Paragraaf 3.1, zouten in water
Als een zout oplost in water wordt het ionrooster afgebroken à ionbindingen worden verbroken à ionen zijn omringd met watermoleculen à negatieve kant watermolecuul richt zich op positieve kant ion en andersom.
Binding tussen ion en watermolecuul = ion-dipoolbinding. Ionen die omringd zijn door water zijn gehydrateerd = hydratatie
Oplossen is geen chemische reactie maar faseverandering
Oplosvergelijking: NaCl (s) à Na+ (aq) + Cl- (aq)
Indampvergelijking: Na+ (aq) + Cl- (aq) à NaCl (s)
Niet alle zouten lossen even goed op (zie tabel 45A)
Bij reageert met water reageert een oxide-ion met een watermolecuul en twee hydroxide-ionen ontstaan.
Na2O (s) + H2O (l) à 2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)
Triviale naam
Chemische samenstelling
Natronloog
Oplossing van NaOH in water
Kaliloog
Oplossing van KOH in water
Kalkwater
Oplossing van Ca(OH)2 in water
Barietwater
Oplossing van Ba(OH)2 in water
Paragraaf 3.2, neerslagreacties
Als je 2 zoutoplossingen bij elkaar doet ontstaat soms een combinatie van ionen die een slecht oplosbaar zout vormen à neerslagreactie treedt op à suspensie wordt gevormd. De vaste stof die ontstaan is kan verwijderd worden door de suspensie te filtreren. In het residu blijft het neerslagzout over. De ionen in het filtraat vormen alleen combinaties van goed oplosbare zouten.
Met neerslagreacties kan je ionen uit een oplossing halen
VB: Al3+ (aq) + PO43- (aq) à AlPO4 (s)
Met neerslagreacties kan je (slecht oplosbare) zouten bereiden
Twee zoutoplossingen bij elkaar, neerslagreactie, suspensie filtreren en het residu met demiwater spoelen en drogen. Er kan het best gewerkt worden met natrium- en nitraatzouten om te voorkomen dat er een tweede zout neerslaat.
Paragraaf 3.3, significante cijfers
- Wordt geteld vanaf het eerste cijfer dat geen 0 is.
- Het laatste cijfer is nog altijd onzeker à meerdere metingen doen
- Wetenschappelijke notatie: 40,8 = 4,08 x 101
Afwijking in volumetrisch glaswerk is vaak heel klein omdat het door de fabrikant geijkt is.
Telwaardes zijn natuurlijke getallen, het zijn altijd gehele getallen. Atoomnummer en massagetal zijn ook telwaardes. Bij metingen meet je meetwaardes.
1. Bij + en – wordt het eindantwoord afgerond op het aantal decimalen van de waarde met het minste aantal decimalen.
VB: 1,003 + 0,5 = 1,5
2. Bij delen en x wordt het eindantwoord afgerond op het aantal significante cijfers van de waarde met het minste aantal significante cijfers
VB: 3,34 x 5,026 = 16,8
3. Wanneer in de berekening zowel wordt opgeteld (of - ) als vermenigvuldigd (of /) treedt eerst regel 1 in werking en dan regel 2.
4. Volgt op het laatste significante cijfer een 0, 1, 2, 3 of 4, dan blijft het laatste cijfer staan. Volgt op het laatste significante cijfer een 5, 6, 7, 8 of 9, dan wordt het laatste cijfer met één verhoogd.
5. Verantwoord afronden tijdens de berekening betekent dat tussenantwoorden met minimaal twee significante cijfers méér opgeschreven worden dan het eindantwoord. Beter is het om tussendoor helemaal niet af te ronden.
Paragraaf 3.4, Gehaltes
Niet in gram per liter maar in mol per liter.
Mol per liter = molariteit
[ A ] = molarteit van deeltje A in mol per liter (mol/liter)
[ A ] = n/V
n = aantal mol
V = volume in Liters
1 mol Pb(NO3)2 bestaat uit 1 mol Pb2+ -ionen en 2 mol NO3- ionen.
Vb. Een oplossing calciumchloride heeft een concentratie van 0,85 M. Bereken de molariteit van de ionen in de oplossing.
Antw: De oplosvergelijking van calciumchloride luidt als volgt:
CaCl2 (s) à Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
Uit 1 mol CaCl2 (s) ontstaan 1 mol calciumionen en 2 mol chloride-ionen. Per liter oplossing geldt:
In mol
CaCl2(s)
Ca2+ (aq)
Cl- (aq)
Begin
0,85
0
0
Verandering (delta)
-0,85
+0,85
+1,7
Eind
0
0,85
1,7
[Ca2+] = 0,85 M
[Cl-] = 1,7 M
Vb. Bij 450 mL 0,260 M natriumcarbonaatoplossing wordt 600 mL 0,35 M zilvernitraatoplossing geschonken Hoeveel gram neerslag ontstaat er?
Antw:
CO32-
NO3-
Na+
g
g
Ag+
s
g
2 Ag+ (aq) + CO32- (aq) à Ag2CO3 (s)
Het neerslag dat ontstaat is zilvercarbonaat. Hoeveel neerslag er kan ontstaan, is afhankelijk van de hoeveelheid zilver- en carbonaationen in de oplossingen.
Aantal mol Ag+
n = [ Ag+ ] x V
n = 0,35 x 0,600 = 0,21 mol
Aantal mol CO32-
n = [CO32-] x V
n = 0,260 x 0,450 = 0,117 mol
Ag+ en CO32- reageren in molverhouding 2:1. Als alle zilverionen reageren, is er dus 0,21/2 = 0,105 mol carbonaat nodig. Er is 0,117 mol carbonaat aanwezig. De carbonaat-ionen zijn dus in overmaat aanwezig.
In mol
Ag+ (aq)
CO32- (aq)
Ag2CO3 (s)
Begin
0,21
0,117
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden