Samenvatting H6.4 - 6.5 en H7

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1425 woorden
  • 11 juni 2013
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee

6.4

In een zoutoplossing zijn ionen gehydrateerd(zout oplossen). Als je een zoutoplossing

indampt, verdwijnen de watermoleculen en gaan de ionen naar elkaar toe.

Soms worden in het kristalrooster van het zout tussen de ionen watermoleculen ingebouwd. Dit ‘water’ heet kristalwater. Een zout hiervan is hydraat. Als je

een hydraat verwarmt, verdwijnt het kristalwater uit de vaste stof.

- blauw kopersulfaat bevat per CuSO4 eenheid 5 moleculen kristalwater.

formule: CuSO4 .5H2O(s) dan heet het kopersulfaatpentahydraat.

- kristalsoda(natruimcarbonaatdecahydraat) deca staat voor 10

formule: Na2CO3 .10H2O(s)

- Als calciumsulfaat hard wordt, neemt het per CaSO4 eenheid twee moleculen kristalwater op. De formule van gips is dus CaSO4 .2H2O(s)

6.5

Er bestaan veel soorten zeep, de moleculen zijn allemaal hetzelfde gebouwd. De moleculen ontstaan uit twee gedeelten. Het hydrofiele(oplosbaar in water) en

het hydrofobe(niet oplosbaar in water).

De structuurformule van stearaat is: C17H35COO-

De koolwaterstofketen is hydrofoob. De COO- kop is hydrofiel.

Als je natriumstearaat in water komt, krijg je losse natruim- en stearaationen. De geladen kop van het stearaation wordt door watermoleculen gehydrateerd. De koolwaterstofstaart wil niet het water in. Daarom blijven ze vooral aan het wateroppervlak zitten. Als het wateroppervlak vol is, dan keren de staarten naar elkaar toe en maken een soort hydrofoob gebiedje. Een micel is een complex

van moleculen die op een bepaalde wijze gerangschikt of gericht zijn.

Vuildeeltjes lossen niet op in water, wel als je zeep gebruikt. Zo’n vuildeeltje kan wel in een micel oplossen. Als je zeepwater schudt kunnen de micellen zich met lucht vullen. Die bellen stijgen op, maar door de ionkoppen blijft een heel dun laagje water intact. Zo ontstaat een zeepbel.

7.1

- Indicatoren zijn stffen waarvan de kleur afhankelijk is van de pH van de

vloeistof waarin ze zijn opgelost. (zie table 52A binas)

- omslagtraject=de overgang van de ene naar de andere kleur treed niet op bij 1 bepaalde waarde van pH. Er is een overgangsgebied.

- Universeelindicatorpapier= papier dat verschillende kleuren aantoont en zo kun je zien welke kleur bij welke pH hoort.

- Bij verdunnen gaat de pH altijd richting de 7. 

7.2

H+ is verantwoordelijk voor zure eigenschappen. Zuren zijn deeltjes die een H+ ion kunnen afstaan.

Een aantal namen en formules die H+ bevatten: (moet je weten)

- HCl                                       waterstofchloride = zoutzuur

- CH3COOH                         ethaanzuur 

- HNO3                                  salpeterzuur           

- H2CO3                                koolzuur

- H2SO4                                 zwavelzuur

- H3PO4                                 fosforzuur

7.3

Ook heb je basen. Basen zijn deeltjes die H+ ionen kunnen opnemen.

Een aantal namen

en formules die je moet kennen:

- OH-                                      hydroxide

- HCO3 -                                waterstofcarbonaat

- CH3COO-                           ethanoaat

- NH3                                      ammoniak

- O2-                                       oxide

- CO3 2-                                carbonaat

Ook moet je de volgende basische oplossingen weten:

- Na+(aq) + OH-(aa)         natronloog

- K+(aq) + OH-(aq)           kaliloog

- NH3(aq)                         ammonia

7.4

- Als je de pH

van een oplossing moet berekenen doe je dat zo:

1) bereken de concentratie H+(aq) in mol per liter.

2) pH= -log(H+)

Voorbeeld:

250 mL oplossing bevat 0,25 mol H+:

1)

aantal mol               0,25                ….                   …=1  

Aantal L                    0,25                1

2)

-log(1)=0

- Als je het omgekeerde wil berekenen, vanuit een gegeven pH de H+ berekenen,

dan geld de formule: H+ = 10^ -pH

voorbeeld:

Hoe groot is de H+ in een oplossing met pH=3,3?

antwoord: H+ = 10^- 3,3

Bij een verdunning maak je het volume 10x zo groot. Dat doe je door aan bvb 10

mL zure oplossing 90 mL water toe te voegen. Zo kom je op 100 mL

7,5

- pOH = -log(OH-)

daarvan is OH- =

10^-pOH

voorbeeld.

Bereken de pOH van natronloog, waarbij 0,025 mol OH- per liter is opgelost. Dus

OH-= 0,025 mol L^-1

dus pOH = -log 0,025 = 1,60

voorbeeld.

Een basische oplossing heeft een pOH van 3,5 Bereken OH- in deze oplossing.

OH- = 10^-pOH

Dus OH- = 10^-3,5 = 3,2 X 10^-4

- verband pH en

pOH:

pH + pOH = 14

voorbeeld:

Bereken de OH- van een oplossing met pH = 9,80

1) pH = groter dan 7. Je moet dan OH- uitrekenen.

2) de pOH is

14-9,80 = 4,20

3) OH- = 10 ^ -4,20 = 6,31 X 10 ^ -5 mol L ^ -1

7,6

Vaste/standaard reacties die je moet kennen: 

- O2- + 2H+         H2O

- OH- + H+         H2O

- NH3 + H+        NH4+

- CO3 2-  + 2H+                CO2 + H2O

- HCO3 - + H+                   CO2 + H2O

- Ac- + H+         HAc 

voorbeelden

Stel de formule op van vast natruimcarbonaat + zwavelzuur opl.

1) formule base: Na2CO3

    formule zuur: H2SO4       2H+(aq) + SO4 2-

(aq)

2) standaard reactie (zie boven, zoek uit welke erbij past):

     CO3 2-  + 2H+            CO2 + H2O

3) formule:

    Na2CO3 (s) + 2H+(aq)    CO2(g)

+ H2O(l) + 2Na+(aq)

Stel de formule op van zoutzuur + ammoniakgas.

1) formule base: NH3 (s)

    formule zuur: H+ (aq) + Cl- (aq)

2) standaard reactie:

    NH3 + H+      NH4+

3) formule:

    NH3 + H+      NH4+  (zelfde, Cl-  mag weg gelaten worden, omdat het een oplossing is)

Rixt van der Valk
H4B

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ga jij volgend jaar studeren?

Meld je aan voor nieuwsbrief van Studenten.com voor tips om alles uit je studentenleven te halen 💛