§1 Wat zijn de bouwstenen van stoffen?
- Een zuivere stof bestaat uit één molecuulsoort.
- Een mengsel bestaat uit meerdere moleculen.
- In een vaste stof bevinden de moleculen zich op een vaste plaats, dicht bij elkaar.
- In een vloeistof kunnen moleculen zich vrij langs elkaar bewegen.
- In een gas is de afstand tussen de moleculen groot.
- Een molecuul bestaat uit kleinere deeltjes: atomen.
- Atomen zijn niet te vernietigen.
- Er zijn ongeveer 100 atoomsoorten, elementen genaamd.
- Ieder element heeft zijn eigen symbool.
§2 Hoe geef je atomen en moleculen weer?
- De molecuulformule geeft aan welke soort atomen en hoeveel daarvan aanwezig zijn in een molecuul van een moleculaire stof.
- In een molecuultekening geef je de atomen van een molecuul met bollen weer.
- Het aantal atomen in een molecuul geef je weer met een index.
- Het aantal moleculen geef je aan met een coëfficiënt.
- – 1= mono
– 2= di
– 3= tri
– 4= tetra
– 5= penta
– 6= hexa
§3 Een beter atoommodel
- Zouten zijn stoffen die uit positieve en negatieve ionen (deeltjes met een lading) zijn opgebouwd.
- Een oplossing van zout en water geleidt de elektrische stroom goed.
- Een oplossing van een moleculaire stof geleidt de stroom goed.
- Het aantal protonen, het atoomnummer, bepaalt de atoomsoort.
- In een neutraal atoom is het aantal protonen gelijk aan het aantal elektronen.
- Het aantal protonen en neutronen samen is het massagetal.
§4 Hoe kun je de elementen ordenen?
Dit wil je ook lezen:
- Zie periodiek systeem der elementen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden