Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Slechthorendheid

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Sectorwerkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 2994 woorden
  • 22 januari 2004
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
51 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: Vorig jaar kreeg iedereen te horen dat we dit jaar een sectorwerkstuk moesten maken, en omdat mijn sector zorg en welzijn is moest het ook te maken hebben met het vak biologie. Uiteindelijk heb ik voor het onderwerp slechthorendheid gekozen omdat mijn moeder, oma, tante, oom, ikzelf over een paar jaar en de rest van mijn familie ook slechthorend is. Dus veel plezier met het lezen van mijn sectorwerkstuk Hoofd- en deelvragen: Hoofdvraag: Wat is slechthorendheid? Deelvragen: 1 Is slechthorendheid erfelijk? 2 Hoeveel mensen hebben er in Nederland last van? 3 Zijn er hulpmiddelen voor?
1: Is slechthorendheid erfelijk? Dat ligt eraan: Als je altijd een walkman heel hard opzet, of naar disco’s en party’s gaat waar de volumeknop altijd helemaal open staat, is het niet erfelijk. Want bij hard geluid gaan de haartjes in je oor plat. Soms kun je merken dat je oren gaan suizen. Meestal richten ze wel weer op, maar als de druk te hoog is of het lawaai te lang duurt blijft een aantal haartjes voorgoed onbruikbaar. Gebeurt dit regelmatig, dan gaan steeds meer haartjes verloren en ga je slechter horen. Dit gebeurt zo langzaam dat je er bijna niets van merkt. Totdat je wel móét merken dat je slechter hoort, maar dan is het te laat. Vroeger was dat al zo. In 1700 wist men al dat je van lawaai slechthorend kon worden. Vooral ketelsmeden en metaalbewerkers (en later mensen in lawaaiige fabrieken) kregen mensen deze beroepsziekte. Dan is het dus niet erfelijk. Maar het kan ook wél erfelijk zijn, dat is dus bij mij het geval; Mijn overgroot oma en opa waren slechthorend en zij gaven dat via chromosomen dus weer door aan mijn oma, daarna kreeg mijn moeder het weer van mijn oma. En omdat mijn vader en moeder bang waren of ik en mijn broertje het zouden krijgen en ze ook wat zekerheid wilden gingen we een DNA test doen: daarbij word het bloed van mijn broertje en mij onderzocht op dezelfde chromosomen als onze moeder. Daarna moesten we een paar maanden later weer naar het ziekenhuis voor de uitslag en daaruit bleek dat mijn broertje het later niet zou hebben, maar ik wel. Dus ik weet nu al dat ik er rekening mee moet houden bij het kiezen van een beroep wat ik bijvoorbeeld niet kan worden: (het wordt tenminste wel afgeraden) Deze beroepen kan ik beter niet kiezen: -Kassamevrouw, want als je slecht hoort word dat moeilijk omdat je heel de dag moet praten met mensen die komen afreken. -Voetballer (of een andere teamsport) wil worden, omdat je natuurlijk wel moet verstaan wat je teamgenoten roepen, en het scheidsrechtersfluitje horen bij een overtreding. -Dokter: Omdat je heel goed moet kunnen horen wat je patiënten zeggen over wat voor klachten hebben, moet je juist een goed gehoor hebben. -Badmeester: Het zou natuurlijk een ramp zijn als er een kind ligt te verdrinken, terwijl jijzelf aan een kopje koffie zit zonder iets in de gaten te hebben. -Piloot: als je piloot wil worden moet je eerst gekeurd worden. Als je oren slecht zijn wordt je niet eens toegelaten op de opleiding! Juf: Als je juf wil worden moet je kunnen horen wat de kinderen zeggen. Wat ze vragen, maar ook of ze zitten te kletsen. Als je dat niet kunt, wordt het al snel een bende in de klas. 2: Hoeveel mensen hebben er in Nederland last van? Er zijn in Nederland naar schatting tussen de 675.000 en 1,3 miljoen personen van 16 jaar en ouder die slechter horen. Dat betekent