Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Samenvatting hoofdstuk 1, Nova Scheikunde klas 3

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 3171 woorden
  • 14 januari 2019
  • 219 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
219 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 1

Natuurlijke materialen: materialen die in de omgeving worden aangetroffen (b.v. hout) Grondstoffen: natuurlijke stoffen die je nodig hebt om materialen of andere stoffen te maken Synthetische materialen: materialen die je niet in de natuur kunt vinden maar moet maken (b.v. kunststof of plastic, maar ook baksteen, ijzer en glas)

Grondstoffen voor glas: zand, Kalk, Soda

Grondstoffen voor ijzer: ijzererts, houtskool

Grondstoffen voor plastic: aardolie (beperkte hoeveelheid van beschikbaar)

Kunststof: een vrij “nieuw” materiaal, wat nog steeds ontwikkeld wordt. Je vindt kunststof bijna overal. Kunststof is te vinden in o.a. kleding, speelgoed en voertuigen. In een product kunnen meerdere soorten kunststoffen voorkomen.                                                          Biologisch afbreekbaar: materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden. “Normaal” plastic is niet biologisch afbreekbaar.                                     Biodegradeerbaar: materiaal dat door bacteriën afgebroken kan worden.                       Hernieuwbare grondstof: grondstof die niet opraakt. (b.v. PLA, polymelkzuur (biologisch afbreekbaar plastic), dit is na 3 maanden niet meer terug te vinden en wordt vooral van chirurgische doeleinden gebruikt maar is ook handig in de verpakkingsindustrie)

Bij het ontwikkelen van nieuwe kunststoffen (b.v. plastic) wordt rekening gehouden met bovenstaande begrippen.

materiaaleigenschappen

voorbeelden

dichtheid

ijzer heeft een hoge dichtheid, aluminium heeft een lage

elasticiteit

rubber is elastisch, maar steen veert niet

elektrische geleidbaarheid

metalen (b.v. koper/goud) geleiden stroom goed, plastic niet

hardheid

beton is hard, krijt is zacht

hydrofiel

katoen neemt vocht op en absorbeert het

hydrofoob

plastic, bind geen vocht en laat geen vocht door

 

Composiet: een materiaal dat is samengesteld uit een mix van verschillende materialen.  (b.v. gewapend beton en gewapend glas)                                                                                 Legering: een mengsel van samengesmolten metalen (b.v. brons dat uit koper en tin bestaat)                                                                                                                         Carbonvezels (carbon): heel sterk materiaal door dunne vezels, vaak een composiet met plastic. (plastic wordt sterker door carbon)

Bovenstaande begrippen zijn/ hebben te maken met een materialen mix. Dit wordt gedaan zodat een materiaal betere eigenschappen krijgt dan de afzonderlijke materialen.                              Als een materiaal niet geschikt is, wordt er of een nieuw materiaal ontwikkeld of een materialen mix gemaakt.

Ook een touchscreen is een composiet, over de glasplaat ligt een coating van indiumtinoxide. Bij aanraking veranderd de plaatselijke geleidbaarheid waardoor de software kan bepalen waar je het scherm raakt.

Er wordt veel onderzoek gedaan naar zelfhelende materialen, materialen die zichzelf herstellen van b.v. scheuren of krassen.

 

Paragaaf 2

Materiaaleigenschappen: eigenschappen van een materiaal, bepaald door de combinatie van (verschillende) stofeigenschappen. (b.v. dichtheid, hydrofiel of hydrofoob) Stofeigenschappen: eigenschappen van een stof, meestal bepaald door moleculen. (b.v. kleur, geur en smaak maar ook kookpunt en smeltpunt)                                                Moleculen: de kleinste deeltjes waar een stof uit bestaat.

Alle stoffen hebben een unieke combinatie stofeigenschappen. Daarom is het in de scheikunde belangrijk dat je zuivere stoffen gebruikt bij experimenten. Hierdoor weet zeker dat alle waarnemingen die je doet bij deze specifieke stof horen.

