Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Scheikunde H1, 2, 3, 4, 5

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 2178 woorden
  • 3 maart 2013
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting

Scheikunde

hoofdstuk 1

 

 

1.1

alle materie, water, zuurstof, tafels noemen we een stof.

Je kunt stoffen onderscheiden door stofeigenschappen:

 

  • Smeltpunt
  • Kookpunt
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Dichtheid
  • Hardheid
  • Giftig voor mensen
  • Viscositeit (stroperigheid)
  • Oplosbaarheid
  • Voelen
  • Fase (gas, vloeibaar, vast)
  • Aggregatietoestand (fase bij kamer temperatuur)

 

Stoffen die geen kleur hebben noem je kleurloos

Voelen en proeven is verboden bij een ombekende stof, stoffen kunnen giftig

zijn.

Een waarneming is een feit, en een conclusie is het gevolg van nadenken.

 

 

Water kookt bij 100 °C

aceton (nagellak remover) bij 56 °C

alcohol  78 °C

 

 

Dichtheid = massa : volume

massa en volume zijn zelf geen stofeigenschappen.

 

 

1.2

een stof is zuiver als er maar één stof aanwezig is.

Bij meerdere stoffen is het een mengsel

oplossing: een heldere vloeistof,

een mengsel van vaste stof en vloeibare stof.

Suspensie: een troebele vloeistof,

een mengsel van een vaste stof en vloeibare stof.

Emulsie: een mengsel van 2

vloeistoffen, die lagen vormen

Om mengsels te scheiden kun je destilleren

gebruiken.

Elke stof heeft een ander kookpunt die temperatuur gebruik je om de vloeistof

te verdampen en daarna weer af te koelen en op te vangen.

De stof die achterblijft heet residu de vloeistof die je opvangt heet het destillaat.

 

De vloeistof met het laagste kookpunt zal als eerste verdampen als je gaat destilleren met 2 vloeistoffen.

 

 

1.3

stollen is een algemene term voor de

faseovergang van vloeibaar naar vast.

Een stof smelt en stolt bij de zelfde temperatuur.

 

Stolcurve: een grafiek van een

stollende stof.

Een zuivere stof heeft een smeltpunt

en een kookpunt

 een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject.

 

De vaste fase wordt aangegeven met een s

(van solid)

de vloeibare fase wordt aangegeven met een l

(van liquid)

de gasfase wordt aangegeven met een g (van gas)

 

 

1.4

Chromatografie wordt gebruikt bij

mengsels van kleurstoffen.

het is afkomstig van het woord chromos dat kleur betekent.

Het papier absorbeert de kleurstof.

Methode: zet een stip op het filtreer papier, ze het is een bekerglas met vloeistof, de vloeistof gaat via het filtreer papier omhoog, daarom heet het ook loopvloeistof, en gedeelte van de kleurstof lost op. Sommige kleurstoffen lossen beter op en andere kleurstoffen hechten

beter aan papier.

Het filtreerpapier waarop de kleuren zichtbaar zijn geworden heet het chomatogram.

 De bewegende fase(de loopvloeistof) heet

de mobiele fase

de stilstaande fase (het filtreerpapier) heet de stationaire fase

 

 

Hoofdstuk 2

2.1

 water en zeep mengen niet, daarom zit er in shampoo altijd zeep of detergens (zeep in een fabriek gemaakt) meervoud is

detergentia zeepdeeltjes hebben

een speciale opbouw, ze bestaan uit een kop en een staart. De kop is waterminnend en heet hydrofiel, de staart is watervrezend en heet hydrofoob. (ezelsbruggetje: staart heeft een fobie voor water) vuil dat niet in water

oplost en vet zijn ook hydrofoob.                                                                                                             ^ emulgatordeeltje

 

cosmetica producten zijn maar beperkt houdbaar daarom worden conserveermiddelen

toegevoegt die voorkomen de groei van bacteriën en schimmels.

 

2.2

Als je een emulsie een tijd laat staan worden het 2 lagen, dan is er een stabiele emulsie ontstaan. Emulgatoren zijn stoffen die bijv. water met vet

kunnen laten mengen.

Zeep is zo’n emulgator.

 

Er zijn 2 soorten emulsies. Een olie in water o/w & een water in olie w/o bij een o/w emulsie bevinden zich druppel olie in het water, en bij w/o bevinden er druppels water

in de olie.

Om iedere druppel olie zit een laag van hydrofiele koppen, de staarten zitten

in de olie druppels.

Een o/w emulsie voelt minder vet aan dan een w/o emulsie. Een handcrème is vaak

o/w

en een nachtcrème is vaak w/o.

 

2.3

suspensie een verdeelde vaste stof

in een vloeistof.

Voorbeelden van suspensies zijn: zand in water en krijt in water.

Je kunt een suspensie scheiden door te filteren of te centrifugeren.