dat ongeveer 1 op de 10 mensen problemen heeft met horen. Men verwacht dat het aantal mensen met gehoorproblemen alleen nog maar zal toenemen, onder andere door vergrijzing van de bevolking, en de jeugd die steeds meer naar discotheken e.d gaan. Het is een handicap waar je niets van ziet, maar die echt wel een grote invloed heeft, zowel op het leven van iemand die minder hoort als op de mensen in zijn omgeving. (zoals familie en vrienden die wel goed horen.) Doordat iemand slechthorend is, en door alle nadelen ervan in de communicatie kunnen ze zich heel erg eenzaam gaan voelen, zodat ze onder andere ook niet meer naar feestjes willen, omdat ze denken; ik kan de gesprekken toch niet volgen. Gelukkig is dit niet bij alle slechthorenden zo. 3 Zijn er hulpmiddelen voor? Ja, natuurlijk zijn er hulpmiddelen voor, heel veel zelfs zoals hoorapparaten, ringleiding, licht en trilwekkers, flitsers in de woonkamer, als de telefoon of de bel gaat en ga zo maar door. Hieronder een paar voorbeelden: 3.1 Hoortoestellen: Wat zijn de mogelijkheden ? Er zijn vele soorten en gradaties van gehoorverlies die ook nog verschillende toonhoogten kunnen betreffen. Net zoals mensen verschillend zijn, is ook gehoorverlies voor iedereen verschillend. Daarom zijn er heel veel verschillende hoortoestellen. De geluidsweergave: Hoortoestellen zijn er om geluid te versterken. Ze bestaan in principe uit een microfoon, die het geluid opvangt, een versterker, en een luidspreker, die het geluid weer doorgeeft. De verschillende hoortoestellen hebben allemaal hun eigen kenmerken: sommige versterken vooral hoge tonen, andere versterken weer meer de lage tonen en weer andere versterken meer de middentonen. Er zijn geen hoortoestellen die alleen maar één of enkele toonhoogten versterken. Daarnaast verschillen hoortoestellen in de hoeveelheid versterking die ze kunnen leveren: Sommige hoortoestellen versterken maar weinig en zijn daarom alleen geschikt voor mensen met een licht gehoorverlies. Andere hoortoestellen hebben een heel groot versterkend vermogen en zijn daarom geschikt voor mensen met een zeer groot gehoorverlies. De meeste hoortoestellen hebben bovendien instelmogelijkheden met betrekking tot de maximale versterking, de demping van (plotseling optredende) harde geluiden en de filtering van geluiden. 3.2 Hoe wordt een hoortoestel gedragen ? Het meest voorgeschreven hoortoestel is het achter-het-oor toestel of de oorhanger. Het hoortoestel wordt achter het oor gedragen en het geluid wordt via een plastic slangetje en het z.g.n. oorstukje naar het oor geleid

Het in-het-oor-toestel is een heel klein hoortoestel dat of in de oorschelp of zelfs alleen in de gehoorgang geplaatst kan worden. Het kasttoestel wordt gebruikt bij een groot gehoorverlies en bestaat uit een kastje dat op de borst wordt gedragen. De geluiden worden via een snoertje naar het telefoontje geleid, dat bevestigd is aan het oorstukje. 3.3 Kanaaltoestellen: Kanaaltoestellen zijn weer een stukje kleiner dan in-het-oor toestellen en verdwijnen verder in het oor. Deze toestellen zijn geschikt voor matige en lichte gehoorverliezen. Dezelfde voor en nadelen gelden als bij de in-het-oor toestellen. Bij sommige oudere slechthorenden neemt het vermogen af om kleine voorwerpen vast te pakken en te manipuleren. Vaak komt dit doordat de fijnemotoriek achteruit is gegaan. Ook bij reuma kan zich dit voor doen. In die gevallen kan een in-het-oor toestel problemen geven bij het in- en uitdoen. 