Hoofdvraag: Wat wordt er verstaan onder gedrag?
Onder gedrag verstaan we de reacties en acties van een organisme tegen die tegen de omgeving gebruikt. Het wordt veroorzaakt door inwendige prikkels en door uitwendige prikkels. Inwendig wordt bepaald welk gedrag getoond wordt. Uitwendig wordt er gebruik gemaakt van kijken, horen, ruiken en voelen. Van deze prikkels worden de belangrijkste uitgezocht en die zijn bepalend voor welk gedrag er wordt uitgevoerd. Het gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Leerprocessen passen het gedrag in positieve zin waardoor het de kans op overleven zal doen toenemen.
Deelvraag 1: Wat is het verschil tussen een ethogram en een protocol?
Protocol: Een protocol is een gedragsovereenkomst. Hierin staan (meestal) uit te voeren stappen. Er zijn verschillende soorten maar in deze web kwestie ga ik alleen verder in op het gedragsprotocol. Het gedragsprotocol is een biologisch protocol. Aan de hand van een ethogram word een overzicht gemaakt van gedragshandelingen die hetzelfde soort dier maakt in een bepaalde tijd. In het ethogram vul je dan in wanneer hij die gedragshandelingen heeft gedaan. In het protocol staat wat het betekend.
Ethogram: Een ethogram is een ijst van alle gedragingen die een dier kan maken. Hierin staan hoe ze zich bewegen. Welke beweging van een ander soort dier betekend, geld niet voor ieder soort dier. Bijvoorbeeld: Een dier maakt een geluid (Niet alle dieren maken hetzelfde geluid, en ik spreek in het algemeen) tegen hetzelfde soort. Je kunt dan misschien denken dat het dier agressief is en de ander wil aanvallen. De reden waarom je dat denkt is omdat dit gedrag wel agressiviteit betekend voor een andere soort. Maar dat blijkt niet zo te zijn, want het dier in het voorbeeld voelt zich aangetrokken door het andere dier, en wil dat uitten.
Verschil: In een ethogram staat alleen wat voor beweging het dier maakt en in een protocol staat beschreven wat het betekend.
Deelvraag 2: Maak een ethogram en een protocol van een dier uit jouw omgeving. Doe het protocol gedurende 5 minuten en noteer om de 10 seconden welke handelingen het dier vertoont.
Ethogram
Element
Afkorting
Beschrijving
Lopen
Loop
In rustige pas voortbewegen met vier poten.
Rennen
Ren
In snelle pas voortbewegen met vier poten.
Eten
Eet
Malende bewegingen van bek met voedsel erin.
Blaffen
Blaf
Maakt geluid door te blaffen.
Bijten
Bijt
Bijt naar of in iets.
Graven
Graaf
Schept met poten in iets.
Liggen
Lig
Gaat in rust liggen.
Spelen
Speel
Speelt met iemand of iets.
Grommen
Grom
Laat grommend geluid horen.
Drinken
Drink
Drinkt doormiddel van tong.
Likt
Likt
Likt zichzelf schoon.
Likken
Lik
Likt iets of iemand anders.
Rond kijken
Kijkt
Kijkt om zich heen
Bekijkt
Bekijkt
Kijkt specifiek naar iemand of iets.
Protocol
Actie
Tijdstip
Kijkt
Start
Ligt
20e tot 50e seconde
Loopt
50e tot 70e seconde
Drinken
70e seconde
Likt
Loopt
90e seconde
Eet
100e seconde
Bekijkt
110e tot 140e seconde
Speelt
150e tot 250e seconde
Loopt
250e tot 300e seconde
Deelvraag 3: Leg uit wat een gedragsketen is aan de hand van het voortplantingsgedrag van de stekelbaars.
Bij een stekelbaars in zijn baltsgedrag interactief. De reactie van het ene dier is weer een prikkel voor het andere, en die reactie is weer een prikkel voor het eerst dier. Er is dus een gedragsketen.
Deelvraag 4: Twee factoren voor gedrag zijn uitwendige en inwendige prikkels. Leg uit wat deze zijn en geef van elk een voorbeeld.
Uitwendige prikkels: ontstaan door een prikkel van buiten af. Dit kan een bijvoorbeeld een deurbel zijn. Je moet de deur dan openen en je spieren moeten de informatie hebben. Door zintuigen worden de prikkels omgezet in impulsen. Die worden langs de zenuwen naar de hersenen gebracht. De hersenen sturen het door naar je spier en die beweegt hierdoor.
Inwendige prikkels: Als je bijvoorbeeld je hand in het vuur steek ontstaan er inwendige pijnprikkels. Je hand word uit een reflex teruggetrokken. Je moet een uitwendige actie uitvoeren om je prikkel te verwerken. Honger en de drang om voor te planten ontstaan inwendig zonder een uitwendige prikkel. Pijnprikkels worden altijd als eerste merkbaar, je voelt altijd pijn.
Verschil: Uitwendige prikkels ontstaan door iets uitwendigs. Inwendige ontstaan ook door uitwendige acties.
Deelvraag 5: Leg kort uit wat het verschil is tussen een sleutelprikkel en een supra normale prikkel.
Sleutelprikkel: is een prikkel die telkens dezelfde reactie geeft. Een versterkte sleutelprikkel wordt een supra normale sleutelprikkel genoemd. Twee soorten zijn bijvoorbeeld uitwendige en inwendige prikkels.
Supranormale Prikkel: is een versterkte sleutelprikkel.
Verschil: Een Supranormale prikkel geeft is een sleutelprikkel die versterkt is. De een is dus een sterker dan de andere.
Deelvraag 6: Leg het verschil uit tussen aangeleerd en aangeboren gedrag. Geef van elk twee voorbeelden.
Aangeleerd gedrag: Gedrag dat is aangeleerd. Er zijn een paar leerprocessen van gedrag: Imitatie: Aanleren van gedrag door anderen na te doen. Inzicht: Het oplossen van een probleem in een onbekende nieuwe situatie door verschillende ervaringen van vroeger te combineren. Conditionering: Aanleren door beloond of gestraft te worden. Trial and Error hoort hier ook bij. Gewenning: Dan leer je geen tegenstand meer te bieden tegen een bepaalde prikkel, doordat je er de hele tijd aan bent blootgesteld. Inprenting: is iets wat je alleen kan aanleren in de gevoelige periode. (Als je bijvoorbeeld een baby bent, dan leer je je ouders herkennen.)
Aangeboren gedrag: Gedrag dat je al vanaf je geboorte hebt. Als dit bijvoorbeeld al wordt gezien bij de geboorte.
Het verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden