Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5: elementen

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 384 woorden
  • 13 februari 2009
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Scheikunde
Samenvatting hoofdstuk5

§1:

In een kringloopschema staat een niet-ontleedbare stof en de stoffen die bij chemische reacties hieruit kunnen ontstaan. Uit die andere stoffen kan dan op een of andere manier weer de niet-ontleedbare stof ontstaan.

§2:

Een stof is opgebouwd uit moleculen. Een zuivere stof heeft zijn eigen soort moleculen, bijv; water - watermoleculen en suiker – suikermoleculen. Een zuivere stof bestaat dus uit één soort moleculen. Bij een mengsel zijn er meerdere stoffen door elkaar heen, dus meerdere soorten moleculen. Bij reacties verdwijnen moleculen, maar atomen blijven behouden. Atomen zijn de kleinere deeltjes waaruit moleculen bestaan.

Aluminium Al

Nikkel Ni
Fluor F
Barium Ba
Platina Pt
Fosfor P
Cadmium Cd
Radium Ra
Helium He
Calcium Ca
Tin Sn
Jood I
Chroom Cr
Titaan Ti
Koolstof C
Goud Au
Uraan U
Neon Ne
Kalium K
Wolfraam W
Silicium Si
Koper Cu
IJzer Fe
Stikstof N
Kwik Hg
Zilver Ag
Waterstof H
Lood Pb
Zink Zn
Zuurstof O
Magnesium Mg
Argon Ar
Zwavel S
Mangaan Mn
Broom Br
Natrium Na
Chloor Cl

Atomen die de basis vormen van alle stoffen noemen we elementen. Niet-ontleedbare stof: één atoomsoort, dus één element. Ontleedbare stof: bevat meer dan één atoomsoort, dus ook meer dan één element. Bij een chemische reactie verdwijnen de stoffen, maar de elementen blijven behouden.

§3:

s = vaste stof

l = vloeistof
g = gas
aq = opgelost in water

O -> oxide
F -> fluoride
Cl -> chloride
Br -> bromide
I -> jodide
S -> sulfide

Reactieschema in woorden: tenoriet (vast)  koper (vast), zuurstof (gas)
Reactieschema in symbolen: Cu,O(s)  Cu(s), O(g)

§4:

De massa van alle stoffen voor de reactie is samen even groot als de massa van alle reactie-producten na de reactie.
Stoffen reageren met elkaar in een bepaalde vaste verhouding ; massaverhouding.

Massaverhoudingen:
Reactie tussen: Massaverhouding:
ijzer en zuurstof 7 : 2
koolstof en zuurstof 3 : 8

waterstof en zuurstof 1 : 8
natrium en chloor 2 : 3
ijzer en zwavel 7 : 4
calcium en zwavel 5 : 4

De stappen bij rekenen aan reacties:
1. Schrijf het reactieschema in symbolen op.
2. Noteer welke stof er gegeven is en welke gevraagd wordt.
3. Schrijf de massa verhouding eronder.
4. Schrijf de gegeven massa op onder de stof waar het over gaat.
5. Reken met behulp van de verhoudingen de gevraagde massa uit.

§5:

Metalen hebben een paar dezelfde eigenschappen. Ze glimmen en geleiden stroom.
Als er een metaal met zuurstof en water reageert, heet dat corrosie (het gaat roesten).
Het reactieproduct van de corrosie bedekt dan het

REACTIES

I.

I.

Dit is van het hoofdtuk 4 en niet 5.
Verder een mooie samenavtting ;)
groetjes, Imane

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.