Bij filteren laat je de suspensie door een filter lopen de vaste deeltjes blijven in het filter achter, dit heet residu de vloeistof die wil door het

filter gaat heet filtraat.

een oplossing en emulsie kun je niet scheiden door filtratie.

filteren is gebaseerd op verschil in

deeltjesgrootte.

als je een suspensie een tijd laat staan zakt de vaste stof naar de bodem, dit kun je versnellen door te centrifugeren. De vaste stof worden naar de bodem

geslingerd. Daarna kun je de vleoistof afgieten.

centrifugeren is gebaseerd op verschil

in dichtheid

 

2.4

alle waterige oplossingen hebben een pH. een pH is een getal dat aangeeft hoe zuur

of basische de vloeistof is.

als je pH-waarde tussen de 6 en 8 is het neutraal (water). hoe lager de pH hoe zuurder, hoe hoger je pH hoe basischer. Basische vloeistoffen smaken zeepachtig en voelen glad aan.  Als je huid in aanraking komt met basische vloeistoffen dan onttrekken die het water uit je

huid, je droogt dan uit.

als de pH groter is dan 12 is de stof agressief. Is de pH kleiner als 2 dan is de stof te zuur en is het ook agressief. je gebruikt een pH –meter of een

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

pH-papiertje om de pH-waarde te meten.

als je een zure vloeistof toevoegt aan een basische vloeistof neutraliseren de stoffen en worden ze

neutraal.

je kan een basische vloeistof minder basisch maken door een zure vloeistof toe te voegen en je kan een zure vloeistof minder zuur maken door een basische

vloeistof toe te voegen.

 

op flessen met giftige, explosieve vloeistoffen zijn vaak symbolen afgebeeld,

die heette pictogrammen.

 

Hoofdstuk 3

3.1

een product kun je op 2 manieren maken:

- bestaande stoffen mengen

- nieuwe stoffen maken door een chemische reactie.

 

 

Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen.

er ontstaan 1 of meer nieuwe stoffen, dit zijn reactieproducten.

 

 

 

hoe je beginstoffen veranderen in reactieproducten zet je in een reactieschema

begin stof (fase) + begin stof (fase)         reactieproduct (fase) + reactieproducten

(fase)

als je een opgeloste beginstof heb gebruik je niet l/s/g maar (aq)

je kan soms niet zien of er een chemische reactie of een faseovergang heeft

plaatst gevonden.

als je de vloeistof af laat koelen en het wordt weer een vaste stof, dan is het

géén chemische reactie.

 

3.2

de hoeveelheid die je in het begin van je reactie hebt en aan het eind is het zelfde dat heet de wet van behoud van

massa.

als je te veel heb dan de massaverhouding dan heb je 1 van de stoffen over,

dat heet overmaat.

stoffen reageren in een vaste massa verhouding met elkaar.

 de werkelijke hoeveelheid van een

reactie product heet opbrengst.

als je weet hoeveel gram je van je beginstoffen hebt toegevoegd kun je de maximaal hoeveelheid gram berekenen dat heet rendement.

 

 

rendement = opbrengst : maximale

hoeveelheid x 100 %

 

notatie:

 

  1. Schrijf het reactie schema op
  2. Noteer welke stof gegeven is en welke gevraagd wordt.
  3. Schrijf de massaverhouding eronder
  4. Schrijf de gegeven massa op onder de stof waar over het gaat
  5. Reken met behulp van de verhouding de gevraagde massa uit.

 

3.3

de stap van laboratorium naar fabriek productie heet opschalen.

 

een schematische tekening van de producten kun je eenvoudig maken dat heet een blokschema

in een blok schema geven de lijnen aan waar leidingen liggen en de blokken

stellen handelingen voor.

zoals mengen, reageren en scheiden.

 

3.4

gelatine kun je aantonen met natronloog en Fehling I

Fehling I zorgt voor kleurverandering als gelatine aanwezig is.

met een reagens kun je een stof aantonen (meervoud: reagentia)

 

Sommige reagens tonen meerdere stoffen aan een reagens die weinig verschillende stoffe aantoont heet een selectief reagens. Een gevoelig reagens reageert al met heel weinig van de aan te tonen stof. De kwaliteit van een reagens wordt bepaald door de

gevoeligheid en de selectiviteit.

om water aan te tonen kun je een vochtvreter gebruiken die wordt langzaam vochtig maar dat is moeilijk met het blote oog te zien. Een andere manier is custard poeder als er water aanwezig is verdwijnt de witgele (lichtgeel) vaste

stof en ontstaat er een gele vaste stof.

 

knettersnoepjes knetteren in je mond het laagje suiker smelt waardoor het gas vrij komt en reageert met je speeksel .

 

 

Hoofdstuk 4

4.1

als je met 2 of meer beginstoffen begint en er ontstaat 1 reactieproduct is het

een vormingsreactie

als je met 1 beginstof begint er ontstaan meerdere reactie producten is het een

ontledingsreactie

 

beginstoffen van een ontledingsreactie kun je ontleden daarom heten die ontleedbare stoffen

sommige stoffen kun je niet ontleden dit zijn altijd zuivere stoffen ze heten niet-ontleedbare stoffen

bijv. zuurstof, chloor, koper.

 

als je in een reactie energie moet stoppen is het een endotherme reactie.

