Het zonnestelsel
Inleiding
Mijn spreekbeurt gaat over het zonnestelsel.
Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik het erg leuk vind om soms in de avond sterren te gaan kijken en ik planeten en asteroïden erg interessant vind en daar eigenlijk nog niet veel van afwist.
Om het onderwerp wat ik gekozen heb wat duidelijker te maken begin ik met iets te vertellen over het heelal want ons zonnestelsel is namelijk maar een klein stukje van het heelal.
HET HEELAL
Het heelal ontstond ongeveer 14 miljard jaar geleden door een enorme knal die we de Oerknal noemen. Vóór die knal was er niets, geen ruimte, geen sterren, geen planeten.
Ongeveer 300.000 jaar na de Oerknal ontstonden er gaswolken, die steeds dikker werden. De wolken werden ballen en werden toen sterren. Groepen van deze sterren vormden de eerste sterrenstelsels.
In de paar miljard jaar daarna werd de rest sterrenstelsels gevormd. De stelsels zien er steeds anders uit, ze botsen op elkaar en veranderen van vorm, nieuwe sterren ontstaan en verdwijnen weer.
Het heelal wordt ook steeds groter. Wetenschappers kennen maar 5% van het heelal. Van 95% weten we dus nog niets af.
De wetenschappers bekijken het heelal met een telescoop. Ze kunnen nu nog ongeveer tot de rand van ons heelal kijken.
De planeten gaan steeds verder weg van ons en worden steeds minder zichtbaar. Als je dus met een telescoop naar de rand van het heelal kijkt kijk je eigenlijk 14 miljard jaar terug in de tijd, eigenlijk is een telescoop dus een soort van tijdmachine.
HET MELKWEGSTELSEL
Er zijn nog ontelbaar andere sterrenstelsels in het heelal. De zon vormt met minstens 500.000 miljoen andere sterren het Melkwegstelsel. Het Melkwegstelsel is spiraalvormig en ziet er uit als een soort platte pannenkoek. Het midden van het Melkwegstelsel is vanaf aarde moeilijk te zien, maar onderzoekers denken (n.a.v. radiowaarnemingen - dat zijn stralingen) dat er zich een groot zwart gat bevindt, wat het Zwarte Gat genoemd wordt.
Ons Melkwegstelsel is niet het enige sterrenstelsel. Overal in het heelal zijn groepen sterrenstelsels. Deze groepen noemen we Clusters. Sterrenkundigen schatten dat er in totaal 100 tot 125 miljard sterrenstelsels in het heelal bestaan.
Een ander sterrenstelsel bij ons in de buurt is het Andromeda-
stelsel.
ONS ZONNESTELSEL
Ons zonnestelsel is ongeveer 4,6 miljard jaar geleden ontstaan uit een wolk van gas en stof die ronddraaide. In het midden van die gaswolk is de zon geboren. Aan de randen ontstonden planeten. Kleine deeltjes uit de gaswolk plakten samen. Als een soort stofzuiger werden meer deeltjes aangetrokken. Zo ontstonden de planeten.
Bij ons zonnestelsel horen de negen planeten:
MERCURIUS, VENUS, DE AARDE, MARS, JUPITER, SATURNUS, URANUS en NEPTUNUS.
Verder zijn er tientallen manen, vele tienduizenden planetoïden en de ontelbare kometen en kleinere stof- en gruisdeeltjes die om de zon draaien.
DE ZON
De zon is de ster van ons zonnestelsel en bestaat uit gassen – vooral uit waterstof en helium, met nog wat andere stoffen. De zon draait rond maar niet alle gedeeltes ervan draaien even snel. De evenaar draait in 25 dagen rond, de polen in ruim 30 dagen. De diameter (doorsnede) van de zon is zo’n 1,4 miljoen kilometer (109 keer die van de aarde). De buitenkant van de zon is 5500 graden Celsius. Het midden is 15 miljoen graden Celsius.
De zon staat in het midden van ons zonnestelsel. Zijn aantrekkingskracht houdt alle andere familieleden (planeten, kometen) in hun baan. Elk volgt zijn eigen route rond de zon en draait daarbij om zijn eigen as. Eén rondje om de zon noemen we een baan.
