Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 437 woorden
  • 13 mei 2008
  • 76 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
76 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Scheikunde H2
2.1

In de scheikunde verstaan we onder stoffen datgene waaruit wijzelf en alles om ons heen bestaat. Er bestaan miljoenen verschillende moleculen die weer zijn opgebouwd uit atomen.

2.2

Stofeigenschappen;;
Elke stof heeft stofeigenschappen. De bekendste zijn kleur, geur, smaak en brandbaarheid. Geen twee verschillende stoffen hebben dezelfde stofeigenschappen. Elke stof heeft unieke ‘n combinatie van stofeigenschappen.
Andere stofeigenschappen;
Kleur Brandbaarheid
Geur Kookpunt
Smaak Smeltpunt
Fase bij kamertemperatuur Dichtheid
Oplosbaarheid in water Uitzetting
Geleidingsvermogen voor elektrische stroom Corrosiebestendigheid
Geleidingsvermogen voor warmte Afbreekbaarheid
Giftigheid

Fasen;;
Stoffen kunnen voorkomen in 3 fasen: de vaste, vloeibare en gasvormige fase.

Stofconstanten;;
De temperatuur waarbij een stof overgaat van de vaste in de vloeibare fase heet het smeltpunt van een stof.
De temperatuur waarbij een stof overgaat van de vloeibare naar de gasvormige fase heet het kookpunt van een stof.
Elke stof heft een eigen smeltpunt en kookpunt. Deze stofeigenschappen worden ook wel stofconstanten genoemd.

Een stofconstante is een stofeigenschap die wordt uitgedrukt in een getal, gevolgd door een eenheid.

Temperatuur in K = temperatuur in graden C + 273

Een stof is vast bij en temperatuur die lager is dan het smeltpunt.
Een stof is vloeibaar bij een temperatuur die tussen het smeltpunt en het kookpunt in ligt.
Een stof is gasvormig bij een temperatuur die hoger is dan het kookpunt.

Ook de dichtheid van een stof is een voorbeeld van een stofconstante. De dichtheid geeft aan hoe groot de massa is van een bepaald volume van die stof. De eenheid wordt uitgedrukt in kilogram per kubieke meter.

(s) = solid = vaste stof
(l) = liquid = vloeistof
(g) = gas

Moleculen in verschillende fasen;;

Als een stof overgaat van de vloeibare fase naar de gasvormige fase verspreiden de moleculen zich over een zeer groot volume.
Deze faseovergang noemen we verdampen.

In de vaste fase trillen de moleculen op een vast punt. Als de temperatuur stijg gaan de moleculenheftiger trillen. Op het gegeven ogenblik verlaten de moleculen hun vaste plaats en gaan ze over in de vloeibare fase. Deze faseovergang heet smelten.

In een vloeistof trillen de moleculen nog een beetje en bewegen langs en over elkaar. Als de temperatuur te hoog wordt schieten de moleculen uit de vloeistof en gaan over in de gasvormige fase. Dit heet verdampen.

De temperatuur waarbij overal in de vloeistof dampbellen ontstaan, noemen we het kookpunt. Boven deze temperatuur komt de stof alleen maar voor in de gasvormige fase.

- Aan een vaste stof kan een bepaalde vorm worden gegeven.
- Vloeistoffen kunnen stromen.
- Gassen verspreiden zich over de gehele beschikbare ruimte.

Bij een fase-overgang veranderen alleen de bewegingsmogelijkheden van de moleculen, niet de moleculen zelf. De identiteit van de stof blijft dus behouden: er treedt geen scheikundige reactie op.

REACTIES

M.

M.

Heel erg bedankt! Heeft me heel erg geholpen!!! X

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.