Scheikunde hoofdstuk 1 havo 3

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1067 woorden
  • 29 november 2021
  • 49 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
49 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
  • Materiaal en stof eigenschappen
  • Wat is het verschil tussen natuurlijke en synthetische materialen?
  • Veel bekende materialen worden uit de natuur gehaald, dit noem je natuurlijke materialen (bijvoorbeeld hout, steen etc.)
  • Synthetische materialen zijn materialen die je niet in de natuur zult aantreffen, maar die door de mens zijn gemaakt (ijzer, plastic etc.)
  • Wat zijn grondstoffen?
  • Grondstoffen zijn materialen die je nodig hebt voor het maken van (nieuwe) stoffen en producten.
  • Grondstoffen van biologische oorsprong zijn heelal hernieuwbaar.
  • Wat is een composiet?
  • Door Het combineren van materialen ontstaan een samengesteld materiaal à een composiet
  • Wat zijn een aantal stof en materiaal eigenschappen?
  • Dichtheid (geeft aan hoe groot de massa is per volume-eenheid), oplosbaarheid (een maat voor de hoeveelheid stof die maximaal een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel kan worden opgelost), smelt- en kookpunt, elektrische geleidbaarheid (geeft aan hoe goed stoffen en materialen de elektrische stroom kunnen geleiden)
  • (meer details boek blz. 9/11)
  • Hoe kun je de dichtheid berekenen?
  • P = m : V (schrijf op als breuk)
  • P à de dichtheid in kubieke (g/cm3)
  • m à de massa in gram (g)
  • V à het volume in kubieke cm (cm3)
  • m = p x V
  • V = m : p
  • (Voorbeeldopdracht blz. 10)
  • Paragraaf 2: het deeltjesmodel
  • Beschrijf met behulp van het deeltjesmodel een materiaal op microniveau
  • Deeltjesmodel is een model dat er vanuit gaat dat alle stofeigenschappen worden bepaald door de kleinste deeltjes waaruit stoffen zijn opgebouwd.
  • De vorm en grootte van die deeltjes en de wijze waarop deze deeltjes bewegen en gerangschikt zijn is hierbij ook van belang. Het niveau van deze kleine deeltjes heet microniveau
  • Het deeltjesmodel is een hulpmiddel om je een voorstelling te maken van het microniveau. Het gaat namelijk om een niveau dat je niet kunt waarnemen (met het blote oog)
  • Het deeltjesmodel heeft de volgende 5 kenmerken: elke stof is opgebouwd uit heel veel moleculen, elke stof heeft zijn eigen soort moleculen (massa en vorm), moleculen zijn voortdurend in beweging, moleculen trekken elkaar aan, tussen moleculen zit afstand.
  • (meer details blz. 18)
  • Beschrijf faseovergangen op microniveau
  • Je hebt 3 fases: vaste, vloeibare en gasfase. Wanneer een stof van de ene fase naar de andere fase overgaat noemen we dat een faseovergang.
  • In de vaste en vloeibare fase trekken de moleculen elkaar aan. als de bewegingsenergie van die moleculen niet zo groot is, zijn de aantrekkende krachten tussen de moleculen groot genoeg om hun op hun plaats te houden à ze trillen dan een beetje.
  • Als de stof gaat smelten komt deze in de vloeibare fase, de moleculen staan nu verder van elkaar af en trekken elkaar minder goed aan.

  • Als de temperatuur nog verder stijgt word de bewegingsenergie van de moleculen steeds groter, de moleculen gaan op steeds grotere afstand van elkaar bewegen. Als de stof kookt is de bewegingsenergie zo groot geworden dat de aantrekkingskrachten tussen de moleculen volledig worden overwonnen. De moleculen laten elkaar los en gaan op grote afstand van elkaar bewegen à de stof is overgegaan in de gasfase.
  • Wat is het verband tussen het deeltjesmodel en stofeigenschappen?
  • Waarneembare kenmerken en meetbare eigenschappen van materialen horen bij macroniveau (niveau waarop je stoffen en verschijnselen kunt waarnemen) , een beschrijving van het materiaal op microniveau is een beschrijving op het niveau van moleculen. De wijze waarop moleculen zijn gerangschikt is hierbij ook van belang.
  • Beschrijf een smelt- kookdiagram van zuivere stoffen
  • Door tijdens het verwarmen de temperatuur van de stof te meten, kun je van die meetgegevens een smelt – kookdiagram maken.