Zuivere stof: één stof, met één soort moleculen. Dit vind je vaak in laboratoriums. (b.v. aluminium, kristalsuiker en koper).                                                                                                    Mengsel: combinatie van twee of meer zuivere stoffen (vaak in de omgeving)                                          Heterogeen mengsel: mengsel waarin je (met een microscoop) de verschillende stoffen kan waarnemen (b.v. zand).  Er zijn emulsies en suspensies.                                             Homogeen mengsel: mengsel waarin je de verschillende stoffen niet kan waarnemen (b.v. suikerwater en niet-verontreinigde lucht, metalen). Er is een oplossing.

Oplossing: een homogeen mengsel, deze is altijd helder                                               Oplosmiddel: middel waarin een (vloei)stof oplost (b.v. water, alcohol, aceton of benzine). Helder: als je door een vloeistof heen kan kijken.                                                    Gasmengsel: mengsel van gas, deze is altijd homogeen. 

Suspensie: een vloeistof waarin kleine brokjes van een vaste stof zweven, deze is altijd troebel           (b.v. chocolademelk).                                                                                                            Troebel: als je niet door een vloeistof heen kan kijken.                                                               Bezinken: wanneer je een suspensie met rust laat en de vaste deeltjes langzaam naar de bodem zakken, door te schudden gaan de deeltjes weer zweven. Hoe kleiner de deeltjes, hoe langer bezinken duurt.              

Emulsie: een vloeistof waarin druppels van een andere vloeistof zweven, deze is altijd troebel (b.v. melk).                                                                                                                  Ontmengd: als de vloeistoffen van een emulsie boven elkaar komen te liggen. Als je schudt mengen de stoffen zich weer (en dan heb je een emulsie).                                                  Emulator: een stof die zorgt dat een emulsie niet meer ontmengd. (b.v. in melk)

Gas kan een onderdeel zijn van een heterogeen mengsel voorbeelden daarvan zijn:                   Rook: als in een gas (lucht) vaste deeltjes (roet) zweven.                                                                  Nevel (mist): als kleine vloeistofdruppels in gas zweven.                                                            Schuim: als er kleine gasbellen opgesloten zitten in een vloeistof of in een vaste stof                       (b.v. piepschuim)

Je komt te weten of een (vloei)stof een zuivere stof of een mengsel is door het smeltgedrag te onderzoeken:                                                                                                                Smeltpunt: punt waarop een zuivere stof smelt (bij water 0 oC en bij alcohol -117,3 oC). Kookpunt: punt waarop een zuivere stof kookt (bij water 100 oC en bij alcohol 78,5 oC).

Als een zuivere stof smelt of kookt verandert de temperatuur niet. Er is een vast kookpunt en een vast smeltpunt.      

Standaarddruk: druk waarmee kookpunten berekend worden. (hogere druk is hoger kookpunt)

Mengsels bestaan uit verschillende stoffen met verschillende kook- en smeltpunten. Hierdoor heb je geen vast kook- en smeltpunt, maar ontstaat er een traject:                     Kooktraject: traject waarin een mengsel begint te koken.                                               Smelttraject: traject waarin een mengsel begint te smelten.

Bij mengsels loopt de temperatuur op of af tijdens een kook- of smelttraject. Er is geen vast kook- en smeltpunt.

 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

 

Paragraaf 4

Fase-overgang: overgang van een stof naar een andere fase. De moleculen blijven intact.
Chemische reactie (vormingsreactie): als de ‘originele’ stof na een verandering niet meer terugkomt en er nieuwe stof(fen) zijn ontstaan.
Beginstoffen: stoffen waarmee je begon.
Reactieproducten: nieuwe stoffen met andere stofeigenschappen dan de stof(fen) waarmee je begon.
Reactieschema: weergave van een chemische reactie: beginstof(fen) à reactieproduct(en)

Verbrandingsreactie: een chemische reactie waar een brandbare stof en zuurstof bij nodig is: brandbare stof(fen) + zuurstof à verbrandingsproduct(en)
Verbrandingsproduct: product dat vrijkomt als reactieproduct na de verbranding.
Ontbrandingstemperatuur: temperatuur waarop een brandstof vanzelf ontbrand. Als de temperatuur lager ligt moet de reactie gestart worden met een vlammetje.

Ontledingsreactie: uit één stof worden meerdere nieuwe stoffen gehaald:                     beginstof à ontledingsproducten
Ontledingsproducten: producten die als reactieproducten ontstaan na een ontleding.