3.4 CIC toestellen: CIC staat voor "complete in the canal": volledig in de gehoorgang. Dit zijn hele kleine hoortoestellen die diep in het oor zitten en daardoor nagenoeg onzichtbaar te dragen zijn. Door middel van een dun doorzichtig koordje zijn ze uit het oor te halen. Deze toestellen zijn niet voor iedereen geschikt, omdat de gehoorgang zowel wat betreft vorm als grootte aan een aantal eisen moet voldoen. Ook hier gelden dezelfde voor en nadelen als bij de in-het-oor toestellen. Er is echter een bijkomend nadeel: doordat het toestel zeer klein wordt gebouwd en volledig in de gehoorgang moet passen, kan er alleen gebruik worden gemaakt van een hele kleine batterij. Omdat kleine batterijen minder vermogen kunnen afgeven dan grote, zullen deze sneller leeg zijn. 3.5 Hoorpistool “linkit”: Op donderdag 10 januari 2002 heeft meneer W. Soede de “Linkit” geïntroduceerd. Met dit bijzondere apparaat dat grote gelijkenis vertoont met een miniatuur pistool, is de slechthorende beter in staat spraak te verstaan in rumoer. De “Linkit” kan niet afzonderlijk gebruikt worden, maar werkt samen met een hoortoestel. In de loop van het pistool, dat een lengte heeft van zo'n 6 cm, bevinden zich een aantal microfoons waardoor het toestel zich kan richten op de spreker en omliggend achtergrondlawaai of geroezemoes kan negeren. De zo 'geschoonde' spraak wordt omgezet in een magnetisch veld dat op zijn beurt weer draadloos opgepikt wordt door het eigen hoortoestel van de slechthorende. Door de korte afstand tussen beide apparaten verloopt de overdracht probleemloos. De werking van dit systeem vertoont grote gelijkenis met die van hoortoestellen die al voorzien zijn van richtingmicrofoons. Het verschil is dat in de loop van de “Linkit” zich meer microfoons bevinden met een grotere onderlinge afstand. Hierdoor wordt de verhouding tussen spraak en geroezemoes nog verder verbeterd dan tot nu toe mogelijk was met dergelijke hoortoestellen. 3.6 Hoorbrillen: Er zijn verschillende hoorbrillen te onderscheiden. Allereerst kan hierbij gedacht worden aan een bril waarin aan het uiteinde van de brilpoot zich een beengeleider bevindt. Dergelijke hoorbrillen (beengeleidingsbril) worden gebruikt bij mensen met een geleidingsverlies, waarbij het oor niet kan worden afgesloten met een oorstukje of met een in-het-oor toestel. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer er afwijkingen aan het uitwendige oor of middenoor zijn of wanneer het oor regelmatig ontstoken is. Het uiteinde van de brilpoot waaraan de beengeleider zich bevindt, drukt tegen het bot achter het oor aan. Via trillingen wordt het geluid vervolgens naar het slakkenhuis geleid. Daarnaast bestaan er brillen waarin een normaal hoortoestel in de poot van de bril is gebouwd. Het hoortoestel kan dan zelfs volledig worden aangepast aan de kleur van de bril. Dit kan handig zijn wanneer er achter het oor weinig ruimte is voor zowel een bril als een hoortoestel. Er zit ook een nadeel aan: moet één van de twee gerepareerd worden, dan moet diegene tijdelijk zonder beide hulpmiddelen door het leven. In ontwikkeling zijn een derde categorie hoorbrillen waarbij in de poot van de bril meerdere microfoons zijn ingebouwd, waardoor zeer sterk gericht horen mogelijk is. Dit is erg gemakkelijk in geroezemoes (linkit). De Universiteit van Delft is hiermee bezig en ook een Amerikaans bedrijf is bezig met deze ontwikkeling. Voorlopig zijn zulke (richting)hoorbrillen (nog) niet verkrijgbaar. 3.7 Hoe doen ze de tests? 3.7.1 Spraakadiometrie

Spraakaudiometrie doen ze door woorden te zeggen, die hij/zij dan weer na moet zeggen. (Je kunt beter geen zinnen doen omdat iedereen wel iets van een zin kan maken.) Bijvoorbeeld: “Kat” wordt vaak verstaan als “kap” en, “remmen”wordt weer vaak verstaan als “rennen”. Zo kun je zien of iemand goed kan spraakverstaan. 3.7.2 Toonaudiometrie
