Hoofdstuk 6 zuren en basen
Paragraaf 1. Eigenschappen van zuren
- Kleurt blauw lakmoespapier rood
- Kleurt rode koolsap rood
- Zuurgraad (pH) is lager dan 7
- Verwijderd kalkaanslag
Zure oplossing geleid stroom. Aan de negatieve elektrode ontstaat waterstofgas.
Zure oplossing bevat H+ -ionen en negatieve ionen zijn zuurrest-ionen.
Geconcentreerde zoutzuur = een hoge concentratie zoutzuur
Verdund zoutzuur= lage concentratie. Is vaak verdund met water.
Hoe hoger H+-concentratie, hoe zuurder, hoe lager de pH
Paragraaf 2 zuren en zure oplossingen
Een zuur is een stof die een H+ kan afstaan
Naam oplossing |
Notatie |
Naam zuurrest-ion |
Azijnzuur |
H+ (aq) + Ac- (aq) |
Acetaat-ion |
Zoutzuur |
H+ (aq) + Cl- (aq) |
Chloride-ion |
Salpeterzuuroplossing |
H+ (aq) + NO3- (aq) |
Nitraat-ion |
Zwavelzuuroplossing |
2 H+ (aq) + SO42- (aq) |
Sulfaat-ion |
Koolzuurhoudend water |
2 H+ (aq) + CO32- (aq) |
Carbonaat-ion |
Fosforzuuroplossing |
3 H+ (aq) + PO43- (aq) |
Fosfaat-ion |
Reacties:
Azijnzuur: HAl (l) > H+ (aq) + Ac- (aq)
Waterstofchloride: HCl (g) > H+ (aq) + Cl- (aq)
Salpeterzuur: HNO3 (l) > H+ (aq) + NO3- (aq)
Zwavelzuur: H2SO4 (l) > 2 H+ (aq) + SO42- (aq)
Koolzuurhoudend water: koolzuur = H2CO3
CO2 (g) + H2O (l) > H2CO3 (aq)
Koolzuur splits dan in H2CO3 (aq) > H+ (aq) + CO32- (aq)
Fosforzuur: H3PO4 (s) > 3 H+ (aq) + PO43- (aq)
Paragraaf 3 basen en basische oplossingen
- Kleurt rood lakmoespapier blauw
- Kleurt rodekoolsap groengeel
- Zuurgraad (pH) is hoger dan 7
- Lossen vetachtig vuil op
Een base is een deeltje dan een H+ kan opnemen
Naam base |
Formule |
Ammoniak |
NH3 (g) |
Zouten met hydroxide |
OH- |
Zouten met oxide-ion |
O2- |
Zouten met carbonaat-ion |
CO32- |
Een natronloog is natriumhydroxide-oplossing: NaOH (s) > Na+ (aq) + OH- (aq)
Kalkwater is calciumhydroxide-oplossing: Ca(OH)2 (s) > Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
Hoe hoger de OH—concentratie hoe hoger de pH
Paragraaf 4 zuur-basereacties
De zuur staat de H+-ionen af aan een base
Bv. Ontzuren van zoutzuur met behulp van natronloog
De zuur: zoutzuur De base: natronloog
De H+ moet reageren met een negatief-ion dus in dit geval OH-
Voor de reactie |
Zuur-base reactie |
Na de reactie |
H+ (aq) Cl- (aq) Na+ (aq) OH- (aq) |
H+ (aq) + OH- (aq) > H2O (l) |
H2O (l) Na+ (aq) en Cl- (aq) = tribune-ionen (doen niet mee aan de reactie) |
Neutraliseren van ammoniak:
Ammoniak is een base, om die wat minder base te maken kies je een zuur die vervolgens niet meedoet met de reactie. Hierbij moet de ammoniak minder sterk worden.
Voor de reactie |
Zuur-base reactie |
Na de reactie |
H+ (aq) SO42- (aq) NH3 (aq) |
H+ (aq) + NH3 (aq) > NH4+ (aq) |
H2O NH4+ (aq) SO42- (aq) tribune-ion |
Zuur-basereacties die kunnen ontstaan:
OH- als base: H+ (aq) + OH- (aq) > H2O (l)
O2- als base: 2 H+ (aq) + O2- (aq) > H2O (l)
CO32- als base: 2 H+ (aq) + CO32- (aq) > CO2 (g) + H2O (l)
NH3 als base: H+ (aq) + NH3 (aq) > NH4+ (aq)
Paragraaf 5 zuren en basen in het milieu
SO2 (g) NOx (g) en NH3 (g) veroorzaakt zure regen.
Zwaveldioxide en stikstofoxide worden in de lucht omgezet in zwavelzuur (SO42-) en salpeterzuur (NO3-)
Ammoniak word in de grond d.m.v. bacteriën omgezet in salpeterzuur
Paragraaf 6 Titraties
Titreren is een manier om te bepalen hoeveel er van een bepaalde stof (zuur of base) aanwezig is.
Het omslag punt van zuur naar base of andersom is het eindpunt van de titratie. Kun je zien met indicatoren.
Vb. er moet minimaal in keukenazijn 4g azijnzuur in 100 mL zitten
Er word 25 Ml keukenazijn afgemeten en 19.4 mL natronloog is het omslagpunt
Gegeven is dat 1 mL natronloog overeen komt met 55 mg azijnzuur
Natronloog |
Azijnzuur |
|
Gegeven |
1 mL |
55 mg |
Gevraagd |
19,4 mL |
? |
1mL x ? = 19,4 mL x 55 mg = 1067mg per 25Ml
1067 x 4 = 4268 mg = 4,3g per 100 Ml DUS DAT KAN, HET IS MEER DAN 4G
REACTIES
1 seconde geleden