Zuivere stoffen en mengsels H3 (§ 1 tm 4)

Zuivere stoffen en mengsels H. 3 Paragraaf 1 en 2 - een zuivere stof bestaat uit 1 enkele molecuulsoort. - een mengsel betaat uit verschillende molecuulsoorten - stoffen die samen een mengsel vormen heten: componenten - een mengsel dat bestaat uit 1 component en voor een gering deel uit andere componenten, heet een verontreinigde stof (geen mengsel dus) - zuivere stoffen hebben een vast smeltpunt en kookpunt - bij een mengsel of een verontreinigde stof blijkt de temp op te lopen tijdens het smelten of verdampen, dit heet smelttraject. Respectievelijk een kooktraject (fig.3.3) - mengsels kunnen uit verschillende fases bestaan. Vast, vloeibaar en gasvormig - mengsels kunnen kleur hebben of zijn kleurloos. - mengsels kunnen helder zijn of niet. Heldere stoffen zijn lichtdoorlatend, ze worden ook wel doorzichtig genoemd. Een stof die niet helder is heet: ondoorzichtige mengsel - een aantal mengsels waar wij in het dagelijks leven mee te maken hebben: *schoonmaakmiddelen (bleekwater,allesreiniger) *verf/ lak *lijm/ cement *medicijnen ( pillen, drankjes, zalfjes, cremes) *voedingsmiddelen (brood, melk, rijst, bier, margarine) paragraaf 3 - mengsels van gassen: 2 of meer gassen in dezelfde ruimte te laten stomen. bv lucht (mengsel van stikstof en zuurstofmoleculen) - mengsels van vaste stoffen: 2 of meer vaste stoffen fijn wrijven. bv. tuinaarde - mengsels met vloeistof als hoofdcomponent: hier bestaat 3 verschillende typen van: oplossingen, suspensies en emulsies - Oplossingen: een oplossing is een mengsel waarin de opgeloste stof is opgedeeld in losse moleculen die gelijkmatig verdeeld zijn. Een oplossing is altijd helder (=doorzichtig) - Onder de oplosbaarheid van een stof verstaan we het maximaal aantal grammen van die stof, dat kan worden opgelost in 1 kilogram van een bepaald oplosmiddel. Een oplossing die deze maximale hoeveelheid opgeloste stof per kilogram bevat, noemen we verzadigd - Oplosbaarheden zijn afhankelijk van de temp. Van veel vaste stoffen en vloeistoffen neemt de oplosbaarheid in warm water toe, maar bij gassen neemt dit juist af. - jodiumtinctuur = oplossing van jood in alcohol - suspensies: een suspensie bestaat uit een fijnverdeelde vaste stof, die zweeft in een vloeistof. De vloeistof is dan dus niet helder - Na het uitzakken van een suspensie zakken alle vaste-stof-deeltjes op de bodem (daarom moet je vaak schudden met hoestdrank etc.) - emulsies: dit is een ondoorzichtig mengsel van vloeistoffen, waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere. - door het toevoegen van een emulgator kunnen de rondzwende druppletjes niet de kans krijgen samen te vloeien tot een complete voedingslaag. bv. mayonaise. zonder eigeel (de emulgator) zou mayonaise onmiddellijk ontmengen (schiftten) - een veel gebruikte emulgator is lecithine
paragraaf 4 -3 scheidingsmethodes zijn: Filtreren, bezinken en cenrifugeren -centrifugeren = het versneld laten bezinken (met zo’n snel ronddraaiding) -Filtreren = het verschil in deeltjes, dat kan je doen door in een trechter een papierfilter te stoppen, en die op een reageer buisje te zetten, in de trechter giet je dan de vaste stof vermengt met water. Zo loopt de wateroplossing erdoor heen, en blijven de vaste deeltjes zitten. Als je dit bv. met zand en zout doet, heb je in de reageerbuis dan zoutwater zitten en in de papierfilter zit dan zand. Als je dit zoutwater weer verwarmt en laat verdampen blijft het zout over. Je hebt nu het zand en zout gescheiden. -de vaste stof die bij een filtratie op het filter achterblijft heet: residu -de vloeistof die door de filter heenloopt heet: filtraat