Stoffen kunnen in 3 verschillende toestanden voorkomen:
- Vast
- Vloeibaar
- Gasvormig
Voor vaste stoffen gelden de volgende kenmerken:
- Vaste stoffen hebben een vaste vorm.
- Vaste stoffen kun je niet samenpersen, het volume ligt vast.
De kenmerken van vloeistoffen zijn:
- Vloeistoffen hebben geen vaste vorm.
- Vloeistoffen kun je niet samenpersen, het volume ligt vast.
Gassen hebben de volgende kenmerken:
- Gassen hebben geen vaste vorm.
- Gassen hebben een veel kleinere dichtheid dan vaste stoffen en vloeistoffen.
- Je kunt het volume van gassen veranderen. Hierdoor verandert ook de druk van het gas.
Als je ijs laat smelten, zie je water van fase veranderen. Van vast wordt het vloeibaar. Daarom noem je smelten een faseovergang. Bij een faseverandering verandert het stof, maar alleen het fase van het stof verandert. Faseovergangen zijn daarom geen scheikundige reacties, omdat het niet van stof verandert.
- Sublimeren- van vast naar gas
- rijpen- van gas naar vast
- stollen- van vloeibaar naar vast
- smelten- van vast naar vloeibaar
- verdampen- van vloeibaar naar gas
- condenseren- van gas naar vloeibaar
2
Stofeigenschappen= De eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
stofeigenschappen:
- fase
- kleur
- geur
- oplosbaarheid
- kookpunt
- smeltpunt
- elektrische geleidbaarheid
Bij een zuivere stof gaat het om één stof. Je kunt ze onderverdelen in elementen, moleculaire verbindingen en ionaire verbindingen. Thuis vind je een paar zuivere stoffen, bijvoorbeeld kristalsuiker en keukenzout. Moleculaire zuivere stoffen bestaan uit uitsluitend identieke moleculen.
Zuivere stof of een mengsel?
Een heldere, kleurloze vloeistof zou een zuivere stof kunnen zijn, bijvoorbeeld water of alcohol. Maar azijn of zeewater zijn ook helder dat betekent nog niet dat ze zuiver zijn. Om dat te kunnem onderzoeken of een stof zuiver of een mengsel is, kun je het kook- en/of smeltgedrag onderzoeken. Zuiver water kookt bij 100 graden. Dat is het kookpunt van water. Het smeltpunt van water is 0 graden.Als een zuiver stof kookt verandert de temperatuur niet tijdens het koken. Een zuivere stof heeft een kookpunt. En dit geld ook bij het smelten van een zuivere stof, maar dan heeft een zuivere stof een smeltpunt. Als je wijn aan de kook brengt. zie dat het koken begint bij 80 graden. Gedurende het koken stijgt het temperatuur tot 80 graden. Wijn heeft dus geen kookpunt, want de temperatuur verandert tijdens het koken dus wijn heeft een kooktraject. Nu je weet dat wijn een kooktraject heeft weet je ook dat het dus een mengsel is.
3
Een oplossing is een mengsel. Het is heldere, soms gekleurde vloeistof waarin andere stoffen zijn opgelost. Een oplossing is helder, omdat de opgeloste stof uiteen valt in kleine deeltjes die je niet kunt zien. De vloeistof waarin de andere stof is opgelost, heet het oplosmiddel. Het oplosmiddel is altijd een vloeistof.
Een suspensie is een fijne verdeling van een niet-opgeloste vaste stof in een vloeistof. Een suspensie is altijd een troebel. Meestal ontstaat er een neerslag van de niet-opgeloste vaste stof. Als je een suspensie met rust laat, zakken de vaste deeltjes langzaam naar de bodem dat noem je bezinken.
Een emulsie is een fijne verdeling van een niet-opgeloste vloeistof in een vloeistof. Een emulsie is daardoor een ondoorzichtige, troebele vloeistof. Bijvoorbeeld water en olie, de olie lost niet op in het water het blijft boven het water drijven. De vloeistof met de kleinste dichtheid drijft op de vloeistof met de grootste dichtheid. Om te voorkomen dat een emulsie ontmengt, voeg je een emulgator toe.
4
Door te scheiden kun je bijvoorbeeld de samenstelling van een mengsel te weten komen. Bij het scheiden van een mengsel maak je vaak gebruik van het verschil in stofeigenschappen van de bestandsdelen van het mengsel.
Suspensies kun je scheiden door middel van filtratie. Deeltjes die groter zijn dan de porien van het filtreerpapier worden tegengehouden. Dat stof dat overblijft op het filtreerpapier heet residu.De vloeistof die door het filter loopt heet het filtraat.
Een oplossing van een vaste stof kun je indampen. Bijvoorbeeld keuken die is opgelost in water. Je kunt deze oplossing indampen dat betekent dat je het kookt, zodat het water verdampt en de keukenzout overblijft.
REACTIES
1 seconde geleden