 

 

Algemene kennis

Samenstelling: geeft aan welke stoffen en hoeveel daarvan in 100 gram levensmiddel voorkomen.                                                                                                               Massapercentage: de massa van een stof die voorkomt in 100 gram van het mengsel, uitgedrukt in procenten.                                                                             Volumepercentage: het volume van een vloeistof die voorkomt in 100 (milli)liter van het vloeistofmengsel, uitgedrukt in procenten.

Formules die je moet weten:

  • Dichtheid = massa/volume                                                                                            
  • Concentratie = massa/volume                    
  • Massapercentage = massa stof/massa mengsel * 100%                           
  • Volumepercentage = volume stof/volume vloeistofmengsel * 100%             

 

Paragraaf 3

Scheidingsmethode: een manier waarop je stoffen kunt scheiden. Er zijn 7 methodes: BIDCAFE

naam

wat?

hoe?

filteren/filtratie

vaste deeltjes uit een vloeistof halen (suspensie).

door middel van een filter met gaatjes van een bepaalde grootte.

bezinken en afschenken

vaste of vloeibare deeltjes uit een vloeistof halen door de vloeistof af te schenken.

door zwaartekracht zakt de stof met de grootste dichtheid langzaam naar beneden.

centrifugeren

stof met de grootste dichtheid naar de buitenkant draaien.

door snel draaiende beweging. Versnelt het bezinken. Vaak gecombineerd met filtratie.

indampen

vaste stof uit een oplossing halen (homogeen mengsel)

door het verhitten van de vloeibare stof. Door het verschil in kookpunt blijft de andere stof over.

destilleren/destillatie

vloeistof uit een vloeibaar homogeen mengsel ‘halen’.

door verhitting van de vloeistof met het laagste kookpunt. Deze verdampt. Op een hoger punt in de destillatie-opstelling condenseert deze weer en wordt ergens anders opgevangen.

extraheren/extractie

stofeigenschappen uit een stof halen

door middel van een extractiemiddel (water).

absorberen/absorptie

specifieke stof uit een homogeen of gasmengsel te krijgen

door middel van (een adsorptiemiddel) actieve kool, dit heeft een groot oppervlakte door gaatjes. Hieraan hechten sommige stoffen zich erg. De gehechte stof kun je vervolgens door filtratie scheiden.

 

scheidingstechniek

soort mengsel

berust op verschil in

filteren/filtratie

suspensie

rook

deeltjesgrootte

bezinken en afschenken

suspensie

emulsie

dichtheid

centrifugeren

suspensie

emulsie

dichtheid

indampen

oplossing van een stof

kookpunt

destilleren/destillatie

homogeen vloeistofmengsel

kookpunt

extraheren/extractie

elk type mengsel

oplosbaarheid

absorberen/absorptie

oplossingen

gasmengsels

aanhechtingsvermogen

 

Residu: deeltjes die achterblijven bij filtratie en destillatie.  
Filtraat: deeltjes die wel door de filter gaan bij filtratie.
Destillaat: opgevangen vloeistof bij destilleren.

Het scheiden van mengsels is geen chemische reactie. Er ontstaan namelijk geen nieuwe stoffen bij scheidingen.

 

Eenheden omreken

Onthoud:
1 uur = 60 minuten = 3600 seconden
1 kilometer = 1000 meter = 1.000.000 millimeter
1 m2 = 100 dm2 = 10.000 cm2
1 m3 = 1000 dm3 = 1.000.000 cm3
1 kiloliter = 1 dm3
1 liter = 1 dm3
1 milliliter = 1 cm3
 

10n

voorvoegsel

symbool

voorbeeld

1012

tera

T

Tera Byte

109

giga

G

Giga Byte

106

mega

M

Mega Byte

103

kilo

k

kilometer

102

hecto

h

hectometer

101

deca

da

decameter

1

eenheid

eenheid

meter

10-1

deci

d

decimeter

10-2

centi

c

centimeter

10-3

milli

m

millimeter

10-6

micro

μ

microseconde

10-9

nano

n

nanoseconde

10-12

pico

p

picaseconde

REACTIES

E.

E.

Heb je een profiel van jungkook van BTS?

3 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.