Hemellichaam Diameter (km) Afstand tot de zon (km) Massa tov de aarde
Zon 1 392 000 0 332 946
Mercurius 4879 57 910 000 0,1
Venus 12 104 108 208 930 0,8
Aarde 12 756 149 597 870 1
Mars 6794 227 936 640 0,1
Jupiter 142 984 778 412 010 318
Saturnus 120 536 1 426 725 400 95
Uranus 51 118 2 870 972 200 15
Neptunus 49 572 4 498 252 900 17
De diameter is de doorsnede (dus de grootte als je een bal precies door het midden snijdt)
De planeten draaien allemaal in dezelfde richting en op dezelfde hoogte om de zon. Dit betekent dat de planetaire zone van het zonnestelsel plat is en cirkelvormig.
De planeten vormen eigenlijk 2 groepen:
De 4 het dichtst bij de zon – Mercurius, Venus, de Aarde en Mars – bestaan uit steen. Ze heten ook wel rotsplaneten of binnenplaneten.
De andere 4 planeten – Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus – worden de gasreuzen of buitenplaneten genoemd omdat ze uit gas bestaan en alleen een kleine vaste kern van gesteente hebben.
Bij alle vier de rotsplaneten is het oppervlak gevormd door vulkanen. Op aarde zijn nog steeds zo’n 50 vulkaanuitbarstingen per jaar. Op de andere 3 planeten zijn (voorlopig) geen werkende vulkanen meer.
De allerhoogste vulkaan ooit is “de Olympus Mons” op Mars van 29 kilometer hoog.
De rotsplaneten bestaan allemaal uit steen maar zijn toch heel verschillend.
Mercurius is droog en leeg en is de snelst draaiende planeet (172.408 km per uur). In 88 dagen draait hij zijn baan om de zon.
Venus is gehuld in een dikke laag giftig gas en de warmste van de vier met 464 graden Celsius en niet heel goed te zien vanwege de dikke atmosfeer.
Mars is koud en bedekt met rotsige woestijnen. Mars wordt ook wel de rode planeet genoemd. Onderzoekers hebben ontdekt dat er vroeger op Mars veel water is geweest ! Dus waarschijnlijk ook leven.
De 4 gasplaneten: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus lijken veel op elkaar: het zijn reuzen vergeleken bij andere planeten en bestaan hoofdzakelijk uit gas (watersof en helium en een nog beetje andere stoffen).
Ze hebben geen vast oppervlak (grond) zoals de aarde en zijn omgeven door een ring. Deze ringen bestaan uit gruis en grote en kleine brokken steen en ijs.
Het methaan (gas) van Uranus en Neptunus geeft hen een blauwgroene kleur.
Uranus valt op omdat hij op zijn zij ligt. Waarschijnlijk is de jonge planeet ooit door een gigantische brok steen omvergegooid.
Neptunus heeft een afschuwelijk klimaat met monsterlijke stormen en gruwelijke windsnelheden (tot 1500 kilometer per uur…). Dit komt omdat Neptunus zo ver van de zon ligt.
Jupiter is de allergrootste reus. Het oppervlak is 11 maal de aarde. Vroeger was Jupiter nog groter maar door de afkoeling van de planeet krimpt hij 2 centimeter per jaar.
Saturnus, de op een na grootste planeet, staat bijna 2 keer zo ver van de zon als Jupiter en is niet helemaal rond. Rond de evenaar is hij iets wijder.
Al deze planeten hebben eigen MANEN die met ze mee draaien. Mars heeft 2 manen, de gasreuzen hebben heel veel manen, de Aarde heeft 1 maan. Alleen de planeten Mercurius en Venus hebben geen manen.
Tussen Mars en Jupiter ligt een ring van steenbrokken, de asteroïdengordel. De asteroïden zijn van 1 tot 250 km groot maar er zijn ook veel kleinere.
De Kuipergordel is een baan van Neptunus tot voorbij Pluto en bestaat uit 700 brokken ijs en steen.
PLUTO
Tot voor kort hoorde Pluto tot één van de 9 planeten van ons zonnestelsel, maar sinds 24 augustus 2006 (dus nog maar 3 maanden) is door wetenschappers bepaald dat Pluto geen planeet is maar een dwergplaneet. Ons zonnestelsel telt dus nog maar 8 planeten in plaats van 9. Pluto de “steen” die in 1930 werd ontdekt, was al jaren een twijfelgeval vanwege zijn kleine afmeting en de vreemde baan die hij aflegde. Eigenlijk hoort Pluto dus bij de Kuipergordel en is een dwergplaneet.
KOMETEN
Ver voorbij de planeten van ons zonnestelsel bevinden zich de kometen. Ook zij draaien in hele wijde banen om de zon. Kometen draaien hun baan op verschillende hoogten, sommige boven de zon, anderen eronder. Rond de planeten vormen ze een soort enorme bal van kometen, die heet de Oortwolk.
Er zijn zo’n tien biljoen kometen. Ze lijken op vuile sneeuwballen en bestaan voor een derde uit stof en tweederde uit ijs en sneeuw.
Kometen die dichter bij de zon komen dan Mars, veranderen op spectaculaire wijze. De zon verwarmt de komeet, waardoor het ijs aan de oppervlakte in gas verandert. Dit vormt een bal (coma genoemd), die tot 100.000 km breed kan worden. Als de komeet warmer wordt , stoot hij gas en stof af in de vorm van lange staarten. Per jaar kunnen we er ongeveer 10 vanaf de aarde zien.
Als kometen door het binnenste zonnestelsel reizen, stoten ze grote hoeveelheden stof af, waar de aarde op haar baan om de zon gewoon doorheen gaat. Kleine stukjes steen, meteroïden genaamd, worden warmer op weg door de atmosfeer van de aarde. Als ze verbranden vormen ze even een streep licht aan de hemel. Dit noemen we een vallende ster of meteoor.
Als de meteoroïde te groot is om helemaal te verbranden, stort hij op aarde neer. Dit noemen we meteorieten.
DE AARDE
De aarde is een bal van steen met een doorsnede van 12.756 km. De aarde ligt op een afstand van 149,6 miljoen kilometer ver van de zon en draait met een snelheid van 30 kilometer per seconde
(= 108.000 km per uur!). Elke 365,25 dagen draait de aarde haar baan om de zon heen. Dat hebben wij dus een jaar genoemd.
De aarde is de grootste van de 4 rotsplaneten en de enige waarop leven is (voor zover we weten). De aarde wordt ook wel de blauwe planeet genoemd, want als je haar van een afstand bekijkt is onze planeet blauw, omdat 71 procent van het oppervlak uit water bestaat.
DE MAAN
De maan is een droge bal die zo’n 4,5 miljard jaar geleden is gevormd. Een rotsplaneet botste toen tegen de jonge aarde, waarbij stukken aarde de ruimte in vlogen. Het materiaal klonterde samen tot een bal, en dat werd de maan. Grote brokken steen vlogen tegen de maan, en daarvan kun je nu de kraters nog zien. Sommige brokken gingen door de korst heen, waardoor lava uit de vulkanen stroomde. Nu zijn er geen actieve vulkanen meer op de maan.
De maan draait om de aarde. In één maand draait de maan één keer rond de aarde. Hier komt ook het woord MAANd vandaan.
De maan draait met de aarde om de zon heen.
De maan geeft zelf geen licht, maar weerkaatst het licht van de zon. De maan wordt steeds op een andere manier door de zon beschenen. Voor ons lijkt het alsof de maan telkens een andere vorm aanneemt. Maar in werkelijkheid zien we alleen het gedeelte naar ons toe, dat door de zon wordt beschenen.
Als de maan recht tegenover de zon staat, dan kan de zon de hele maan beschijnen en is het volle maan.
De Maan trekt aan de Aarde en dat is te zien aan de zee. Twee keer per dag daalt en stijgt het zeewater. Dit noemen we EB EN VLOED. De Maan trekt het zeewater een klein beetje naar zich toe, daardoor stijgt het zeewater een beetje.
