6.4
In een zoutoplossing zijn ionen gehydrateerd(zout oplossen). Als je een zoutoplossing
indampt, verdwijnen de watermoleculen en gaan de ionen naar elkaar toe.
Soms worden in het kristalrooster van het zout tussen de ionen watermoleculen ingebouwd. Dit ‘water’ heet kristalwater. Een zout hiervan is hydraat. Als je
een hydraat verwarmt, verdwijnt het kristalwater uit de vaste stof.
- blauw kopersulfaat bevat per CuSO4 eenheid 5 moleculen kristalwater.
formule: CuSO4 .5H2O(s) dan heet het kopersulfaatpentahydraat.
- kristalsoda(natruimcarbonaatdecahydraat) deca staat voor 10
formule: Na2CO3 .10H2O(s)
- Als calciumsulfaat hard wordt, neemt het per CaSO4 eenheid twee moleculen kristalwater op. De formule van gips is dus CaSO4 .2H2O(s)
6.5
Er bestaan veel soorten zeep, de moleculen zijn allemaal hetzelfde gebouwd. De moleculen ontstaan uit twee gedeelten. Het hydrofiele(oplosbaar in water) en
het hydrofobe(niet oplosbaar in water).
De structuurformule van stearaat is: C17H35COO-
De koolwaterstofketen is hydrofoob. De COO- kop is hydrofiel.
Als je natriumstearaat in water komt, krijg je losse natruim- en stearaationen. De geladen kop van het stearaation wordt door watermoleculen gehydrateerd. De koolwaterstofstaart wil niet het water in. Daarom blijven ze vooral aan het wateroppervlak zitten. Als het wateroppervlak vol is, dan keren de staarten naar elkaar toe en maken een soort hydrofoob gebiedje. Een micel is een complex
van moleculen die op een bepaalde wijze gerangschikt of gericht zijn.
Vuildeeltjes lossen niet op in water, wel als je zeep gebruikt. Zo’n vuildeeltje kan wel in een micel oplossen. Als je zeepwater schudt kunnen de micellen zich met lucht vullen. Die bellen stijgen op, maar door de ionkoppen blijft een heel dun laagje water intact. Zo ontstaat een zeepbel.
7.1
- Indicatoren zijn stffen waarvan de kleur afhankelijk is van de pH van de
vloeistof waarin ze zijn opgelost. (zie table 52A binas)
- omslagtraject=de overgang van de ene naar de andere kleur treed niet op bij 1 bepaalde waarde van pH. Er is een overgangsgebied.
- Universeelindicatorpapier= papier dat verschillende kleuren aantoont en zo kun je zien welke kleur bij welke pH hoort.
- Bij verdunnen gaat de pH altijd richting de 7.
7.2
H+ is verantwoordelijk voor zure eigenschappen. Zuren zijn deeltjes die een H+ ion kunnen afstaan.
Een aantal namen en formules die H+ bevatten: (moet je weten)
- HCl waterstofchloride = zoutzuur
- CH3COOH ethaanzuur
- HNO3 salpeterzuur
- H2CO3 koolzuur
- H2SO4 zwavelzuur
- H3PO4 fosforzuur
7.3
Ook heb je basen. Basen zijn deeltjes die H+ ionen kunnen opnemen.
Een aantal namen
en formules die je moet kennen:
- OH- hydroxide
- HCO3 - waterstofcarbonaat
- CH3COO- ethanoaat
- NH3 ammoniak
- O2- oxide
- CO3 2- carbonaat
Ook moet je de volgende basische oplossingen weten:
- Na+(aq) + OH-(aa) natronloog
- K+(aq) + OH-(aq) kaliloog
- NH3(aq) ammonia
7.4
- Als je de pH
van een oplossing moet berekenen doe je dat zo:
1) bereken de concentratie H+(aq) in mol per liter.
2) pH= -log(H+)
Voorbeeld:
250 mL oplossing bevat 0,25 mol H+:
1)
aantal mol 0,25 …. …=1
Aantal L 0,25 1
2)
-log(1)=0
- Als je het omgekeerde wil berekenen, vanuit een gegeven pH de H+ berekenen,
dan geld de formule: H+ = 10^ -pH
voorbeeld:
Hoe groot is de H+ in een oplossing met pH=3,3?
antwoord: H+ = 10^- 3,3
Bij een verdunning maak je het volume 10x zo groot. Dat doe je door aan bvb 10
mL zure oplossing 90 mL water toe te voegen. Zo kom je op 100 mL
7,5
- pOH = -log(OH-)
daarvan is OH- =
10^-pOH
voorbeeld.
Bereken de pOH van natronloog, waarbij 0,025 mol OH- per liter is opgelost. Dus
OH-= 0,025 mol L^-1
dus pOH = -log 0,025 = 1,60
voorbeeld.
Een basische oplossing heeft een pOH van 3,5 Bereken OH- in deze oplossing.
OH- = 10^-pOH
Dus OH- = 10^-3,5 = 3,2 X 10^-4
- verband pH en
pOH:
pH + pOH = 14
voorbeeld:
Bereken de OH- van een oplossing met pH = 9,80
1) pH = groter dan 7. Je moet dan OH- uitrekenen.
2) de pOH is
14-9,80 = 4,20
3) OH- = 10 ^ -4,20 = 6,31 X 10 ^ -5 mol L ^ -1
7,6
Vaste/standaard reacties die je moet kennen:
- O2- + 2H+ H2O
- OH- + H+ H2O
- NH3 + H+ NH4+
- CO3 2- + 2H+ CO2 + H2O
- HCO3 - + H+ CO2 + H2O
- Ac- + H+ HAc
voorbeelden
Stel de formule op van vast natruimcarbonaat + zwavelzuur opl.
1) formule base: Na2CO3
formule zuur: H2SO4 2H+(aq) + SO4 2-
(aq)
2) standaard reactie (zie boven, zoek uit welke erbij past):
CO3 2- + 2H+ CO2 + H2O
3) formule:
Na2CO3 (s) + 2H+(aq) CO2(g)
+ H2O(l) + 2Na+(aq)
Stel de formule op van zoutzuur + ammoniakgas.
1) formule base: NH3 (s)
formule zuur: H+ (aq) + Cl- (aq)
2) standaard reactie:
NH3 + H+ NH4+
3) formule:
NH3 + H+ NH4+ (zelfde, Cl- mag weg gelaten worden, omdat het een oplossing is)
Rixt van der Valk
H4B
REACTIES
1 seconde geleden