Bij toonaudiometrie gebruiken we de botgeleider. Een botgeleider is een vierkantig blokje, ongeveer zo groot als het bovenste kootje van je duim. Het blokje zit vast aan een beugeltje dat je net als een koptelefoon over je hoofd doet. Het blokje komt alleen niet op of in het oor te zitten, maar komt op het bot, achter je oor. Omdat dit keihard bot is, heet dit bot het rotsbeen. Om deze reden heet de botgeleider ook wel beengeleider. Het blokje bestaat uit een zogenaamd trilelement dat het geluid in de vorm van een trilling direct aan het bot van de schedel aanbiedt. Omdat de botgeleider tegen het bot aandrukt, brengt hij de schedel in trilling. Die trilling is zo uitgedacht dat je hem aan de buitenkant van je hoofd niet voelt. Die trilling gaat nu door het bot naar het slakkenhuis. In het slakkenhuis bereikt hij de haarcellen en zo hoor je geluid. Het aardige is nu dat het geluid via de botgeleider in je slakkenhuis terecht is gekomen zonder dat het geluid door de gehoorgang of door het middenoor is gegaan. Het geluid dat van een botgeleider komt, trekt zich niks aan van wat er allemaal in het middenoor of in de gehoorgang gebeurt. 3.7.3. Tympanometrie
Tot slot noem ik nog een meting om uit te vinden waar de oorzaak van iemands gehoorverlies zit. Je kunt hiermee zien of het trommelvlies goed gespannen staat. Daar wordt het woord tympanometrie voor gebruikt. Tympano betekend trommelvlies. Tympanometrie betekend dus trommelvliesmeting. Aan de tympanometer zit een dun slangetje. Aan dat slangetje zit een dopje de we in de gehoorgang kunnen zetten. Door het slangetje en het dopje kunnen we een klein beetje luchtdruk op het trommelvlies zetten. We kunnen met die lucht als het ware een beetje tegen het trommelvlies duwen. De tympanometer kan nu meten of het trommelvlies meegeeft als wij er een beetje druk op zetten. Wat hebben we nou aan die tympanometrie? Bij een stevige verkoudheid gebeurt het nogal eens dat er slijm blijft zitten in het middenoor. Dat slijm drukt van binnen tegen het trommelvlies. Als we nu met de tympanometer proberen een beetje tegen het trommelvlies duwen, dan zal het trommelvlies niet meegeven. Nou misschien een heel klein beetje dan. We weten natuurlijk niet van te voren of er slijm achter het trommelvlies zit. Maar als we meten dat het trommelvlies niet meegeeft, dan weten we dat er aan de achterkant van het trommelvlies iets moet zitten waardoor het trommelvlies niet beweegt. En meestal is dat slijm. Maar het kan ook precies andersom werken. Stel dat bij de minste luchtdruk het trommelvlies al enorm meegeeft, dan zou het wel eens zo kunnen zijn dat er misschien geen gehoorbeentjes aan vastzitten. 3.8 Als de telefoon gaat… Je hebt veel verschillende manierenvoor slechthorenden om te merken dat de telefoon of de deurbel gaat: Doormiddel van trilsignalen of lichtsignalen bijvoorbeeld. Bij een trilsignaal heb je een klein kastje dat je altijd bij je hebt als je in huis bent, dat zodra de bel gaat, begint te trillen, zo is dat ook bij de telefoon. Als je een kleine baby hebt, dan kun je een aparte “tril”babyfoon aanschaffen. Bij een lichtsignaal heb je een kastje dat je in een stopcontact steekt die het meest zichtbaar is en zodra dan de bel gaat, of de telefoon, dan begint hij te flitsen, met dezelfde soort flitsen als een fototoestel. En als je dan wil zien wat er dan aan de hand is begint er een lampje te branden bij het icoontje van, bijvoorbeeld: de telefoon. 