevestigd aan Fifth Avenue. De warenhuizen met massaproducten zijn ten zuiden van 34th Street geverstigd. Het grootste financiële centrum ter wereld is Lower Manhattan, waar de New York Stock Exchange en de American Stock Exchange (Trinity Place) zijn gevestigd. Ten noorden van Wall Street ligt het Civic Center, waar de meeste bestuurs- en administratieve lichamen gehuisvest zijn. Vele internationale bedrijven hebben hun hoofdkantoren in New York, vooral in Midtown Manhattan. Kleinere centra van tertiaire activiteiten in de Metropolitan Region zijn de counties Newark, Westchester, Nassau en Hudson
Internationale organisaties
New York is vestigingsplaats van een aantal internationale organisaties. De bekendste hiervan is de Verenigde Naties (1949). De stad is voorts sinds 1850 zetel van een rooms-katholiek aartsbisschop.
Onderwijsinstellingen en bibliotheken
De stad New York telt verschillende instellingen met een universitaire status, waarvan Columbia University, de oudste is. Verder zijn er nog New York University ,Fordham University , University of the City of New York ,Cooper Union for the Advancement of Science and Art , Saint John's University en Rockefeller University. De stad is zetel van de State University of New York , met 64 colleges en onderwijscentra.
New York bezit een groot aantal bibliotheken. Er zijn drie grote openbare bibliotheeksystemen, de New York Public Library ,de Brooklyn Public Library en de Queens Borough Library.
Onderwijsinstellingen en bibliotheken
De stad New York telt verschillende instellingen met een universitaire status, waarvan Columbia University, de oudste is. Verder zijn er nog New York University ,Fordham University , University of the City of New York ,Cooper Union for the Advancement of Science and Art , Saint John's University en Rockefeller University. De stad is zetel van de State University of New York , met 64 colleges en onderwijscentra.
New York bezit een groot aantal bibliotheken. Er zijn drie grote openbare bibliotheeksystemen, de New York Public Library ,de Brooklyn Public Library en de Queens Borough Library.
Culturele instellingen
De culturele functie van New York heeft in de 20ste eeuw sterk aan betekenis en veelzijdigheid gewonnen, van centrum van typisch Amerikaans entertainment (bijv. musicals) ontwikkelde de stad zich tot een internationaal toonaangevend centrum van de moderne, vooral beeldende, kunst. Voor de eigentijdse beeldende kunst zijn de talrijke particuliere kunstgalerieën de belangrijkste instellingen. Het culturele leven speelt zich vrijwel geheel in Manhattan af.
Sport en recreatie
New York beschikt over een aantal grote parken. Het belangrijkste park van Manhattan is het Central Park dat in 1850 werd aangelegd door F.L. Olmsted. Het omvat een dierentuin en een kunstijsbaan. In het Bronx Park bevinden zich de New York Botanical Garden en Bronx Zoo. In alle parken van de buitenwijken zijn sportvoorzieningen voor baseball en football. Overal, behalve op Manhattan, zijn openbare stranden.De stad bezit een aantal grote stadions, zoals het Yankee Stadion (Bronx), Shea Stadion (Queens) en op Manhattan het Lewishon Stadion en Madison Square Garden met 25.000 zitplaatsen het grootste indoor-stadion van de stad.
Verkeer
Naast het bestuur vormen het vervoer en het verkeer een zeer essentieel probleem van de New Yorkse agglomeratie. Kolossale verkeersstromen, voornamelijk het gevolg van de afstand tussen woon- en werklokatie van de bevolking, moeten dagelijks worden verwerkt. De belangrijkste verkeersstromen zijn die binnen Manhattan en die gericht op Manhattan, dat behalve pendel en vrachtvervoer ook als winkel- en cultureel en recreatief centrum zeer veel verkeer te verwerken heeft. Minder intensieve verkeersstromen zijn die binnen de Inner en Outer Rings. Ondanks het enorme overwicht van het openbaar vervoer naar Manhattan gedurende werktijden liggen nagenoeg alle sinds 1945 tot stand gekomen verbeteringen in de toegang tot Manhattan in de sector van het particuliere vervoer. Het gevolg hiervan is dat de toegang tot Manhattan over de weg beter is dan die tot het centrum van vele kleine Amerikaanse steden, hoewel Manhattan ongetwijfeld de meest samengeperste zakenwijk van het land heeft. De oorzaak hiervan is dat het stratennet in Manhattan wordt onderhouden door het gemeentebestuur en dat het vrij toegankelijk is voor iedereen; de belangrijkste toegangswegen zijn echter gebouwd en worden onderhouden door publiekrechtelijke organen, die zich laten betalen voor de diensten die zij verlenen. Het verkeer veroorzaakt een groot deel van de luchtverontreiniging in de stad. Veruit het snelste en goedkoopste vervoermiddel is de metro. Het net omvat meer dan 1000 km. Tijdens de spitsuren rijden de treinen op de hoofdtrajecten om de minuut.
Stadsbeeld
De vijf boroughs verschillen sterk in karakter. Het grootste verschil bestaat tussen het overvolle Manhattan met zijn skyline van wolkenkrabbers en ernstige sociale tegenstellingen enerzijds, en het landelijke Staten Island met laagbouw en landgoederen en een deels verspreid wonende, gegoede en veelal blanke bevolking anderzijds. Van de drie overige boroughs heeft Brooklyn het minst uitgesproken karakter. The Bronx en Queens waren stadsuitbreidingen van na de Eerste Wereldoorlog, woonwijken voor mensen met hogere inkomens. De North Bronx heeft dit karakter deels gehandhaafd. De South Bronx is echter vervallen tot een woestenij van deels uitgebrande en geplunderde flats. Queens is pas na de Tweede Wereldoorlog volgebouwd. De wijk heeft deels een suburbaan karakter (laagbouw) en bestaat deels ook uit vervallen woonwijken.
Het vrijheidsbeeld:
Het Vrijheidsbeeld heet officieel Liberty enlightening the world
Het vrijheidsbeeld is het grootste kenmerk van New York.
Het vrijheidsbeeld is een kolossaal beeld van een vrouw met een kroon op haar hoofd,die in het rechterhand een toorts omhoog houdt en in haar linkerhand een plaat waarop de datum 4 juli 1776 (de datum waarop de Declaration of Independence werd aangenomen) staat; het (inclsief de sokkel) 93 meter hoge beeld staat op Liberty Island in de haven van New York. Het beeld,in 1924 tot nationaal monument verklaard,was een geschenk van het Franse volk aan de Verenigde Staten ter gelegenheid van het 100jarig bestaan.
Het beeld was oorspronkelijk bestemd om te worden geplaatst aan de Noordelijke ingang van het Suezkanaal. De ontwerper was de Franse beeldhouwe F.-A. Bartholdi. Op 28 oktober 1886 werd het in New York onthuld. Het is gemaakt van koperplaat op een frame van staal.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
M.
M.
Haai Leonie
Ik vond je werkstuk heel stom
21 jaar geleden
AntwoordenO.
O.
ey mannnnnnnnnnnnn
vette werkstuk man
ik de groeten, ik ga weer
kusjes-xxx-
byeeeeeeee
21 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
DIt is lettelijk uit encarta gekopieert
21 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
schrale kip dat je bent
je kan niet eens een werkstuk maken
21 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
je werkstuk was heel goed
heb er een goed cijfer voor gekregen dus bedankt
kus
20 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
bedankt voor de info !!!
greetz jonathan
20 jaar geleden
AntwoordenG.
G.
goede leuke site
6 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
tnx veel info
6 jaar geleden
Antwoorden