  • De hoogte van het smelt- kookdiagram hangt samen met de grootte van de aantrekkingskracht tussen de deeltjes.
  • Paragraaf 3: zuivere stoffen en mengsels
  • Leg op micro/macro niveau uit war zuivere stoffen en mengsels zijn
  • Bij een zuivere stof heb je met puur en alleen die stof te maken, bij een mengsel is het een combinatie van twee of meer verschillende zuivere stoffen
 
   


Uit het deeltjesmodel van moleculaire stoffen volgt dat zuivere stoffen uit één soort moleculen bestaan, in een mengsel zitten juist verschillende molecuul soorten door elkaar heen.

  • Verklaar smelt- kookdiagram op microniveau
  • Bij een zuivere stof blijft de temperatuur tijdens het smelten en koken constant, een mengsel bestaat uit twee of meerdere verschillende stoffen met verschillende smelt en kookpunten. Bij een faseovergang zullen deze moleculen elkaar bij verschillende temperaturen loslaten. Uit een smelt- kookdiagram zal dan blijken dat tijdens een faseovergang de temperatuur niet constant blijft. De temperatuur loopt tijdens het smelten of tijdens het koken langzaam op, er is in zo’n geval sprake van een smelttraject of een kooktraject.
  • Als blijkt dat de temperatuur tijdens het smelten of tijdens het koken licht stijgt, dan heb je te maken met een mengsel. Wanneer tijdens een faseovergang de temperatuur constant blijft heb je te maken met een zuivere stof.
  • wat is een homogeen en een heterogeen mengsel?
  • Heterogeen à de verschillende samenstellende deeltjes kunnen hierin onderscheiden worden.
  • Homogeen à de verschillende samenstellende deeltjes kunnen hierin niet meer onderscheiden worden, ze zijn uniform verdeeld in het mengsel.
  • Noem voorbeelden van een heterogeen en homogeen mengsel
 
   
  • Hoe kun je berekeningen uitvoeren aan de samenstelling van megsels?
  • Massa % = massa stof : massa mengsel x 100%
  • (zie blz. 30 boek)
  • Paragraaf 4: scheidingsmethodes
  • Noem en beschrijf een aantal scheidingsmethodes
  • Centrifugeren: Bij centrifugeren wordt een suspensie of emulsie in een centrifuge heel snel rondgedraaid. Hierdoor zakken de zware deeltjes naar de bodem. Dit is hetzelfde als het rustig laten staan zodat het zakt en dan afschenken. De zwaarste stof erin laten zitten de andere eruit schenken.
  • Filtreren: Bij filtreren laten we een suspensie door een filter lopen. De vaste deeltjes kunnen niet door de filter heen en blijven op de filter achter: het residu. De vloeistof loopt wel door de filter: het filtraat.
  • Indampen
    Vluchtige stoffen: Stoffen die makkelijk kunnen indampen (proefje)
  • Destilleren
    de vloeistof word aan het koken gebracht, de damp komt in een koeler terecht en condenseert en word opgevangen.
    Destillaat: De vloeistof die in de koeler zit
  • Oplosbaarheid
    Extraheren is een scheidingsmethode die je gebruikt bij het scheiden van vaste stoffen. Je voegt aan het mengsel een geschikt oplosmiddel toe waarin 1 bestandsdeel van het mengsel oplost. Door te filtreren en in te dampen ( of te destilleren) heb je de vaste vloeistoffen van elkaar gescheiden.
    Het oplosmiddel dat wordt gebruikt heet extractiemiddel.
  • Adsorptie
    Bij adsorberen hecht een kleurstof zich aan het oppervlak van het adsorptiemiddel. Om het oppervlak van het adsorptiemiddel zo groot mogelijk te maken moet je het eerst verpoederen. Deze scheidingsmethode wordt vooral gebruikt om verontreinigingen uit stoffen te halen. ( Zoals bijvoorbeeld kleurstoffen.)
    (actieve kool word meestal gebruikt)
 
   


Hoe kan je kiezen welke scheidingsmethode het handigste is?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.