In Catilinam (paragraaf 8-9- 10)
Paragraaf 8
Niets doe je, niets beraam je, niets bedenk je dat ik niet alleen verneem, maar zelfs zie en volledig aanvoel.
Overloop eens met mij die vorige nacht, dan zal je verstaan dat ik veel nauwkeuriger waak over het welzijn dan jij over de ondergang van de republiek.
Ik zeg dat jij de voorgaande nacht gegaan bent naar de zeizenmakersstraat- ik zal niet duister blijven- in het huis van Marcus Laeca; en dat vele bondgenoten, van dezelfde krankzinnigheid en misdadigheid, daar zijn samengekomen.
Durf je het te ontkennen? Waarom zwijg je?
Ik bewijs het, als je ontkent. Ik zie immers dat hier in de senaat er enkelen zijn die er samen met jou waren.
Paragraaf 9
Oh onsterfelijke goden! Bij welk volk zijn wij? In wat voor een stad leven wij?
Wat voor een staat hebben wij?
Hier, hier in ons aantal, heren senatoren, in deze zeer heilige meest verheven vergadering van de wereld, zijn er die nadenken over de ondergang van ons allen, van deze stad en zelfs van de hele wereld.
Als consul zie ik hen en ik vraag hen hun mening over de staat en hen, die met het zwaard afgemaakt moesten worden, kwets ik niet eens met mijn stem.
Jij was dus bij Laeca die nacht, Catilina, je hebt de delen van Italië verdeeld, jij hebt beslist waarheen het je beviel dat iedereen vertrok.
Jij koos uit, wie je achterliet, wie je met je meenam. Jij duidde de delen van de stad aan voor brandstichting. Je hebt bevestigd dat je zelf weldra zou weggaan, je zei zelfs dat er nu een klein uitstel was, omdat ik nog leef.
Er zijn twee Romeinse ridders gevonden, die je van deze zorg zouden bevrijden en die beloofden diezelfde nacht, een beetje voor dageraad, me in mijn bed te vermoorden.
Paragraaf 10
Ik ben dit alles te weten gekomen toen jullie vergadering zelfs pas ontbonden was.; Mijn huis heb ik versterkt en beveiligd met meerdere beschermingen, ik heb hen buitengesloten, hen die jij naar mij had gestuurd om mij te groeten vroeg in de morgen, omdat precies diegenen kwamen waarvan ik al aan vele vooraanstaande mannen had voorspeld dat ze naar mij zouden komen op dat moment.
Omdat de zaken zo staan, Catilina, ga door met wat je begonnen bent, ga eens uit de stad weg; de poorten staan open, vertrek.
Al te lang verlangen die kampen van Manlius naar jou als bevelhebber.
Leidt ook al de jouwen met je mee, als het er minder zijn, zo veel mogelijk; zuiver de stad. Je zult me van een grote angst bevrijden, zolang er maar tussen mij en jou een muur staat.
Je kunt niet langer bij ons vertoeven; ik kan het niet verdragen,
ik zal het niet dulden, ik zal het niet toelaten.
REACTIES
1 seconde geleden