 

komt er energie vrij bij de reactie dan is het een exotherme reactie.  Soms moet

je er eerst warmte instoppen en daarna gaat het vanzelf verder.

de ontledingsreactie onder invloed van warmte heet thermolyse

 

4.2

alle stoffen bestaan uit hele kleine deeltjes: moleculen

van een zuivere stof zijn de moleculen allemaal hetzelfde.

bij een mengsel zitten de verschillende stoffen waaruit het mengsel bestaat

door elkaar heen.

- in een vaste stof zitten de moleculen op een vaste plaatst dicht op elkaar.

de moleculen staan niet stil ze trillen

- in een vloeibare stof kunnen de moleculen langs elkaar bewegen

- in een gas zitten de moleculen ver bij elkaar vandaan.  Ze bewegen snel

tussen de moleculen zit niets.

 

4.3

moleculen zijn opgebouwd uit atomen, atomen kun je niet vernietigen.

moleculen van een niet-ontleedbare stof bestaat uit één soort atomen

moleculen van een ontleedbare stofbestaan

uit verschillende soorten atomen.

een ander woord voor atoomsoort is element. Iedere atoomsoort heeft zijn eigen symbool.

 

 

Een atoom teken je als een bolletje met een symbool erin.

als je die bolletjes aan elkaar tekent heb je een molecuultekening

een andere manier is een molecuulformule 

bijv. H₂O

het cijfer  ‘2’ heet een index. 

het aantal moleculen geef je aan met een cijfer vóór de formule dat cijfer heet

de coëfficiënt

5 H₂O betekent dus 5 watermoleculen.

 achter de formule zet je de fase.

er zijn 7 niet-ontleedbare stoffen bestaat het uit 2 atomen. 

bij ontleedbare stoffen die uit 2 elementen bestaan geven ze de 2e

element een andere uitgang

-ide

 

 

 

4.4

reactie kloppend maken

 

  1. Schrijf het reactieschema op
  2. Vervang de woorden door formules
  3. Bekijk in de formules hoeveel atomen van elk soort voor en achter de pijl staan
  4. Om het aantal atomen kloppend te maken moet je het aantal moleculen voor en achter de pijl aanpassen, dat doe je door getallen (coëfficenten) voor de formules te zetten
  5. Controleer of het klopt

 

  1. Schrijf het reactieschema op
  2. Vervang de woorden door formules
  3. Bekijk in de formules hoeveel atomen van elk soort voor en achter de pijl staan
  4. Om het aantal atomen kloppend te maken moet je het aantal moleculen voor en achter de pijl aanpassen, dat doe je door getallen (coëfficenten) voor de formules te zetten
  5. Controleer of het klopt

Dit kloppende reactieschema noem je een reactievergelijking

 

Hoofdstuk 5

5.1

lijm kun je in 2 categorieën indelen : metalen

en moleculaire stoffen

metalen zijn opgebouwd uit metaalatomen, metalen kun je niet lijmen.

- metalen: deze stoffen bestaan uit metaalatomen en hebben als gemeenschappelijke eigenschap dat: ze de stroom en warmte geleiden, een glimmend oppervlak hebben, lastig te verlijmen & bij kamertemperatuur een

vaste stof zijn. Uitzondering is kwik

- moleculaire stoffen: deze geleiden geen stroom en warmte, ze bestaan uit

moleculen.

sommige plakken wel met een bepaalde lijm en andere niet.

 

lijm zorgt voor een verbinding tussen 2 delen. Er vindt geen reactie plaatst

met de stoffen.

de binding die de lijm aangaat met de moleculen van de stoffen heet vanderwaalsbinding.

de sterkte van de vanderwaalsbinding is afhankelijk van de grootte van de

moleculen.

vanderwaalsbinding tussen moleculen van dezelfde soort heet cohesie

adhesie is een verbinding tussen

verschillende soorten moleculen.

 

door de sterke vanderwaalsbinding kunnen de moleculen moeilijk langs en door elkaar bewegen. Dat is de reden dat lijm in zuivere vorm (zonder oplosmiddel)

altijd vast is bij kamertemperatuur.

 

metalen zijn opgebouwd uit atomen.  Een

binding tussen metaalatomen heet metaalbinding.

hier komen geen vanderwaalsbindingen voor.

metalen kunnen alleen binden door ze samen te smelten of via gesmolten metaal

te binden dit heet solderen.

 

fysische lijm: bevatten een oplosmiddel.  Het oplosmiddel verdampt en de lijm blijft achter. De grote moleculen zorgen door de vanderwaalsbinding voor hechting. Hierbij speelt cohesie en

adhesie een rol.

chemische lijmen: deze lijmen ontstaan door een chemische reactie. De beginstoffen zijn gescheiden en moet je voor gebruik zelf mengen.  soms reageert de beginstof met een stof die al aanwezig is bijv water op het onderdeel zoals bij secondelijm

 

 

REACTIES

J.

J.

Heel fijn ik snap het nu allemaal!!

9 jaar geleden

A.

A.

Thank you!!

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.