Formule |
Naam |
CH4 |
Methaan |
C2H6 |
Ethaan |
C3H8 |
Propaan |
C4H10 |
Butaan |
C5H12 |
Pentaan |
C6H14 |
Hexaan |
Alkanen
- Alkanen zijn een deelverzameling van de koolwaterstoffen, algemene formule: CnH2n+2
- Als je alleen koolstofatomen tekent in een structuurformule heb je een koolstofskelet (propaan= C-C-C ipv CH3-CH2-CH3)
- Verschillende stoffen met dezelfde formule zijn isomeren, deze hebben een verschillende structuurformule & eigenschappen.
- Een structuurformule kan vertakt en onvertakt zijn.
Systematische naamgeving
Zijtakken |
Naam |
-CH3 |
Methyl |
-CH2-CH3 |
Ethyl |
-CH2-CH2-CH3 |
Propyl |
-CH-CH3 CH3 |
(1-methylethyl) |
- Bij systematische naamgeving geef je de stof een naam op grond van de structuurformule. De hoofdketen (langst onderbroken koolstofketen) vormt een belangrijk onderdeel. Deze heeft een stamnaam (zie tabel hierboven hoeveel koolstofatomen in hoofdketen bij welke naam)
- De zijgroep heeft een aparte naam. Deze zijn afgeleid van de stamnamen. Als de zijgroep andere atomen dan C of H bevat, is het een karakteristieke groep.
- een zijgroep kan op verschillende plaatsen zitten. Dit geef je aan met een plaatsnummer. Je geeft je koolstofatomen van de hoofdketen een nummer (in 1 richting!, zo laag mogelijk).
- Bij meerdere dezelfde zijgroepen geef je een numeriek voorvoegsel. (di, tri, tetra enz.)
- De systematische naam zet je altijd in alfabetische volgorde.
Onverzadigde koolwaterstoffen
- Als je een onverzadigde verbinding hebt, heb je te maken met een alkeen (Cn+H2n), deze heeft ergens een dubbele binding. Als er een drievoudige binding is, heb je te maken met een alkyn (Cn+H2n-2).
- Je moet ook plaatsnummers gebruiken voor de plek waar de binding is (bij een buteen/butyn of hoger).
- Bij naamgeving zet je bij alkenen ipv -aan -een en bij alkynen -yn.
Additiereactie
- Onverzadigde verbindingen reageren met andere stoffen. De dubbele binding springt dan open en beide koolstofatomen krijgen de mogelijkheid om een ander atoom of atoomgroep te binden. Dit is een additiereactie (2 beginstoffen en 1 reactieproduct).
- H2, F2, Cl2, Br2, I2, HCl, HBr en H2O kunnen een additiereactie aangaan met een alkeen.
Substitutiereactie
- Onder invloed van licht reageren koolwaterstoffen op andere stoffen. Er wordt dan 1 waterstofatoom vervangen door een ander atoom. Dit is een substitutiereactie.
- met de halogenen, F2, Cl2 en Br2 kan een alkaan deze reactie aangaan. Je gebruikt per alkaanmolecuul meer moleculen halogeen.
Ringvormige koolwaterstoffen
- Als bij een langer alkaan het laatste koolstofatoom met het eerst bindt, ontstaat er een ringvormige koolwaterstof (cycloalkaan). Bij de naamgeving zet je het voorvoegsel cyclo-.
- Benzeen (C6H6) is een cyclohexaan mist 6 waterstofatomen. Het heeft geen dubbele bindingen, maar een ring in het midden bestaand uit 6 elektronen. Veel koolstofbindingen hebben deze Benzeenring.
- Stoffen met een benzeenring heten aromaten (ruiken sterk). Je hebt ook alifatische verbindingen, alle koolwaterstoffen zonder benzeenring.
Alcoholen en aminen
- Alcoholen bevatten een OH-groep (hydroxylgroep). Als slechts een waterstofatoom door een hydroxylgroep is vervangen heb je een alkanol. In de naamgeving laat je dit zien door achter de stamnaam -ol te zetten (methanol). Bij 2 OH groepen -diol enz.
- Aminen bevatten een NH2-groep (aminogroep). Bij slechts een aminogroep spreek je van een alkaan-amine. Dit laat je zien door achter de stamnaam -amine te zetten. Je laat ook weer zien waar hij zit (ook bij alkanol) dmv plaatsnummer. Bij 2 NH2groepen -diamine enz.
- Als een molecuul een alkanol en een alkaan-amine bevat gebruik je het voorvoegsel amino- en het achtervoegsel -ol.
REACTIES
1 seconde geleden