STERRENKUNDE 0F ASTRONOMIE
Sterrenkunde of Astronomie is de naam van de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van het heelal en de hemellichamen. Onderzoek wordt wereldwijd gecoördineerd door de International Astronomical Union. Door onderzoek met ruimtesondes en satellieten is de kennis van het zonnestelsel geweldig toegenomen. Pas heel kort geleden, op 5 oktober 2006, hebben sterrenkundigen 16 nieuwe planeten (gas) ontdekt, in het midden van het Melkwegstelsel
Als we naar sterrenstelsels kijken die ver weg van ons zijn kijken we in de tijd terug. Een telescoop, waarmee we naar sterren kijken, is dus een soort van tijdmachine. Nu kunnen we bijna tot de grens van het heelal kijken: tot op een afstand van bijna 14 miljard lichtjaar en bijna 14 miljard jaar terug in de tijd...
Een telescoop vangt één soort energie, zoals licht, infrarood of röntgen, legt dat vast en zet het om in beelden die ons iets leren over sterren en planeten. De grootste en beste lichttelescopen op aarde staan op bergtoppen. De lucht is er droog en omdat ze boven de wolken zitten is er een goed uitzicht. De allergrootste telescopen ter wereld staan op de top van een vulkaan op Hawaï (Keck 1 en Keck 2). Ze zijn zo’n 25 meter hoog.
Sinds 40 jaar kijken sterrenkundigen door ruimtetelescopen. Hiervoor wordt röntgenenergie gebruikt of infrarood. In een baan om de aarde kijken ze naar de ruimte en verzamelen dag en nacht informatie die doorgestuurd worden naar computers op aarde.
Sinds 40 jaar onderzoeken robots de ruimte voor ons. Het zijn ruimtevaartuigen, zo groot als een auto, die bestaan uit een geraamte met instrumenten eraan. We noemen ze ruimtesondes. Sommige vliegen langs een bepaald hemellichaam. Andere landen erop.
De Verenigde Staten hebben de meeste sondes gebouwd. De Sovjet Unie deed het vroeger ook. Nu verkennen Japan en Europa de ruimte ook op deze manier.
Op de maan, Venus, Mars en de asteroïde Eros zijn ruimterobots geland. Eenmaal op de grond schakelen de sondes, landers genoemd, zichzelf in en gaan op onderzoek uit. Sommige rijden rond, andere blijven op hun plaats. Soms werken ze wel maanden lang. Als hun werk erop zit blijven ze voor eeuwig staan…. (lekker al dat afval)
De Surveyor 3 en De Apollo 12 zijn op de maan geland, maar er zijn er ook een heleboel neergestort.
Al vanaf 1960 werden, eerst door Russen en daarna door Amerikanen, ruimtevaartuigen naar Mars gestuurd.
Het ruimteschip The Pathfinder landde in 1997 op de rode planeet. Het karretje dat in de buik van The Pathfinder zat ging op onderzoek uit.
Op 4 januari 2004 kwam het ruimtevaartuig Spirit aan op Mars. Op 25 januari 2004 landde het ruimtevaartuig de Opportunity op Mars. Spirit en Opportunity onderzoeken beiden of er ooit water is geweest en waaruit de stenen op Mars bestaan.
De laatste satelliet van NASA, de Mars Odyssee doet wel goed zijn werk. Op dit moment draait de kunstmaan rond Mars. De eerste resultaten laten zien dat er veel water is geweest op de planeet. Voor wetenschappers betekent water ook leven.
Een lichtjaar is een bepaalde afstand die wordt gebruikt in de sterrenkunde; namelijk de afstand die het licht in een jaar aflegt, dat is ongeveer 9,5 biljoen kilometer
De atmosfeer (dampkring) is het laagje lucht dat om de Aarde heen zit. Ze is ongeveer 15 kilometer dik
Een hemellichaam is een (natuurlijk) object dat zich in het heelal bevindt en vaak zichtbaar is aan de hemel.
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
Dit is fout het zijn 8 planeten
13 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
ben je dom
4 jaar geleden
K.
K.
heel mooi presentatie met een goede opbouw
ik ga nu lekker overschrijven
4 jaar geleden
N.
N.
een hele leuke spreukbeurt
8 jaar geleden
Antwoorden