3.9 Licht en tril wekkers: Je dacht natuurlijk al; hoe worden slechthorenden dan wakker want ze kunnen natuurlijk de wekker ook niet horen! Daar is gelukkig ook iets op bedacht: Licht en tril wekkers. Een trilwekker heeft een klokje en een soort kussentje eraan, dit kussentje leg je onder je hoofdkussen en als hij afgaat begint hij te trillen, maar er zit een nadeel aan, en dat is, dat als hij afgaat de trillingen zo hard kunnen zijn dat je er hoofdpijn van krijgt. (dit heeft mijn moeder tenminste vaak.) Een lichtwekker zet je naast je bed neer en als hij afgaat dan begint hij heel fel te flitsen. Maar ook hier zit een nadeel aan en dat is dat als hij begint te flitsen en je licht met je hoofd de verkeerde kant op dan word je er niet wakker van omdat je het natuurlijk niet ziet. 4: Hoofdvraag: Wat is slechthorendheid? Dat is lastiger uit te leggen dan slechtziendheid: als je alle letters wazig begint te zien, dan is het hoog tijd voor een leesbril. Bij gehoorverlies is dat anders: een slechthorende kan soms wel "een speld horen vallen", maar in een gesprek met meer personen weinig verstaan. Dat heeft te maken met de wijze waarop geluid is samengesteld. Geluid bestaat simpel gezegd uit twee componenten: toonhoogte en luidheid of geluidssterkte. Wie last heeft van een gehoorverlies, hoort bepaalde toonhoogten niet meer of niet meer luid genoeg. Meestal zijn dat de hogere tonen. Deze tonen moeten versterkt worden om ze nog te kunnen horen. Daardoor is een man (lagere tonen) nog wel te verstaan maar een (klein)kind niet (hogere tonen). Ook medeklinkers hebben een hogere toonhoogte en een lagere geluidssterkte dan klinkers, waardoor ze slechter te verstaan zijn. Dan is het wel mogelijk om iemand te horen, maar niet om hem of haar te verstaan: "Ik kom om negen uur" wordt "i o o e e uu". Daarnaast hebben klemtonen een hogere toonhoogte waardoor de betekenis van een zin soms verloren gaat voor een slechthorende: "bédelen" is iets anders dan "bedélen". Hogere tonen heb je bovendien nodig om iemand in een lawaaierige omgeving te kunnen verstaan, bijvoorbeeld in een winkelcentrum of een verjaardagsfeestje. Dat verklaart waarom een slechthorende soms een speld kan horen vallen, maar zijn buurman niet kan verstaan op een feestje, terwijl het geluid veel luider is. 5: Gedichtje: Tot slot wil ik nog even een gedichtje laten lezen omdat ik deze heel

mooi vond, ik heb hem gevonden in een boekje dat Huh? heet, een boekje over het oor, van Peter Kraft. M’n oren ‘t zijn prachtige oren die ik bezit, Ze staan echt prachtig naast mijn valse gebit. Ze zijn niet te groot, niet te flapperig, niet te klein, En als brilpootdragers doen ze het fijn. Ik beschik over adembenemend mooie lellen, Met twee speelse gaatjes voor de meest fraaie bellen. Twee dotten van oren, ik meen’t perfect!! Nooit pijn aan gehad, er heeft er nooit een gelekt. M’n kop kan met die dingen gewoon niet completer. Een klein probleempje: ze werken voor geen meter… Ik weet niet precies wat eraan schort, Maar het feit ligt er ze horen te kort. Niet ernstig, ik kan er de honderd mee halen, En twee apparaten kan ik ook wel betalen. Maar ik zit nu wel met een enorme frustratie
Van ’t beperkt zijn in m’n communicatie. Gesprekken voeren zonder enig verweer, Zonder vragen, zonder antwoord. Wat zei u ook alweer? Een schaterlach brengen in plaats van een traan. Fronsende blikken; weer verkeerd verstaan. Ze is niet goed snik, er zit een draadje los… Slechthorend verdorie, dan ben je de klos. ‘k heb twee prachtige oren, ze staan me echt geinig, maar tot mijn grote verdriet horen ze veel en veel te weinig 8: Nawoord: Ik heb met veel plezier aan dit werkstuk gewerkt. En ik weet dat er in de toekomst nog veel meer wordt uitgevonden en verbeterd aan apparatuur, en dat over een paar jaar de onderzoekers zelfs zo ver zijn dat mensen nooit meer echt helemaal doof kunnen worden.En zodat over een paar jaar dit werkstuk ook helemaal niet meer klopt. Ik hoop dat ik u nu genoeg informatie heb gegeven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.